ECLI:NL:GHDHA:2023:1534

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
200.318.994
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en de loondoorbetalingsverplichtingen van de werkgever

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de werknemer [geïntimeerde] met de vennootschap onder firma Dreams Factor Transports (DFT). De centrale vraag was of [geïntimeerde] zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd vóór de afgesproken einddatum van 1 augustus 2022 had opgezegd. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst niet eerder dan op 1 augustus 2022 was geëindigd en had [geïntimeerde] een aanzegvergoeding en transitievergoeding toegekend. DFT c.s. voerden in hoger beroep aan dat de kantonrechter de feiten onjuist had weergegeven en dat [geïntimeerde] zijn arbeidsovereenkomst per 1 juni 2022 had beëindigd. Het hof oordeelde dat uit de correspondentie en verklaringen van [geïntimeerde] niet kon worden afgeleid dat hij duidelijk en ondubbelzinnig zijn arbeidsovereenkomst had opgezegd. Het hof concludeerde dat DFT c.s. nalatig waren geweest in het verifiëren van de wil van [geïntimeerde] om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde DFT c.s. in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.318.994/01
Zaaknummer rechtbank : 10055063 RL EXPL 22-13431
arrest op grond van art. 254 Rv. van 15 augustus 2023
inzake

1.de vennootschap onder firma Dreams Factor Transports,

gevestigd te ’s-Gravenzande, gemeente Westland,
2
[appellant 2],
3.
[appellant 3],
wonende te ’ [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. T.W.F. Bijloo te Den Haag,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. P. Vermeulen te Amsterdam.
Appellanten worden hierna gezamenlijk DFT c.s. genoemd en ieder afzonderlijk DFT respectievelijk [appellant 2] en [appellant 3] . Geïntimeerde wordt hierna [geïntimeerde] genoemd.

1.Waar de zaak over gaat

In deze zaak staat in hoger beroep ter beoordeling of de werknemer [geïntimeerde] al dan niet vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ontslag heeft genomen bij de werkgever DFT. Het antwoord is van belang voor de vraag hoever de loondoorbetalingsverplichtingen van de werkgever DFT reiken.

2.De processtappen

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van 4 oktober 2022 (hierna: het bestreden vonnis) en de daarin genoemde processtukken;
- het exploot van 1 november 2022 waarbij DFT in beroep is gekomen van het bestreden vonnis;
- het arrest van dit hof van 6 december 2022 waarbij een mondelinge behandeling na aanbrengen is bevolen;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 23 januari 2023;
- de brief van [geïntimeerde] van 16 februari 2023 met een verzoek tot aanvulling van het proces-verbaal;
- de memorie van grieven met producties 1 tot en met 13;
- de memorie van antwoord met producties 1 tot en met 10.
2.2
Op 2 mei 2023 hebben partijen verzocht arrest te wijzen.

3.De feiten

Met inachtneming van wat in hoger beroep is komen vast te staan gaat het om het volgende.
3.1
DFT, waarvan [appellant 2] en [appellant 3] de vennoten zijn, richt zich op het aanbieden van koeriersdiensten in Den Haag.
3.2
[geïntimeerde] heeft met DFT meerdere arbeidsovereenkomsten gesloten, waaronder de overeenkomst met ingangsdatum 1 februari 2021 en einddatum 1 augustus 2022, voor de functie van koerier. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de vanaf 21 september 2021 algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst voor het Beroepsvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: de cao).
3.3
Op enig moment heeft [appellant 2] [geïntimeerde] opgedragen zijn taken uit te breiden met bezorgingen aan de klant Gamma in de Megastores in Den Haag.
3.4
Eind maart 2022 heeft [geïntimeerde] zich, in verband met onder meer een positieve test op Covid 19, ziek gemeld.
3.5
[appellant 2] heeft [geïntimeerde] op zaterdag 9 april 2022 een sms-bericht gestuurd met de volgende tekst:

