ECLI:NL:GHDHA:2023:1526

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
200.288.806/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van evenementenbureau voor schade van beveiliger na geweldsincident

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van een beveiliger, [appellant], tegen Dutchweek B.V. [appellant] had gewerkt als beveiliger tijdens een evenement georganiseerd door Dutchweek in Oostenrijk, waar hij betrokken raakte bij een geweldsincident. Hij vorderde schadevergoeding van Dutchweek voor kosten die hij had gemaakt om zich te verantwoorden bij de rechter in Oostenrijk. Het hof heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, omdat het hof oordeelde dat de schade in belangrijke mate het gevolg was van opzet of bewuste roekeloosheid van [appellant].

De procedure in hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de kantonrechter in Rotterdam, die de vordering van [appellant] had afgewezen. [appellant] voerde aan dat Dutchweek haar zorgplicht had geschonden door onvoldoende beveiligers in te zetten, wat had geleid tot een onveilige situatie. Het hof oordeelde echter dat, zelfs als Dutchweek haar zorgplicht had geschonden, [appellant] niet kon aantonen dat zijn schade niet het gevolg was van zijn eigen handelen. De camerabeelden toonden aan dat [appellant] onnodig geweld had gebruikt, wat leidde tot de conclusie dat hij zelf verantwoordelijk was voor de kosten die hij had gemaakt.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep. De kosten aan de zijde van Dutchweek werden begroot op € 772,- aan griffierecht en € 2.926,- aan advocaatkosten. Het hof bepaalde dat deze kosten binnen veertien dagen na de uitspraak voldaan moesten worden, bij gebreke waarvan wettelijke rente verschuldigd zou zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.288.806/01
Zaaknummer rechtbank : 8372774 CV EXPL 20-7605
Arrest van 8 augustus 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. M.Y. van Oel te Rotterdam,
tegen
Dutchweek B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
verweerster,
advocaat: mr. J.C. Brökling te Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna [appellant] en Dutchweek noemen.

