ECLI:NL:GHDHA:2023:1344

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
2200454819
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de uitvoer van MDMA, cocaïne, henneptoppen en hasj naar Ierland met bewijsuitsluiting van een overleden getuige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Den Haag. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van de uitvoer van verdovende middelen, waaronder 1,99 kilo MDMA, 8,79 kilo cocaïne, 164,63 kilo henneptoppen en 96,93 gram hasj naar Ierland. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, maar de advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een straf van 40 maanden. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van getuigenverklaringen, observaties en forensisch bewijs. Het hof oordeelde dat de verklaring van een overleden getuige niet het enige bewijs was en dat er voldoende steun was in andere bewijsmiddelen. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en kreeg een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof concludeerde dat de verdachte betrokken was bij de uitvoer van de verdovende middelen en dat zijn rol als medepleger bewezen was.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-004548-19
Parketnummer: 09-827294-15
Datum uitspraak: 27 juni 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 17 september 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1974,
postadres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 02 oktober 2015 te Lisse en/of Rijswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), ongeveer 1,99 kilo MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 8,79 kilo cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s) een vrachtwagen met trailer met voornoemde hoeveelheid MDMA en/of cocaïne met bestemming Engeland en/of Ierland aanwezig gehad en/of (deze) vrachtwagen met trailer met voornoemde hoeveelheid MDMA en/of cocaïne vervoerd van Lisse en met als bestemming Engeland en/of Ierland;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 02 oktober 2015 te Lisse en/of Rijswijk en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1,99 kilo MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 8,79 kilo cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. primair
hij op of omstreeks 02 oktober 2015 te Lisse en/of Rijswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), een hoeveelheid van ongeveer 164,63 kilo henneptoppen en/of 96,93 gram hasj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of Hasj, zijnde hennep en/of Hasj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet immers heeft verdachte een vrachtwagen met trailer met voornoemde hoeveelheid MDMA en/of cocaïne vervoerd van Lisse en met als bestemming Engeland en/of Ierland;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 02 oktober 2015 te Lisse en/of Rijswijk en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 164,63 kilo henneptoppen en/of 96,93 gram hasj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of Hasj, zijnde hennep en/of Hasj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van het voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat het hof komt tot een deels andere bewezenverklaring.
Bewijsoverwegingen
Inleiding [1]
Vanaf 20 januari 2015 kwamen bij de politie meldingen binnen over een verdachte situatie in een pand (een loods) aan de [adres loods] (hierna ook: het pand of de loods). Er werd gezien dat veelal op donderdag een trekker — voorzien van het Engelse kenteken [kenteken 1] — met oplegger — voorzien van het Engelse kenteken [kenteken 2] — (hierna ook: de trekker met oplegger) het pand binnenreed, waarna er in de loods enige bedrijvigheid plaatsvond. Op vrijdagochtend stond de trekker met oplegger niet meer in de loods. Op de andere dagen was er geen bedrijvigheid in de loods.
