ECLI:NL:GHDHA:2023:1385

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
200.324.706/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gezagsuitoefening door gecertificeerde instelling voor aanmelding minderjarige bij onderwijsinstelling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om de vraag of de rechtbank terecht heeft beslist dat de gecertificeerde instelling het gezag over de minderjarige uitoefent met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling. De minderjarige, geboren in 2008, heeft langere tijd niet naar school gegaan, en de rechtbank had eerder bepaald dat het gezag over haar aanmelding bij een onderwijsinstelling door de gecertificeerde instelling wordt uitgeoefend voor de duur van de verleende machtiging tot uithuisplaatsing, tot 5 september 2023. De ouders zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep aangetekend.

Tijdens de procedure heeft het hof vastgesteld dat de ouders, ondanks eerdere problemen met schoolgeld en de aanmelding van hun dochter bij een internationale school, niet hebben voldaan aan de verplichtingen om hun dochter in te schrijven op een school. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd, omdat het in het belang van de minderjarige is dat zij onderwijs blijft volgen. Het hof heeft ook opgemerkt dat de continuïteit van het onderwijs voor de minderjarige voorop staat en dat een nieuwe wisseling van school op dit moment niet in haar belang zou zijn. De ouders zijn aangemoedigd om in de toekomst opnieuw in gesprek te gaan over de mogelijkheden voor de minderjarige om naar een internationale school te gaan, maar de huidige situatie vereist dat zij onderwijs blijft volgen op een reguliere middelbare school.

De beslissing van het hof is op 5 juli 2023 uitgesproken, waarbij de bestreden beschikking is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.324.706/01
rekestnummer rechtbank : JE RK 22-2646
zaaknummer rechtbank : C/09/640012
beschikking van de meervoudige kamer van 5 juli 2023
inzake
[appellant] en [appellante] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de ouders,
advocaat: mr. M.J. Zennipman te Den Haag
tegen
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, regio West,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
locatie: Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak en de beschikking in het kort

1.1
Deze zaak gaat over de vraag of de rechtbank terecht heeft beslist dat de gecertificeerde instelling het gezag over [minderjarige] uitoefent wat de aanmelding bij een onderwijsinstelling betreft.
1.2
De rechtbank Den Haag heeft in de beschikking van 6 januari 2023, uitgesproken onder het hiervoor genoemde zaaknummer en op 23 januari 2023 op schrift gesteld, bepaald dat het gezag over [minderjarige] , voor zover dit betrekking heeft op de aanmelding bij een onderwijsinstelling, wordt uitgeoefend door de gecertificeerde instelling voor de duur van de verleende machtiging tot uithuisplaatsing, te weten tot 5 september 2023. Deze beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
1.3
De ouders zijn het niet eens met deze beslissing. Zij willen dat het verzoek van de gecertificeerde instelling in hoger beroep alsnog wordt afgewezen. De gecertificeerde instelling is het wel eens met deze beslissing.
1.4
In deze beschikking wijst het hof het verzoek van de ouders af. Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking bekrachtigt en dus geen andere beslissing neemt dan de rechtbank. Het hof geeft hierna eerst een beschrijving van het verloop van de procedure tot nu toe. Daarna legt het hof uit waarom het tot deze beslissing is gekomen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De ouders zijn op 21 maart 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. In dit beroepschrift verzoeken zij het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat het verzoek van de gecertificeerde instelling alsnog wordt afgewezen.
2.2
Het hof heeft op 26 mei 2023 van de gecertificeerde instelling een briefrapportage met bijlagen ontvangen waarin zij het hof informeert over de huidige stand van zaken.
2.3
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met [minderjarige] gesproken.
2.4
De zitting heeft op 9 juni 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en mevrouw [tolk] , tolk in de Engelse taal;
  • de gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger gi] .
De raad is, zoals aangekondigd in de brief van 25 april 2023, niet verschenen.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van dezelfde feiten als de rechtbank in de bestreden beschikking. Daartegen is in hoger beroep niet opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
De ouders zijn met elkaar getrouwd en hebben samen een dochter: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] .
3.3
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] .
3.4
Bij beschikking van 10 oktober 2022 heeft de kinderrechter in de rechtbank Den Haag [minderjarige] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling van 10 oktober 2022 tot 10 oktober 2023. De beslissing over een eventuele uithuisplaatsing van [minderjarige] is toen aangehouden.
3.5
De kinderrechter in de rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 5 december 2022 (alsnog) besloten [minderjarige] uit huis te plaatsen van 5 december 2022 tot 5 september 2023.
3.6
[minderjarige] woont feitelijk in een pleeggezin.