1.De zaak in het kort

[appellant] werkte als beveiliger bij een door Dutchweek georganiseerd evenement in Oostenrijk. Daarbij is [appellant] betrokken geraakt bij een geweldsincident met een bezoeker. [appellant] wil dat Dutchweek de kosten vergoedt die hij heeft moeten maken omdat hij zich bij de rechter in Oostenrijk heeft moeten verantwoorden voor dat incident. Het hof wijst de vorderingen van [appellant] af.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 19 januari 2021, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Rotterdam, van 23 oktober 2020 (hierna ook: de kantonrechter resp. het vonnis);
  • het arrest van dit hof van 23 februari 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 mei 2021;
  • de memorie van grieven van [appellant] , met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van Dutchweek;
  • de nadere akte van 7 december 2021 van [appellant] ;
  • de antwoordakte van 4 januari 2022 van Dutchweek.
2.2
Op 23 februari 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
2.3
De procedure is geschorst geweest als gevolg van een wrakingsverzoek door [appellant] , ingediend op 13 maart 2023. De wrakingskamer heeft bij beslissing van 5 juni 2023 het wrakingsverzoek afgewezen.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De door de kantonrechter in het vonnis vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Voor zover hier relevant en aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.2
[appellant] is beveiliger en ondernemer. [appellant] is directeur en indirect eigenaar van het beveiligingsbedrijf New Generation Security B.V. (hierna: NGS).
3.3
Dutchweek is een evenementenbureau dat activiteiten organiseert in het buitenland voor met name de Nederlandse wintersporter.
3.4
Op 19 februari 2019 heeft [appellant] de volgende e-mail gestuurd aan de heer [directeur] , de directeur van Dutchweek:
"
Van: [appellant] @newgenerationsecurity.com
[…]
Goedemiddag [directeur] ,
Leuk kennis gemaakt te hebben en leuk om de gedrevenheid in het ondernemerschap te zien. We kijken uit naar een lange samenwerking mogelijk op meerdere locaties en gaan beginnen met Saalbach 2019.
[…]
Wij betalen de vliegtickets heen en terug en het verblijf in Gerlos van woensdag tot en met zondag.
De overige kosten zijn voor Dutchweek.
Werkvergoeding bedraagt EUR 500 voor 4 dagen werk per persoon.
[…]
New Generation Security
[appellant]
3.5
In februari 2019 zijn Dutchweek en [appellant] overeengekomen dat [appellant] beveiligingswerkzaamheden voor Dutchweek zou verrichten in de “Dutchweek Saalbach” in maart 2019.
3.6
Tijdens het uitoefenen van die werkzaamheden is [appellant] op 21 maart 2019 betrokken geraakt bij een geweldsincident met een bezoeker, die de toegang tot de gelegenheid was geweigerd. Kort daarna is de politie ter plaatse gekomen en heeft deze enkele personen gehoord en beeldmateriaal bekeken.
3.7
De bezoeker die bij dit geweldsincident betrokken was, heeft aangifte gedaan van zware mishandeling. [appellant] is in juli 2019 naar Salzburg gereisd om zich daar bij de rechtbank te verantwoorden voor het incident.
3.8
In een e-mail van 18 juli 2019 van [appellant] aan de heer [directeur] van Dutchweek is onder meer het volgende opgenomen.
“[…]
Gisteravond teruggekomen uit Salzburg. Gisterochtend om 09:00 uur was de strafzaak.
Een verslag:
Het 'zogenaamde' slachtoffer was bij de rechtszaak aanwezig. Ik heb op de gang voor het naar binnengaan kort met de man gesproken.
Hij gaf aan dat zijn kaak niet gebroken is door mij. Dus dat was goed nieuws voor ons.
In de rechtszaal hebben we toen gevraagd waarom er geen röntgenfoto in het dossier zat.
De rechter was getriggerd en op de vraag van de rechter aan het slachtoffer, waar die foto was en of de kaak gebroken was, antwoordde hij dat de kaak niet gebroken is geweest.
Daarmee was de zware mishandeling niet bewezen. En dat is mij ten laste gelegd.
De kous was daarmee helaas niet af.
De rechter vond namelijk omdat het slachtoffer wel pijn heeft gehad, en er geen omstandigheden waren die dat rechtvaardigden eenvoudige mishandeling wel bewezen kon worden.
Wij hebben toen aangevoerd dat het slachtoffer al eerder die avond agressief was, maar konden dit onvoldoende aantonen.
Hadden we dit wel gekund dan was dit heel anders afgelopen volgens mijn advocaat.
Om een lang verhaal kort te maken, heb ik ervoor kunnen zorgen dat er geen rechtsvervolging plaatsvind.
Hiervoor moet ik een bedrag betalen aan de rechtbank en aan het vermeende slachtoffer. Daarmee koop ik rechtsvervolging af en heb ik de schade aanzienlijk kunnen beperken.”
3.9
In een verklaring afgegeven door kassamedewerkster [kassamedewerkster] van Dutchweek (hierna: [kassamedewerkster] ) van 5 juni 2019 over de gebeurtenissen op 21 maart 2019 is onder meer het volgende opgenomen.
“The visitor was really annoying and therefore [appellant] protected me and stood in front of me. Due to the fact that [appellant] was standing in front of me, I couldn’t exactly see what happened, but when the visitor tried to touch [appellant] , [appellant] protected us and reacted out of necessary defence […]”.