Op de donderdagen werd naast de trekker met oplegger bij het pand ook een man met een auto van het merk Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 3] gezien. Vanaf april 2015 reed deze zelfde man in een auto van het merk Volkswagen Passat met het kenteken [kenteken 4]. Ook werd een Citroën Jumpy met kenteken [kenteken 5] ter plaatse gezien. [2]
Uit onderzoek is gebleken dat de Volkswagen Golf — sinds 2 mei 2013 — en de Volkswagen Passat — sinds 24 april 2015 — op naam van de verdachte stonden. [3]
Op 1 oktober 2015 is de trekker met oplegger omstreeks 10:30 uur door de politie gecontroleerd. De chauffeur van de trekker bleek te zijn [getuige 1]. [getuige 1] verklaarde dat hij onderweg was naar een loods in Lisse met een retourlading. De politie heeft de oplegger vervolgens gecontroleerd en trof twee pallets met keukenpapier en tien lege pallets aan. Tevens rook één van de verbalisanten een chemische lucht. [4]
Op 1 oktober 2015 rond 10:58 uur reed een donkerkleurige personenauto die sterk leek op een Volkswagen Passat het terrein behorende bij de bedrijfsunit aan de [adres loods] op. Op hetzelfde moment reed een trekker met witte oplegger achteruit de bedrijfsunit aan de [adres loods]. Rond 11:08 uur vertrokken de Volkswagen en de trekker (zonder oplegger). De Volkswagen is die dag nog twee keer teruggekeerd naar de bedrijfsunit. Rond 21:25 uur verlieten de trekker – ditmaal met oplegger - en de Volkswagen de loods. [5]
Op 1 oktober 2015 is [getuige 1] 25 minuten na zijn vertrek van de loods wederom staande gehouden. Tijdens de controle van de oplegger werden bijzonderheden waargenomen aan de vloer van de oplegger waardoor het vermoeden ontstond dat sprake was van een verborgen ruimte. [6] De trekker met oplegger is vervolgens naar een scanlocatie in Rotterdam begeleid alwaar in de ochtend van 2 oktober 2015 in een holle ruimte onder de bodemplaat een grote hoeveelheid verdovende middelen werd aangetroffen. [7] Dit betrof 1,99 kilo MDMA [8] , 8,97 kilo cocaïne [9] , 164,63 kilo henneptoppen [10] en 96,93 gram hasj [11] .
Op 2 oktober 2015 is de verdachte aangehouden in verband met zijn eventuele betrokkenheid bij voornoemde feiten.
Het hof dient de vraag te beantwoorden of de verdachte zich al dan niet schuldig heeft gemaakt aan de uitvoer van MDMA en cocaïne (feit 1 primair) dan wel het aanwezig
hebben daarvan (feit 1 subsidiair) en de uitvoer van hennep en hasj (feit 2 primair) dan wel het aanwezig hebben daarvan (feit 2 subsidiair).

Verdere bewijsmiddelen

Observatie 10 september 2015
Op donderdag 10 september 2015 is de loods aan de [adres loods] door de politie geobserveerd. Waargenomen werd dat om 10:58 uur de trekker met oplegger met chauffeur kwam aanrijden. Twee minuten later kwam de verdachte aanrijden in zijn Volkswagen Passat. De verdachte heeft vervolgens het rolluik van de loods geopend waarop de vrachtwagencombinatie naar binnen is gereden. De verdachte heeft hierop een heftruck de
loods binnengereden en het rolluik weer gesloten. Na ongeveer tien minuten heeft de trekker (zonder oplegger) met daarin dezelfde chauffeur de loods weer verlaten. Weer tien minuten later heeft ook de verdachte het pand verlaten. [12]
Aanhouding verdachte
Op 2 oktober 2015 is de verdachte in de nabijheid van de loods aan de [adres loods] te Lisse aangehouden. De verdachte reed op dat moment in zijn Volkswagen Passat. In de fouillering van de verdachte werden drie mobiele telefoons en een geldbedrag van € 3.545,95 aangetroffen. [13]
Doorzoeking auto verdachte
In de Volkswagen Passat van de verdachte werd op de bijrijdersstoel en de achterbank een viertal donkerkleurige handschoenen aangetroffen. In de achterbak van de auto werden negen grote zwarte tassen aangetroffen die van binnen naar hennep roken. [14] Ook werden in de auto van de verdachte twee mobiele telefoons aangetroffen waarvan één met een simkaart van de Ierse provider `Meteor'. [15]
Onderzoek handschoenen
Aan de binnenzijde van de vier in de auto van de verdachte aangetroffen handschoenen werd het DNA van de verdachte aangetroffen. [16] Aan de buitenzijde van de vier
handschoenen is cocaïne, THC en Levamisol aangetroffen. THC betreft het werkzame bestanddeel van hennep. Levamisol is een gebruikelijk versnijdingsmiddel voor cocaïne. [17] Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat deze handschoenen in de loods lagen en dat hij deze handschoenen heeft gebruikt.
Doorzoeking loods
Op 2 oktober 2015 heeft een doorzoeking in de loods aan de [adres loods] te Lisse plaatsgevonden.
