ECLI:NL:GHDHA:2023:1349

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
2200546219PO
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vordering tot ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 november 2019. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in zijn strafzaak was veroordeeld voor witwassen. De rechtbank had vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 22.350,- bedroeg en had de betrokkene verplicht tot betaling aan de Staat van dit bedrag. Tegen dit vonnis is door de betrokkene hoger beroep ingesteld.

Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanvankelijk had vastgesteld op € 103.575,-, maar dit in eerste aanleg had beperkt tot € 73.785,-. Het hof heeft echter geoordeeld dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven, omdat de betrokkene in zijn strafzaak onder 6a was vrijgesproken van het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 73.875,00. Aangezien de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel was gebaseerd op dit feit, heeft het hof het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan door het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze beslissing is genomen na zorgvuldig onderzoek van de zaak en de inbreng van beide partijen tijdens de zittingen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005462-19 PO
Parketnummer: 10-997513-15
Datum uitspraak: 11 juli 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam van 18 november 2019 in de ontnemingszaak tegen de betrokkene:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
adres: [adres].
Procesgang
Bij arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van dit gerechtshof van 11 juli 2023 is de betrokkene voor zover hier van belang ter zake van het in zijn strafzaak onder 6b bewezenverklaarde, gekwalificeerd als:
witwassen, meermalen gepleegd
veroordeeld tot een geldboete.
De meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam heeft bij vonnis van 18 november 2019 het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 22.350,- en ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat dat bedrag.
Namens de betrokkene is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
Vordering van het openbaar ministerie
De oorspronkelijke vordering van het openbaar ministerie houdt in dat het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat, zal worden vastgesteld op € 103.575,- en dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de officier van justitie deze vordering beperkt tot een bedrag van
€ 73.785,-.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, alsmede de betalingsverplichting, zal worden vastgesteld op
€ 73.785,-.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Beoordeling van de vordering
Bij de beoordeling in hoger beroep van de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel betrekt het hof dat de betrokkene bij arrest van 11 juli 2023 van dit gerechtshof is vrijgesproken van het in zijn strafzaak onder 6a tenlastegelegde, te weten het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van €73.875,00.
Nu de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op het in zijn strafzaak onder 6a tenlastegelegde, voor welk feit in hoger beroep geen veroordeling is gevolgd, verklaart het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge,
mr. A.L. Frenkel en mr. T.J. Sleeswijk Visser, in bijzijn van de griffier mr. S. Roos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 juli 2023.
Mr. H.C. Plugge en mr. A.L. Frenkel zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.