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1
[appellant] heeft Dutchweek gedagvaard en gevorderd, samengevat, Dutchweek te veroordelen aan hem € 8.555,89 te betalen, vermeerderd met rente en kosten. Dit bedrag is een optelling van de kosten die [appellant] stelt te hebben moeten maken voor reis en verblijf en juridische bijstand voor de rechtszaak in Salzburg.
4.2
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en [appellant] in de kosten veroordeeld.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft drie bezwaren (grieven) tegen het vonnis aangevoerd. [appellant] vordert hetzelfde als bij de kantonrechter.
5.2
Dutchweek concludeert, verkort weergegeven, tot bekrachtiging van het vonnis en veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
[appellant] grondt zijn vorderingen in hoger beroep - kort samengevat - op de stelling dat Dutchweek jegens hem haar zorgplicht heeft geschonden. Doordat Dutchweek te weinig beveiligers had ingehuurd (ten opzichte van het aantal toegelaten bezoekers), ontstond er een onveilige situatie. Indien Dutchweek voldoende beveiligers had ingezet of ter plaatse alsnog de juiste maatregelen had genomen, was het incident hoogstwaarschijnlijk niet gebeurd, aldus [appellant] .
6.2
Grief I van [appellant] richt zich tegen de overweging van de kantonrechter (in rov. 4.1 van het vonnis): “Indien er sprake is van een dienstverband, dan kan Dutchweek mogelijk in haar hoedanigheid van werkgever aansprakelijk worden gehouden voor de schade die [appellant] heeft geleden.”. Hiermee miskent de kantonrechter volgens [appellant] dat Dutchweek ook aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade van [appellant] indien er sprake zou zijn van een overeenkomst van opdracht. Artikel 7:658 lid 4 BW bepaalt immers dat ook degene die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. Grief II ziet op de overweging van de kantonrechter dat er geen sprake is van een dienstverband (rov. 4.3). Grief III richt zich tegen de overweging ten overvloede van de kantonrechter dat ook indien sprake zou zijn geweest van een dienstverband tussen [appellant] en Dutchweek, de vordering van [appellant] zou zijn afgewezen, omdat uit de camerabeelden volgt dat er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid (rov. 4.4; door [appellant] in zijn memorie van grieven aangemerkt als rov. 4.3).
6.3
Het hof zal eerst grief III behandelen. De vraag die daarbij moet worden beantwoord is of, zoals door Dutchweek is gesteld, de schade van [appellant] in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid, zoals bedoeld in artikel 7:658 lid 2 BW. Op grond van dat artikel is de werkgever (dan wel een daarmee op grond van artikel 7:658 lid 4 BW gelijkgestelde) die zijn zorgplicht schendt, aansprakelijk voor de schade die de werknemer (dan wel een daarmee op grond van artikel 7:658 lid 4 BW gelijkgesteld persoon) als gevolg daarvan bij de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever/gelijkgestelde aantoont dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer/gelijkgesteld persoon.
6.4
De stelplicht - en bij voldoende betwisting de bewijslast - van de aanwezigheid van de hiervoor bedoelde opzet dan wel bewuste roekeloosheid rusten op de werkgever dan wel de daarmee in artikel 7:658 lid 4 gelijkgestelde. In het onderhavige geval - veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat Dutchweek werkgever of gelijkgestelde is van [appellant] en dat zij niet aan haar zorgplicht heeft voldaan - rusten de stelplicht en bewijslast van de opzet of bewuste roekeloosheid dus op Dutchweek.
6.5
Dutchweek heeft betoogd, met verwijzing naar de camerabeelden van het incident (overgelegd als productie 13 bij conclusie van dupliek in eerste aanleg; hierna: de camerabeelden), dat [appellant] excessief geweld heeft gebruikt door opeens en onnodig uit te halen naar de bezoeker. Ter mondelinge behandeling bij het hof, waar de camerabeelden door het hof en partijen gezamenlijk zijn bekeken, heeft zij die stelling herhaald. Dutchweek haalt daarnaast de e-mail van 18 juli 2019 (zie 3.8) aan, waarin [appellant] schrijft dat de rechter (in Salzburg) vond dat, omdat de bezoeker wel pijn heeft gehad, en er geen omstandigheden waren die dat rechtvaardigden, eenvoudige mishandeling bewezen kon worden. Uit dit alles blijkt, in de visie van Dutchweek, dat de schade is geleden als gevolg van opzet dan wel bewuste roekeloosheid van [appellant] .
6.6
[appellant] betwist dat die uitzondering op de aansprakelijkheid van de werkgever/gelijkgestelde van toepassing is. Hij heeft aangevoerd dat hij in strafrechtelijke zin geen rechtsregel heeft geschonden, zodat van opzet of bewuste roekeloosheid geen sprake kan zijn. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld. Dat standpunt heeft hij bij het gezamenlijk bekijken van de camerabeelden tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht. Omdat er te weinig beveiligers waren, was volgens hem sprake van onveilige situaties. Eén daarvan heeft tot het betreffende incident geleid. De door hem als ‘duwklap’ aangeduide slag, volgde op het door de bezoeker met een vinger in zijn gezicht prikken. De situatie was bedreigend en beangstigend voor [appellant] en een duw van de bezoeker had hem van de trap kunnen doen tuimelen. Verder heeft hij met zijn handelen de veiligheid van kassamedewerkster [kassamedewerkster] gewaarborgd. De bezoeker had voorafgaand aan de confrontatie met [appellant] geld gestolen uit de kassa en probeerde dat voor een tweede keer te doen. [appellant] heeft weten te voorkomen dat er voor de tweede keer geld uit de kassa werd gestolen.