In de loods werd in een boxspring een dubbel gesealde plastic zak aangetroffen met daarin vermoedelijk hennep. Deze zak vertoonde gelijkenissen met de in de oplegger aangetroffen zakken. Op de zak zat een gele ronde sticker, gelijkend op de gele ronde stickers op de
zakken aangetroffen in de vrachtwagen. [18] Ook werd in de loods een tweede oplegger aangetroffen met een ruimte onder de laadvloer, die geschikt en vermoedelijk bestemd was om hierin goederen op te bergen. [19]
Eigenaar/gebruiker loods
Uit onderzoek is gebleken dat [getuige 2] de eigenaar is van de loods aan de [adres loods] te Lisse. [20] [getuige 2] heeft verklaard dat hij de loods sinds begin 2015 aan de
verdachte in bruikleen heeft gegeven. [21] In de fouillering van de verdachte werd de sleutel van de loods aangetroffen. [22] Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij sinds begin 2015 gebruiker was van de loods en de sleutel van [getuige 2] heeft gekregen.
De verklaring van [getuige 1]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij sinds een jaar voor een opdrachtgever in Ierland, genaamd [opdrachtgever], pallets of meubels naar een persoon in Lisse, genaamd [bijnaam verdachte], brengt. Het contact tussen [getuige 1] en [bijnaam verdachte] verliep via [opdrachtgever]. Een uur voor aankomst in Lisse stuurde hij [opdrachtgever] dan een sms-bericht. [bijnaam verdachte] wilde hem zijn telefoonnummer niet geven.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij ook rond 1 oktober van [opdrachtgever] opdracht had gekregen om goederen af te leveren aan [adres loods] te Lisse bij [bijnaam verdachte]. De oplegger was geladen in Limerick, Ierland, en direct na zijn aankomst met de boot vanuit Ierland via Engeland, is hij donderdagochtend naar de loods in Lisse gereden. [getuige 1] heeft de oplegger daar achtergelaten zodat [bijnaam verdachte] de oplegger kon leeghalen. Hij heeft de loods vervolgens met zijn trekker verlaten om de oplegger omstreeks 21:30 uur weer op te halen. Hij haalde de oplegger altijd tussen 20:00 uur en 22:00 uur weer op. Na het ophalen van de oplegger in Lisse reed [getuige 1] (normaliter) door naar Rijswijk om daar zijn eigen goederen te laden om vervolgens weer met de boot naar Ierland te vertrekken. In Ierland zette hij de oplegger in zijn loods waar [opdrachtgever] dan ook zijn deel van de lading kwam lossen.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij buiten [bijnaam verdachte] nog nooit iemand anders bij de loods heeft gezien. [bijnaam verdachte] reed sinds drie maanden in een Volkswagen Passat, daarvoor had hij een Volkswagen Golf, aldus [getuige 1]. [23] [getuige 1] heeft de verdachte (op een foto) herkend als de man bij de loods in Lisse. [24]
[opdrachtgever]
In de trekker van [getuige 1] is een kopie van het identiteitsbewijs van [opdrachtgever] aangetroffen. [25] Op 6 augustus 2015 is de verdachte tezamen met [opdrachtgever] in een Citroën Jumpy met [kenteken 5] door de politie gecontroleerd. [26]
De verklaringen van de getuigen
Getuige [getuige 3] — werkzaam bij een bedrijf aan de [adres 1] — heeft verklaard dat er sinds januari/februari 2015 — bijna altijd op donderdag — één keer in de twee weken en soms één keer per week een Engelse trekker met oplegger naar de loods aan de [adres loods] te Lisse kwam. In de loop van de ochtend arriveerden de chauffeur van de trekker en de gebruiker van de loods aan de [adres loods]. De gebruiker van de loods reed in een Volkswagen Golf en later in een Volkswagen Passat met het kenteken [kenteken 4]. De chauffeur verliet de loods vervolgens met zijn trekker en ook de gebruiker van de loods reed dan weer weg. In de loop van de dag kwam de gebruiker van de loods meerdere keren terug en ging dan wat doen in de loods. In het begin kwam hij terug met een bestelbusje waarmee hij de loods in reed. [27]
Getuige [getuige 4] — werkzaam bij een bedrijf aan de [adres 2] — heeft verklaard dat hij zijn heftruck driemaal op een donderdagochtend aan de gebruiker van de loods aan de [adres loods] te Lisse heeft uitgeleend. [getuige 4] heeft de verdachte (op een foto) herkend als de gebruiker van de loods. [28] Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de heftruck van [getuige 4] meermalen heeft geleend.