Evening [geïntimeerde] , it is a check up call to see how your health is getting. Take care and let us know. Thx”.
3.6
Omstreeks 9 april 2023 is er een telefoongesprek geweest tussen [appellant 2] en [geïntimeerde] . Bij die gelegenheid heeft [geïntimeerde] aangegeven zijn werk te kunnen hervatten. Op maandag 11 april 2023 was [geïntimeerde] mede ingeroosterd om pakketten aan de klant Gamma (vgl. 3.3) te bezorgen. Naar aanleiding daarvan heeft [geïntimeerde] telefonisch contact opgenomen met [appellant 2] .
3.7
Op maandag 11 april 2022 om 19.49 uur heeft [geïntimeerde] per sms aan [appellant 2] geschreven: “
I have gone to take my belongings from the van. You can pass by any time for the key”.
3.8
Op dinsdag 12 april 2022 om ‘5:44:46 AM’heeft [appellant 2] per email aan [geïntimeerde] geschreven:

Dear [geïntimeerde] ,
I have received your sms saying: “I have gone to take my belongings from the van. You can pass by any time for the key.”
It is unfortunate that we have to stop our collaboration in this way. After al that has been said my advise to you will be as follow.
-You still have the possibility to come back and work and give me the agreed notice of one month on your contract.
-If you think to be in need of help for your last month of work, please state it clearly in written form, so we both would understand it fully.I personally prefer a smooth end of a collaboration that makes humans meet again. It is obvious that leaving the position the way you want to do it , will bring about numerous and useless disputes.
To avoid all disputes please consider my approach.
In any case the last decision of leaving and how to leave belongs to you and the reactions to me.
Depending on what you answer to this email I will see whether I should come for my vehicle or plan you in.
Op 12 april 2022 om 6.03 uur heeft [appellant 2] per sms geschreven: “
Goodmorning [geïntimeerde] , let’s do this in peace and mutual understanding. If you leave in the right manners we will always be happy to meet again. That is the way I want things. Thank you.
3.9
[geïntimeerde] heeft op 12 april 2022 om ‘03:27:45 PM’ per e-mail met aanhef: ‘Subject: Re: Notice of one month’ aan [appellant 2] geschreven: “
Good afternoon [appellant 2] . I have also read your message. Though, I have some comments to make in ralation to your mail nevertheless, to cut everything short, i will hold my peace and come for the One Month Notice you are talking about. But I would like to stick to what you said on the watsapp platform

Good afternoon Team Dreams,
I just want to inform everyone that the busy period is officially over and behind us.
In this coming period I expect every driver to hold his entire Rit until 160 stops and Volume 6 before asking for help.
Myself lately, I have set the example enough to let see that every Rit can be driven by one driver without problems. In case a Rit goes beyond the *set stops and volume everyone is welcome to ask for help. and support.
(…)”
This was sent on 24-01-2022. And i hope you, as the leader and sender will stick to it otherwise, personally, my strength and my current health situation will not permit me to continue. Just as you know my situation now, I am sacrificing for the betterment of the business. I should actually stay home but since there is no replacement at the moment that’s why I am going to that extend.
(…)
3.1
Op 14 april 2022 heeft [geïntimeerde] de werkzaamheden hervat.
3.11
Op 23 april 2023 heeft een bedrijfsetentje van DFT plaatsgevonden in een restaurant. [geïntimeerde] heeft dat etentje bezocht in het gezelschap van zijn zoon.
3.12
Op 11 mei 2023 heeft [geïntimeerde] zich weer ziek gemeld. In zijn ziekmelding schreef hij: “
(…) I am writing to inform you that I cannot work today due to my swollen feet. I have been humbly informing you severally about the pains I have on my feet which is making hard for me to work but since there is no one to replace me, I have been working with and in pain with an expectation that sooner or later someone/new employee will appear to replace me but this hasn’t happened. And since you are adding more load to the already existing pain, it is now difficult and unbearable for me to work in pain and the load. I will inform you when the pain goes down and am able to work”. Op 12, 13, 14, 16 en 20 mei 2023 heeft [geïntimeerde] gewerkt. Op 20 mei 2023 heeft [geïntimeerde] zich (weer) ziek gemeld. Sedertdien heeft hij niet meer voor DFT gewerkt.
3.13
Op 30 mei 2022 heeft DFT [geïntimeerde] aangeschreven over een aan [geïntimeerde] geleend bedrag van € 600,- waarvan € 300,- (nog) niet is terugbetaald: “
It’s a cultural thing to clear one’s debts before departing. (…) Now that I am about to pay your last wage and further, i would like to know how do you intend to refund the remaining €300 to me to clear your debts. (…)” [geïntimeerde] vraagt daarop om een betalingsverzoek De schuld is vervolgens afbetaald.
3.14
Bij brief van 6 juni 2022 met als ‘object’ ‘End of the contract May the 12th 2022’ heeft DFT [geïntimeerde] het volgende geschreven:

This communication will be sent to you by normal post and through your email address. To this communication will be attached the one month notice email received from you on April the 12th 2022.
We would like here to clearly underline that your contractual employment with Dreams Factor Transports vof has ended on May the 12th 2022 as agreed by both parties, following your one month notice email of April the 12th 2022.
This communication comes to fill in the gap left by the absence of an official Termination document. The attached email stood as a formal notification for both parties and as a clear statement of the end of your employment.
May you have further questions in regards to this matter please do not hesitate to contact us through the channels already in your possession.
3.15
Bij beschikking van 20 januari 2023 heeft de kantonrechter, na te hebben geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst niet eerder dan op 1 augustus 2022 is geëindigd, aan [geïntimeerde] een aanzegvergoeding en een transitievergoeding toegekend.

4.De vordering van [geïntimeerde] en de beslissing van de kantonrechter

4.1
In eerste aanleg vorderde [geïntimeerde] bij wege van voorlopige voorziening:
a. DFT c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde] van € 14.145,75 bruto en tot betaling van de kosten van deze procedure met nakosten, vanaf veertien dagen na dit vonnis, of een door de kantonrechter redelijk geachte termijn, te vermeerderen met de wettelijke rente. Aan zijn vordering legt hij ten grondslag dat zijn arbeidsovereenkomst is geëindigd op 1 augustus 2022, dat DFT gehouden is tot die datum zijn salaris te betalen terwijl DFT die verplichting niet is nagekomen.
4.2
DFT c.s. hebben verweer gevoerd. Zij hebben zich, voor zover nu nog van belang, op het standpunt gesteld dat [geïntimeerde] zijn arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juni 2022 heeft beëindigd en DFT nadien geen salaris meer verschuldigd is.
4.3
De kantonrechter heeft het standpunt van DFT c.s. verworpen, geoordeeld dat [geïntimeerde] tot 1 augustus 2022 bij DFT in dienst is geweest, de loonvorderingen op basis van dat uitgangspunt toegewezen en DFT veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De standpunten van partijen in hoger beroep

5.1
In hoger beroep vorderen DFT c.s., uitvoerbaar bij voorraad, de vernietiging van het bestreden vonnis en, alsnog, de afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] met diens veroordeling in de proceskosten in beide instanties.
5.2
DFT c.s. stellen daartoe dat de kantonrechter de feiten onvolledig heeft weergegeven en op basis daarvan tot een onjuist oordeel is gekomen. Zij had tot het oordeel moeten komen dat [geïntimeerde] zijn arbeidsovereenkomst voortijdig, namelijk per 1 juni 2022, heeft opgezegd.
5.3
[geïntimeerde] bestrijdt dit standpunt en stelt dat de kantonrechter terecht en op juiste gronden de loonvorderingen van [geïntimeerde] tot 1 augustus 2022 heeft toegewezen.