6.7
Het hof overweegt dat, ook indien [appellant] geen misdrijf of overtreding heeft begaan, er nog steeds sprake kan zijn van opzet of bewuste roekeloosheid als bedoeld in artikel 7:658 lid 2 BW. Het hof is daarnaast van oordeel dat de camerabeelden de stelling van Dutchweek dat van opzet of bewuste roekeloosheid sprake is wel, en de betwisting daarvan door [appellant] niet, ondersteunen. Het hof licht dit oordeel als volgt toe.
6.8
Het hof stelt voorop dat het gebruik van geweld door een beveiliger onder omstandigheden niet te vermijden, althans het voorzienbaar gevolg van een onveilige situatie, kan zijn. In het onderhavige geval zijn dergelijke omstandigheden echter niet gebleken. Uit de camerabeelden blijkt dat [appellant] de bezoeker heeft geslagen. Het hof maakt uit de camerabeelden en in het bijzonder de positie van de bezoeker en [appellant] ten opzichte van elkaar en van de trap, niet op dat de bezoeker [appellant] makkelijk van de trap had kunnen duwen of daar aanstalten toe maakte. Maar wat daar ook van zij, een bedreigende situatie betekent op zichzelf genomen niet dat [appellant] niet anders kon dan een klap uitdelen. Het hof ziet op de camerabeelden niet de gestelde
verdedigende‘duwklap’, maar een
aanvallendeklap tegen de bezoeker. Ook ziet het hof op basis van de beelden niet in dat [appellant] niet anders kon dan een klap uitdelen. Dat sprake is van een dusdanige dreiging dat die alleen met een klap kon worden afgewend (in plaats van bijvoorbeeld het beetpakken en wegduwen van de bezoeker) volgt niet uit de beelden. De verklaring van [kassamedewerkster] (zie 3.9), waarin zij schrijft: “
[appellant] protected us and reacted out of necessary defence”, doet aan de voorgaande constateringen niet af; in elk geval niet nu deze getuige voorafgaand daaraan verklaart: “
Due to the fact that [appellant] was standing in front of me, I couldn’t exactly see what happened.”. Een noodweerexces-situatie is overigens gesteld noch gebleken, waarbij meespeelt dat [appellant] ,– die naar eigen zeggen twintig jaar ervaring in de beveiligingsbranche heeft – in staat moet worden geacht alleen noodzakelijk geweld te gebruiken. Ook het door [appellant] in zijn e-mail van 18 juli 2019 gegeven verslag van de zitting in Salzburg (zie 3.8) wijst, waar dat het oordeel van de rechter weergeeft dat eenvoudige mishandeling wel bewezen kon worden, in de richting van onnodig geweld.
6.9
Gelet op het bovenstaande heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd betwist de stelling van Dutchweek dat [appellant] opzettelijk en onnodig geweld heeft gebruikt, en dat daarmee de noodzaak zich in Salzburg voor de rechter te moeten verantwoorden, en de in verband daarmee door hem gemaakte kosten, in belangrijke mate het gevolg zijn van zijn opzet of bewuste roekeloosheid als bedoeld in artikel 7:658 lid 2 BW. Dat hij zich kennelijk (zie het verslag opgenomen in 3.8) – na betaling van een bedrag aan de rechtbank in Salzburg en aan het slachtoffer – niet (meer) hoefde te verdedigen tegen de aangepaste aanklacht van eenvoudige mishandeling, en dat zijn advocaat hem heeft verteld dat het anders was afgelopen als [appellant] had kunnen aantonen dat de bezoeker eerder op de avond agressief was, maakt dat niet anders.
6.1
Het bovenstaande betekent dat – ook als zou komen vast te staan dat er een arbeidsovereenkomst tussen Dutchweek en [appellant] bestond (of een relatie als bedoeld in artikel 7:658 lid 4 BW) én dat Dutchweek haar zorgplicht heeft geschonden – Dutchweek niet op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de door [appellant] gestelde schade.
Grief IIIfaalt.
6.11
Het bovenstaande brengt met zich dat de
grieven I en IIgeen nadere bespreking behoeven en dat aan bewijslevering niet wordt toegekomen.
Conclusie en proceskosten
6.12
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Deze kosten worden aan de zijde van Dutchweek begroot op € 772,- aan griffierecht en € 2.926,- aan kosten advocaat (3,5 punten x tarief I).

7.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Rotterdam, van 23 oktober 2020;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep: aan de zijde van Dutchweek tot op heden begroot op € 772,- aan griffierecht en € 2.926,- aan salaris advocaat;
- bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of andere gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Volker, J.S. Honée en A.J. Swelheim en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023 in aanwezigheid van de griffier.