Het oordeel van het hof

Uit de bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten is verwezen, leidt het hof met de rechtbank het volgende af.
Op 1 oktober 2015 is de trekker met oplegger van [getuige 1] omstreeks 10:30 uur door de politie gecontroleerd. De lading bestond uit 2 pallets met keukenpapier en 10 lege pallets. Daarbij zijn geen bijzonderheden waargenomen. Vlak na deze controle heeft [getuige 1] zijn oplegger in de loods aan de [adres loods] te Lisse geparkeerd. Hierbij was tevens een personenauto sterk gelijkend op een Volkswagen Passat aanwezig. Kort hierna hebben de trekker (zonder oplegger) en de Volkswagen de loods verlaten. Gedurende de dag is de Volkswagen tweemaal teruggekeerd naar de loods. Omstreeks 21:30 uur heeft [getuige 1] zijn oplegger weer uit de loods opgehaald waarop hij omstreeks 21:50 uur wederom door de politie is gecontroleerd. In een verborgen ruimte onder de laadvloer werd een grote hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen.
Met de rechtbank overweegt het hof dat de verdovende middelen in de oplegger zijn aangetroffen, nadat
deze behoudens de 2 pallets met keukenpapier leeg de loods was binnengereden en ongeveer elf uren in de loods aan de [adres loods] te Lisse had gestaan. Deze loods was in bruikleen bij de verdachte en het was ook de verdachte die de loods op 1 oktober 2015 voor [getuige 1] heeft geopend. Op 2 oktober is de verdachte in de nabijheid van de loods aangehouden en in zijn auto zijn handschoenen aangetroffen met daarop zijn DNA en resten cocaïne, THC en Levamisol. Ook zijn in de auto van de verdachte negen grote zwarte tassen aangetroffen die van binnen naar hennep roken. In de loods is een tweede oplegger met een verborgen ruimte aangetroffen en een zak met (vermoedelijk) hennep, gelijkend op de zakken die werden aangetroffen in de oplegger. Tevens is in de loods aangetroffen een zak met hennep met daarop een gele sticker gelijkend op de zakken met henneptoppen met tevens gelijkende gele stickers, die in de vrachtwagen (
hof verstaat: trekker met oplegger) zijn aangetroffen.
Met de rechtbank overweegt het hof voorts dat [getuige 1] heeft verklaard dat hij voor [opdrachtgever] (vanuit Ierland) goederen afleverde in de loods aan de [adres loods]. Zijn contact met de verdachte verliep via [opdrachtgever]. [getuige 1] heeft verklaard dat hij de vrachtwagen weer naar Ierland zou rijden, alwaar [opdrachtgever] zijn deel van de lading zou lossen. Op 6 augustus 2015 is de verdachte tezamen met [opdrachtgever] in een Citroën Jumpy door de politie gecontroleerd. Voorts had de verdachte een telefoon bij zich met een simkaart van een Ierse provider.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - kort gezegd - verklaard dat hij ten tijde van het tenlastegelegde feit de gebruiker van de loods was; dat hij regelmatig bij de loods kwam; hij de chauffeur [getuige 1] kent en dat deze weleens goederen voor hem bracht bij de loods; hij de heftruck van getuige [getuige 4] wel eens leende; het klopt dat hij met [opdrachtgever] in een gehuurde bestelbus door de politie is gecontroleerd; hij ten tijde van het tenlastegelegde in een Volkswagen Passat reed en de bij zijn aanhouding aangetroffen handschoenen door hem zijn gebruikt.
De verdachte heeft enige betrokkenheid bij de feiten ontkend.
Genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, duiden naar het oordeel van het hof op de betrokkenheid van de verdachte bij de
uitvoer van de verdovende middelen naar Ierland. Het hof is van oordeel dat daaruit volgt dat het de verdachte is geweest die de verdovende middelen in de verborgen ruimte in de oplegger heeft gestopt.

Conclusie

Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde uitvoer van 1,99 kilo MDMA, 8,79 kilo MDMA, 164,63 kilo henneptoppen en 96,93 gram hasj naar Ierland.
Verweren
Bewijsuitsluiting verklaring [getuige 1]
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte onder verwijzing naar de zogenoemde Vidgen-jurisprudentie zich op het standpunt gesteld dat de belastende verklaring van getuige [getuige 1] dient te worden uitgesloten van het bewijs wegens schending van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna te noemen: EVRM). Daartoe heeft de raadsman – kort gezegd - aangevoerd dat de verklaring van [getuige 1] in belangrijke mate doorslaggevend is voor het bewijs, maar geen of onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen, terwijl de verdediging het ondervragingsrecht niet heeft kunnen effectueren en daarvoor geen effectieve compensatie is geboden.
Het hof overweegt als volgt. Op de regiezitting van 13 september 2021 heeft het hof onder andere het verzoek tot het horen van getuige [getuige 1] bij de raadsheer-commissaris toegewezen. Dit verhoor heeft echter niet kunnen plaatsvinden, omdat [getuige 1] op 1 november 2018 is overleden. Op grond van het vorenstaande stelt het hof vast dat de verdediging haar ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen. Anders dan het standpunt van de verdediging is het hof van oordeel dat dit niet resulteert in een schending van voormeld artikel 6 EVRM. De verklaring van [getuige 1] is niet het enige of beslissende (“sole or decisive”) bewijs in de onderhavige zaak, maar vindt steun in de bewijsmiddelen zoals uitgewerkt onder het kopje “Bewijsoverwegingen”. Voorts merkt het hof nog op dat ook de enkelvoudige herkenning van de verdachte door [getuige 1] in zijn verhoor voldoende betrouwbaar is en gebezigd kan worden voor het bewijs. [getuige 1] heeft de verdachte immers meerdere keren gezien en gesproken, hetgeen tevens wordt bevestigd door de verdachte zelf en de verklaringen van getuigen. Daarnaast heeft de getuige [getuige 4] de verdachte aan de hand van dezelfde duidelijke foto herkend. De verdediging is in de gelegenheid gesteld het ondervragingsrecht ten aanzien van de getuige [getuige 4] in hoger beroep uit te oefenen bij de raadsheer-commissaris. Daarnaast is de verdediging in de gelegenheid gesteld ten aanzien van nog 3 andere getuigen het ondervragingsrecht uit te oefenen.
Naar het oordeel van het hof voldoet de procedure in haar geheel aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Het hof ziet dan ook geen aanleiding de verklaring van [getuige 1] van het bewijs uit te sluiten.
Het verweer wordt verworpen.
Alternatief scenario
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep voor het eerst een alternatief scenario naar voren gebracht, inhoudende dat [getuige 1] met een oplegger naar de loods kwam om tweedehandsspullen te leveren aan de verdachte en dat er mogelijk één of meer anderen in de loods aanwezig waren die de drugs in de oplegger hebben geplaatst. Voorts heeft de verdachte aangevoerd dat hij de handschoenen uit de Volkswagen Passat waarop zijn DNA en sporen van verdovende middelen zijn aangetroffen, had gevonden in de loods en enkel had gebruikt om zijn banden te wisselen.