6.Beoordeling van het hoger beroep

6.1
Door middel van grief 1 hebben DFT c.s. aan het hof de vraag voorgelegd of [geïntimeerde] zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 1 augustus 2022 voortijdig, dat wil zeggen met ingang van 1 juni 2022, heeft beëindigd.
6.2
Het hof stelt voorop dat het een rechter, dus de voorzieningenrechter in eerste aanleg maar ook het hof in hoger beroep, vrij staat om de feiten te selecteren die hij voor zijn beslissing tot uitgangspunt neemt, mits hij alle feiten maar wel in zijn beoordeling meeneemt. Daarvoor verwijst het hof naar zijn beoordeling. Het hof heeft onder 3.1 tot en met 3.14 de feiten geselecteerd die het voor zijn beslissing van belang acht.
6.3
De voorzieningenrechter heeft onder rov 4.16 het juiste uitgangspunt aan haar oordeel ten grondslag gelegd. Het hof voegt daar aan toe dat de door de werknemer afgelegde verklaring er op gericht moet zijn het definitieve einde van de arbeidsovereenkomst te bewerkstelligen en dat de werkgever zich er van moet vergewissen dat datgene wat de werknemer verklaart overeenkomt met zijn wil.
6.4
Volgens DFT c.s. heeft [geïntimeerde] ter gelegenheid van het telefoongesprek van 11 april 2023 (rov 3.6) gezegd: “I am not doing the Gamma and if I have to deliver that adress then consider that I stop the work today”, Hoewel DFT hem in de gelegenheid stelde andere werkzaamheden te verrichten (wassen bestelbus), ontving DFT het onder 3.7 vermelde sms-bericht. Dat sms-bericht heeft DFT opgevat als het bericht dat [geïntimeerde] zijn arbeidsovereenkomst per direct wenste te beëindigen en dat heeft [appellant 2] door middel van de onder 3.8 geciteerde e-mail aan [geïntimeerde] laten weten. Uit de reactie van [geïntimeerde] op deze mail (rov 3.9) is af te leiden dat [appellant 2] goed heeft begrepen dat [geïntimeerde] zijn arbeidsovereenkomst per direct wenste op te zeggen met dien verstande dat [geïntimeerde] bereid is zich aan de opzegtermijn van een maand te houden op voorwaarde dat DFT de werkdruk niet zal verhogen. DFT heeft vervolgens op 23 april 2022 een afscheidsfeestje georganiseerd. [geïntimeerde] heeft daarna meerdere keren laten weten dat de opzegtermijn van één maand voorbij was en dat hij niet meer zou komen werken, aldus steeds DFT c.s.. In het kader van de afwikkeling van de arbeidsovereenkomst heeft DFT [geïntimeerde] bij brief van 30 mei 2022 nog gewezen op zijn verplichting de geldlening af te betalen (rov 3.13). Uit alle correspondentie blijkt volgens DFT c.s. dat [geïntimeerde] op 12 april 2022 de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en ook dat hij dat goed heeft begrepen. De onder rov 3.13 aangehaalde brief van [appellant 2] kan niet anders worden opgevat. [geïntimeerde] is ziek uit dienst gegaan en heeft zich tot het UWV gewend voor een ZW-uitkering, aldus steeds DFT c.s..
6.5
[geïntimeerde] bestrijdt het standpunt van DFT c.s.. Hij voert aan dat hij zich in het telefoongesprek van 11 april 2022 heeft ziek gemeld omdat hij het lichamelijk niet aankon de werkzaamheden voor Gamma er bij te nemen. Het onder 3.7 vermelde sms-bericht was een reactie op de wens van [appellant 2] om na zijn ziekmelding de bestelbus van DFT terug te ontvangen. Het is geen wilsverklaring gericht op het einde van de arbeidsovereenkomst. Uit de onder 3.9 aangehaalde e-mail blijkt dat [geïntimeerde] , ondanks zijn arbeidsongeschiktheid, heeft toegezegd door te werken om DFT uit de problemen te helpen. Met een opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft dat niets te maken. Hij hoopte na die maand wel ziekteverlof te kunnen opnemen. Het etentje was een in verband met Covid uitgesteld bedrijfsetentje en ook de afwikkeling van de geldlening heeft niets met het einde van de arbeidsovereenkomst te maken, aldus [geïntimeerde] .
6.6