4.De motivering van de beslissing

Wat staat er in de wet?
4.1
Artikel 1:265e lid 1 aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat de kinderrechter bij de verlening van een machtiging uithuisplaatsing of nadat deze machtiging is verleend, op verzoek kan bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de gecertificeerde instelling die het toezicht uitoefent, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter kan dit onder andere doen met betrekking tot de aanmelding van het kind bij een onderwijsinstelling.
Oordeel van het hof
4.2
Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank terecht beslist dat de gecertificeerde instelling het gezag over [minderjarige] uitoefent om haar te kunnen aanmelden bij een middelbare school. Het hof legt dit als volgt uit.
4.3
Op het moment van de procedure bij de rechtbank ging [minderjarige] al een aantal maanden, sinds de zomervakantie 2022, niet naar school. Vanwege aanhoudende betalingsproblemen van het schoolgeld mocht [minderjarige] geen onderwijs meer volgen op de internationale school waar zij eerder op zat. In 2019 heeft zich een vergelijkbare situatie voorgedaan op een andere internationale school, waardoor de schoolgang van [minderjarige] ook werd gestagneerd. Het hof kan zich goed voorstellen dat dit vervelend moet zijn geweest voor [minderjarige] en dat zij het liefst weer naar een internationale school zou gaan. Uit de stukken volgt dat zowel de rechtbank als de gecertificeerde instelling zich ervoor hebben ingespannen om de schoolgang van [minderjarige] te continueren. De rechtbank heeft de zaak over de uithuisplaatsing aangehouden om de ouders nog een laatste kans te geven om [minderjarige] in te schrijven op een school. Dat hebben de ouders niet gedaan. Bovendien heeft de gecertificeerde instelling daarna nog bij een internationale school in Rotterdam geïnformeerd naar de mogelijkheden van het vooruitbetalen van het schoolgeld. Dit bleek niet mogelijk, hetgeen ook bij twee andere internationale scholen in de buurt het geval was. Het alternatief van de vader om [minderjarige] in te schrijven op een school in Brussel vond de gecertificeerde instelling niet in haar belang. Het hof concludeert op basis hiervan dat verschillende pogingen zijn ondernomen om de wens van [minderjarige] en de ouders te realiseren. Uit de stukken is het hof voorts gebleken dat de ouders, ondanks dat dit niet mogelijk was, vast bleven houden aan hun wens van een internationale school, hetgeen voor de tweede keer tot gevolg heeft gehad dat [minderjarige] maandenlang geen onderwijs heeft gehad. Gelet hierop heeft de rechtbank naar het oordeel van het hof de gecertificeerde instelling terecht de bevoegdheid gegeven om [minderjarige] in te schrijven op een reguliere (Nederlandse) middelbare school. [minderjarige] heeft immers recht op en belang bij het volgen van onderwijs.
4.4
In hoger beroep heeft de vader opnieuw gesteld dat hij een internationale school kan betalen. De vader heeft echter geen bewijs overgelegd waaruit dit daadwerkelijk blijkt. Gelet hierop vreest het hof dat de continuïteit van het onderwijs van [minderjarige] opnieuw in gevaar komt als het hof het standpunt van de vader zou volgen. Het hof acht dit niet in het belang van [minderjarige] , te meer nu zij in het verleden al diverse malen van school is gewisseld, ook toen zij op een internationale school zat. Zelfs als vast zou staan dat de vader een internationale school op dit moment kan betalen, dan nog is het hof van oordeel dat een nieuwe wisseling van school op dit moment niet in het belang van [minderjarige] is. Zij is op dit moment hard bezig met het inhalen van de achterstand die zij heeft opgelopen als gevolg van het feit dat zij een aantal maanden niet naar school is geweest. Deze inhaalslag gaat haar goed af nu ter zitting is gebleken dat [minderjarige] mogelijk een klas over mag slaan op haar huidige school. Als [minderjarige] nu weer zou wisselen van een Nederlandse school naar een internationale school, dan is deze inhaalslag grotendeels voor niets geweest. Onderwijs blijven volgen op een Nederlandse middelbare school is daarom op dit moment in het belang van [minderjarige] .
4.5
Ten overvloede overweegt het hof nog het volgende. Ter zitting heeft het hof verschillende mogelijke oplossingen geopperd voor het realiseren van de wens van [minderjarige] om uiteindelijk naar een internationale school te gaan. Het hof wil partijen meegeven om in de nabije toekomst, met deze mogelijke oplossingen in het achterhoofd, nogmaals met elkaar in gesprek te gaan over de mogelijkheden van het volgen van onderwijs van [minderjarige] op een internationale school. Het hof benadrukt hierbij dat het belang van [minderjarige] , waaronder de continuïteit van het onderwijs, voorop dient te staan.
4.6
Het hof gaat er vanuit dat de gecertificeerde instelling of de pleegouders deze uitspraak met [minderjarige] zullen bespreken.
4.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F. Ibili, A. Zonneveld en M.L.H. Gelauff, bijgestaan door mr. N. van Duijvenbode als griffier, en is op 5 juli 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.