Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 1 juli 2021 waarmee Barco in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 april 2021 (hierna: het Vonnis);
- de memorie van grieven van Barco, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van Kindermann, met bijlagen;
- het schorsingsverzoek zijdens Barco van 19 april 2022;
- het tegen het schorsingsverzoek gemaakte bezwaar van Kindermann bij brief van 20 april 2022;
- de beslissing van het hof van 26 april 2022 inhoudende toewijzing van het schoringsverzoek van Barco en verwijzing naar de rol van 4 oktober 2002 voor het inlichten van het hof over de stand van zaken in de oppositieprocedure;
- de brief zijdens Kindermann d.d. 3 oktober 2022, waarin zij het hof verzoekt een datum voor de mondelinge behandeling te bepalen;
- de akte uitlating gevolgen oppositieprocedure bij het EOB, aan de zijde van Barco, ingekomen op 4 oktober 2023, waarin zij verzoekt de procedure aan te houden totdat de beslissing van de Technische Kamer van Beroep, in het door Barco in te stellen beroep, in kracht van gewijsde is gegaan;
- de beslissing van het hof van 11 oktober 2022 waarbij het hof de schorsing van de procedure heeft opgegeven en heeft bepaald dat verhinderdata dienen te worden opgegeven boor het bepalen van de mondelinge behandeling, die vervolgens is bepaald op 27 maart 2023;
- de akte intrekking vorderingen en in het geding brengen productie, aan de zijde aan Barco, ingekomen op 9 maart 2023;
- de antwoordakte, tevens specificatie proceskosten, aan de zijde van Kindermann, ingekomen op 17 maart 2023;
- de akte houdende reactie op de proceskostenspecificatie van Barco, aan de zijde van Kindermann, ingekomen op 23 maart 2023;
- de antwoordakte proceskosten aan de zijde van Barco, ingekomen op 27 maart 2023.
3.Vorderingen in hoger beroep
Barco heeft het hof laten weten in de zaak met nummer 200.299.552 haar vorderingen te willen intrekken. Dat betekent dat uitsluitend over de (hoogte van de) proceskosten behoeft te worden beslist. Het komt het hof voor dat daarvoor de mondelinge behandeling die is gepland op 27 maart a.s. geen doorgang behoeft te vinden. Het hof stelt voor dat beide partijen op vrijdag 17 maart een proceskostenspecificatie indienen en dat ieder op 24 maart (tegelijkertijd) een akte neemt om op de proceskostenspecificatie van de wederpartij te reageren, waarna het hof daarop arrest zal wijzen. Graag verneem ik of u zich hiermee kan verenigen.”
4.Beoordeling in hoger beroep
5.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 april 2021;
- veroordeelt Barco tot vergoeding van de proceskosten van Kindermann in hoger beroep, begroot op € 75.754,89 aan proceskosten en griffierecht, te vermeerderen met € 173,- aan nasalaris, te verhogen met € 90,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze kostenveroordeling is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 90,00, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.