Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/10/586501 / HA ZA 19-1104
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 15 april 2021, waarmee Intervlees in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 januari 2021 (hierna ook: het vonnis waarvan beroep);
- de memorie van grieven van Intervlees, met bijlagen 1-3;
- het arrest van dit hof van 10 augustus 2021, waarmee een mondelinge behandeling is gelast die evenwel niet is doorgegaan;
- de memorie van antwoord van GVFI;
- bijlage 4, die Intervlees ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
Rotterdam arrivals:
Rejection can be done at the veterinarian checkpoint and in some cases at the terminal (your TTH contact can assist in these cases).
After rejection there are 3 options: 1) Return country of origin 2) Destruction 3) Re export outside EU with acceptance letter from the Veterinarians of consignee. […]”
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroepWas het vlees per de risicodatum non-conform?
carne fracavan de Braziliaanse politie – waarvan het Europese importverbod klaarblijkelijk het gevolg was – in relatie tot haar eigen slachterijen, zoals blijkend uit het bericht van 20 maart 2017 op de website van JJZ. Aan dat politieonderzoek was twee jaar vooronderzoek voorafgegaan en daarin hadden vanaf 17 maart 2017 invallen plaatsgevonden. Dit onderzoek legde een grote fraude bloot bij vele vleesverwerkende bedrijven, waarin corrupte landbouwinspecteurs bedorven of anderszins ongezonde partijen vlees goedkeurden, aldus Intervlees. Aan de eigen visie van JJZ op dit punt, die JJZ drie dagen na de start van de invallen op haar website ten beste had gegeven, komt volgens Intervlees geen relevante betekenis toe.
carne fraca-onderzoek dat kort na de risicodatum tot invallen bij bedrijven in de Braziliaanse vleesindustrie en daarna tot het gewraakte EU-importverbod met betrekking tot onder meer van JJZ afkomstig vlees had geleid (hiervoor, 6.5). Dat importverbod had volgens Intervlees te maken met de slachtomstandigheden bij de slachterijen van JJZ, ook al ten tijde van de risicodatum en, zo bedoelt zij klaarblijkelijk, ten tijde van de slacht/productie van het vlees in kwestie. Ook verwijst Intervlees nog naar het voornemen tot weigering van de NVWA van 30 maart 2017 (hiervoor, 3.9), waarin als reden voor de voorgenomen weigering is aangevoerd dat het gaat om (vlees afkomstig van) een niet-erkende inrichting inzake diergezondheid en inzake volksgezondheid.
carne fraca-invallen op 17 maart 2017 niet relevant anders waren dan ten tijde van de productie van de door GVFI aan Intervlees verkochte partij vlees, dat JJZ op enigerlei wijze in het
carne fraca-onderzoek was betrokken en ook dat (informatie bij de douaneautoriteiten en/of NVWA over) het
carne fraca-onderzoek en de betrokkenheid van JJZ daarin de aanleiding en oorzaak waren voor het importverbod. Met dat uitgangspunt staat echter nog niet vast dat het importverbod is terug te voeren op (relevante) slacht- en/of overige voor dierenwelzijn, volksgezondheid dan wel andere voor de import in de EU relevante feitelijke omstandigheden bij JJZ op de risicodatum of ten tijde van de productie van de partij vlees, en dus in die zin (dan wel anderszins) is terug te voeren op (voor de verhandelbaarheid relevante) eigenschappen die de partij vlees op de risicodatum al had. In dit verband is wel degelijk van belang wat JJZ op 20 maart 2017 op haar website heeft verklaard naar aanleiding van het
carne fraca-onderzoek. JJZ verwijst in die verklaring naar het 353 pagina’s tellende gerechtelijke bevel dat aan het onderzoek ten grondslag ligt en dat zij op haar website heeft gepubliceerd. Daarin wordt volgens de verklaring van JJZ slechts in één paragraaf melding gemaakt van misbruik (
misuse) van JJZ door een inspecteur van het ministerie van Landbouw. Verder stelt JJZ, kort gezegd, dat er gedurende het onderzoek nooit verdenkingen van malversaties bij JJZ zijn geweest, dat de productie nooit is stilgelegd, dat zij zich niet bezighoudt met het type vleesproductie waarop het onderzoek betrekking heeft (de productie van ‘cold cuts and sausages’) en dat zij werkt volgens alle regels en voorschriften van de overheid. Aan Intervlees kan worden toegegeven dat deze verklaring van JJZ op zichzelf niet noodzakelijkerwijs als juist hoeft te worden aangemerkt, maar het is wel een verklaring van feitelijke aard die verwijst naar een externe/onafhankelijke bron – het gerechtelijk bevel – en daarin had Intervlees aanleiding moeten zien om nader te adstrueren, tegenover de betwisting van GVFI, welke concrete eigenschappen die de partij vlees op de risicodatum al had, de beoogde import in de EU verhinderden . Dat heeft zij evenwel nagelaten. De conclusie moet daarom luiden dat Intervlees haar stelling dat het vlees per de risicodatum non-conform was onvoldoende heeft onderbouwd tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door GVFI. Dat JJZ nog immer niet vermeld staat op de lijst van erkende bedrijven voor import in de EU (hiervoor, 3.12) maakt dit niet anders. Dat zou vele redenen kunnen hebben die met feitelijke omstandigheden bij JJZ niets te maken hebben.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt Intervlees in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van GVFI begroot op € 15.444 tot op heden en op € 163 aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening hiervan heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen worden verhoogd met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) vanaf veertien dagen na de datum van dit arrest, respectievelijk, wat de genoemde € 85 betreft, na de datum van betekening ervan;
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.