ECLI:NL:GHDHA:2023:157

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
200.301.031/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van gezamenlijk gezag over een minderjarige na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezamenlijk gezag over een minderjarige. De moeder, die in eerste aanleg alleen het ouderlijk gezag uitoefende, was in hoger beroep gekomen tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam die het gezag had gewijzigd in gezamenlijk gezag met de vader. De moeder stelde dat de communicatie tussen haar en de vader niet goed verliep en dat de vader misbruik maakte van zijn gezagspositie. De vader daarentegen betwistte deze beschuldigingen en stelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige was.

Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking van de rechtbank en de ingediende stukken. Het hof oordeelde dat, hoewel de communicatie tussen de ouders niet vlekkeloos was, zij in staat waren om gezamenlijk beslissingen te nemen over de minderjarige. Het hof heeft geen bewijs gevonden voor het misbruik van gezag door de vader en concludeerde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist. De moeder's verzoek om de bestreden beschikking te vernietigen werd afgewezen, en het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank.

De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van samenwerking tussen ouders in het belang van hun kind, zelfs wanneer de communicatie moeilijk is.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team familie
zaaknummer : 200.301.031/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 21-734
zaaknummer rechtbank : C/10/612308
beschikking van de meervoudige kamer van 1 februari 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.M. Buijs-van Bemmel te Krimpen aan den IJssel
tegen
[verweerder] ,
wonende op een geheim adres,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. W.J.G. Schröder te Rotterdam.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 juni 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 17 september 2021 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 6 december 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de moeder van 25 november 2021 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum;
- een journaalbericht van de moeder van 2 december 2022 met bijlagen, ingekomen op 5 december 2022.
2.4
De raad heeft per brief van 28 november 2022 kenbaar gemaakt niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 14 december 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De raad is, zoals aangekondigd, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Uit de moeder is geboren: [minderjarige] , op [geboortedatum] 2017, te [geboorteplaats] , hierna te noemen: de minderjarige.
3.3
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 13 september 2018 is, voor zover in hoger beroep van belang, aan de vader vervangende toestemming verleend voor erkenning van de minderjarige.
3.4
De vader heeft de minderjarige op 22 januari 2019 erkend.
3.5
De moeder oefende tot aan de bestreden beschikking alleen het ouderlijk gezag over de minderjarige uit.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het ouderlijk gezag over de minderjarige gewijzigd in die zin dat de vader en de moeder het gezag over de minderjarige voortaan gezamenlijk uitoefenen. Die beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder is het niet eens met die beslissing. Zij verzoekt het hof om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de vader om hem samen met de moeder met het gezag te belasten, af te wijzen, kosten rechtens.
4.3
De vader verzet zich daartegen. Hij verzoekt het hof het beroep van de moeder te verwerpen.

5.De beoordeling

Standpunten van partijen
5.1
De moeder stelt dat zij alleen belast dient te blijven met het ouderlijk gezag over de minderjarige omdat dat in het belang van de minderjarige is. Partijen kunnen niet goed met elkaar communiceren. Volgens de moeder maakt de vader misbruik van zijn gezagspositie, bijvoorbeeld door eenzijdig een oudergesprek op de school van de minderjarige in te plannen. De vader overlegt niet met de moeder over gezagskwesties. De moeder verwacht niet dat zij en de vader in staat zijn gezamenlijk overleg te voeren over kwesties betreffende de minderjarige. Zij heeft er geen vertrouwen in dat een gezamenlijke uitoefening van het gezag in de praktijk zal werken. De bestreden beschikking moet daarom worden vernietigd.
5.2
De vader stelt dat de rechtbank op de juiste gronden heeft beslist om hem samen met de moeder te belasten met het gezag over de minderjarige. De vader wil graag zijn ouderlijke verantwoordelijkheid dragen. De vader betwist uitdrukkelijk dat hij misbruik maakt van zijn gezagspositie. De vader is van mening dat de communicatie tussen partijen redelijk verloopt. De bestreden beschikking moet dan ook worden bekrachtigd.
Juridisch kader
5.3
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Overwegingen van het hof
5.4
Het wettelijke uitgangspunt is dat een verzoek tot gezamenlijk ouderlijk gezag zoals het onderhavige wordt toegewezen; een afwijzing van een dergelijk verzoek geschiedt slechts in de twee in artikel 1:253c lid 2 BW genoemde uitzonderingsgevallen.
5.5
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en beslist zoals zij heeft gedaan. Het hof neemt de gronden over en maakt deze, na een eigen afweging, tot de zijne. In hoger beroep is niet gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot een andersluidend oordeel. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
5.6
Het hof stelt vast dat de communicatie tussen partijen nog steeds niet vlekkeloos verloopt. Echter, ter zitting is gebleken dat partijen waar nodig gezamenlijk beslissingen hebben kunnen nemen. Zo hebben zij in onderling overleg de zorgregeling tussen de vader en de minderjarige gewijzigd. Daarnaast zijn partijen in staat gebleken met elkaar te communiceren over andere zaken die het welzijn van de minderjarige raken; dat was het geval toen de minderjarige ziek was.
5.7
Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de vader in de afgelopen periode misbruik heeft gemaakt van zijn gezagspositie. Het voorbeeld dat de moeder noemt over het door de vader eenzijdig inplannen van een oudergesprek op school levert geen misbruik van gezag op, maar laat wel zien dat het wenselijk is dat partijen zich in het belang van de minderjarige welwillend naar elkaar opstellen. Voor het hof is duidelijk geworden dat partijen geneigd zijn met een beschuldigende vinger naar de ander te wijzen. Het hof doet een beroep op partijen om in het belang van de minderjarige te werken aan hun onderlinge communicatie en om elkaar als gezaghebbende ouder te respecteren en de nodige ruimte te geven.
5.8
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
Proceskosten
5.9
Het hof zal, gelet op de familierechtelijke aard van de zaak, de proceskosten compenseren.
5.1
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
wijst het hoger beroep van de moeder af;
bekrachtigt de bestreden beschikking;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F. Ibili, J.M. van de Poll en M.J. Vonk, bijgestaan door mr. P.J. Salomons als griffier en is op 1 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.