Het hof is vooralsnog van oordeel dat uit de correspondentie waarop DFT c.s. zich beroepen niet kan worden afgeleid dat [geïntimeerde] op duidelijke en ondubbelzinnige wijze de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, laat staan dat zijn wil er op gericht was de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De mededeling die [geïntimeerde] volgens DFT c.s. ter gelegenheid van het telefoongesprek van 11 april 2022 heeft gedaan, duidt niet op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, ook niet in combinatie met het sms-bericht over het afhalen van de sleutel van de bestelauto. Gezien de context waarin deze uitingen zijn gedaan, namelijk na de confrontatie van [geïntimeerde] met een zwaar of zwaarder rooster na zijn terugkeer van ziekte, kunnen deze even goed verband houden met de werkbelasting van [geïntimeerde] en duiden op een hernieuwde ziekmelding. Daarmee is het geen duidelijke en ondubbelzinnige mededeling gericht op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Ook de berichten van [geïntimeerde] van 12 april 2022 (rov 3.9) en 11 mei 2022 (rov 3.12) bieden die duidelijkheid niet. In die mails bespreekt [geïntimeerde] in hoofdzaak zijn gezondheidssituatie en de effecten van deze situatie op zijn werkzaamheden. In de mail van 11 mei 2022 refereert hij juist aan een voortzetting van zijn werkzaamheden nadat hij beter is.
De verdere correspondentie die volgens DFT c.s. laat zien hoe [appellant 2] de mededelingen van [geïntimeerde] heeft opgevat doet niet ter zake. Het gaat er niet om hoe [appellant 2] die mededelingen heeft opgevat. DFT had zich er van moeten vergewissen dat de wil van [geïntimeerde] was gericht op het einde van de arbeidsovereenkomst. Dat heeft zij nagelaten.
6.7
[geïntimeerde] betwist verder dat er speciaal voor hem een afscheidsetentje is gehouden. Uit de foto’s, de aanwezigheid van de zoon van [geïntimeerde] en het commentaar naar aanleiding van dit etentje is niet op te maken dat dit etentje specifiek was georganiseerd in verband met het afscheid van [geïntimeerde] . Ook de afwikkeling van een geldlening waarvan de termijnen, zoals DFT zelf stelt, al voldaan hadden moeten zijn, duidt niet op het afscheid van [geïntimeerde] . Voor verdere bewijslevering is in deze procedure geen plaats, waarbij het hof nog aantekent dat DFT c.s. ook geen bewijs hebben aangeboden.
6.8
Dit betekent dat grief 1 faalt en dat het vonnis van de voorzieningenrechter op het punt van de loonbetalingen zal worden bekrachtigd. Daaruit volgt dat ook grief 3 faalt: als de in het ongelijk gestelde partij zijn DFT c.s. terecht in de kosten van de procedure veroordeeld.
6.9
Grief 2 is gericht tegen de toegewezen (gematigde) wettelijke verhoging. De door DFT aangevoerde argumenten om af te zien van een verhoging falen. Anders dan DFT c.s. menen heeft [geïntimeerde] DFT niet voorgespiegeld dat hij de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen. Het hof wijst in dit verband naar rov 6.6 en 6.7. Het is daarbij aan de werkgever om zich er van te vergewissen dat de werknemer de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk wilde beëindigen. Daarin is DFT nalatig geweest. Grief 2 faalt dus eveneens.
6.1
Dat leidt tot de volgende beslissing.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van 4 oktober 2022 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
  • veroordeelt DFT c.s. in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 343,- aan griffierecht, € 1.672,- aan salaris advocaat en € 173,- aan nasalaris, nog te verhogen met € 90,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, voor wat betreft het bedrag van € 90,-, na de datum van de betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen;
  • verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.T. Nijhuis, J.S. Honée en J.M. Rowel-van der Linde en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 augustus 2023 in aanwezigheid van de griffier.