Het hof overweegt als volgt. Het alternatieve scenario is tegenstrijdig aan verdachtes eerdere verklaring bij de rechter-commissaris, inhoudende dat hij geen enkele band zou hebben met de loods aan de [adres loods] en [getuige 1] niet kent. Hij zou alleen in het pand ernaast geweest zijn voor enkele reparaties aan zijn auto, waaronder de banden van de auto. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte echter erkend dat hij de betreffende loods sinds begin 2015 in bruikleen had van [getuige 2], waardoor er dus wel degelijk een verband is tussen de verdachte en de loods. Daarnaast komt verdachtes verklaring niet overeen met hetgeen uit de politiecontrole van 1 oktober 2015 volgt. Tijdens die controle is immers gebleken dat er geen tweedehandsspullen in de oplegger lagen, maar enkel wat pallets met keukenpapier. De verklaring van verdachte dat hij de handschoenen had gebruikt voor banden reparaties komt niet overeen met zijn eerdere verklaring dat hij de auto liet repareren door [bedrijf] en(
dus geen handschoenen nodig had) en alleen in het pand ernaast is geweest en niet in de loods. Voorts bevat het dossier geen enkel aanknopingspunt waaruit zou moeten blijken wie deze andere personen zouden zijn geweest in de loods en zijn er geen anderen op 1 oktober 2015 waargenomen op de camerabeelden van de C&A. De verdachte is dus de enige die ten tijde van het tenlastegelegde een verband heeft met de loods, de Volkswagen Passat en de trekker met oplegger met de verdovende middelen. Op grond van het vorenoverwogene acht het hof de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en is het alternatieve scenario naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden.
Het verweer wordt verworpen.
Medeplegen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat de rol van de verdachte niet kan worden geduid als medepleger.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen zoals uitgewerkt onder het kopje “Bewijsoverwegingen” volgt dat het de verdachte moet zijn geweest die de oplegger op 1 oktober 2015 met verdovende middelen heeft beladen. De oplegger is immers zonder verdovende middelen aangekomen in de loods van de verdachte; uit de camerabeelden van 1 oktober 2015 blijkt dat de verdachte in de loods is geweest, bovendien blijkt uit het dossier niet dat andere personen in de tussentijd in de loods zijn geweest en in de oplegger zijn kort na vertrek uit de loods verdovende middelen aangetroffen. De verdachte had dus wetenschap van de verdovende middelen en heeft door de oplegger te beladen met deze verdovende middelen een wezenlijke rol vervuld.
Op grond van het vorenoverwogene oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n), zoals in elk geval [opdrachtgever] die de opdracht tot het transport heeft gegeven, contact onderhield met de chauffeur, eerder gecontroleerd is door de politie samen met de verdachte en die de lading zou lossen, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij
op ofomstreeks 02 oktober 2015 te Lisse
en/of Rijswijken/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet),
ongeveer1,99 kilo MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en
/of ongeveer8,79 kilo cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers
heefthebbenhij verdachte en
/ofzijn mededader(s) een
vrachtwagen met trailer met voornoemde hoeveelheid MDMA en/of cocaïne met bestemming Engeland en/of Ierland aanwezig gehad en/of (deze)vrachtwagen met trailer met voornoemde hoeveelheid MDMA en
/ofcocaïne vervoerd van Lisse
enmet als bestemming
Engeland en/ofIerland;
2. primair
hij
op ofomstreeks 02 oktober 2015 te Lisse
en/of Rijswijken/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), een hoeveelheid van
ongeveer164,63 kilo henneptoppen en
/of96,93 gram hasj,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of Hasj,zijnde hennep en
/ofHasj
(een)middel
(en
)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,immers
heefthebbenverdachte
en zijn mededader(s)een vrachtwagen met trailer met voornoemde hoeveelheid
MDMA en/of cocaïnevervoerd van Lisse
enmet als bestemming
Engeland en/ofIerland.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader(s) schuldig gemaakt aan de uitvoer van 1,99 kilo MDMA, 8,79 kilo cocaïne, 164,63 kilo henneptoppen en 96,93 gram hasj. Door de handel in dergelijke verdovende middelen ontstaat schade en overlast voor de samenleving. Het gebruik van deze drugs levert bovendien een gevaar op voor de volksgezondheid, omdat deze drugs bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich kunnen brengen. Bovendien gaat handel in drugs veelal gepaard met andere vormen van criminaliteit. De verdachte heeft met zijn handelen de volksgezondheid in gevaar gebracht en een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit.
Justitiële Documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Redelijke termijn en tijdsverloop
Het hof heeft geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden in eerste aanleg is overschreden met 1 jaar en ruim 11 maanden. De verdachte is immers op 2 oktober 2015 in verzekering gesteld en de rechtbank heeft pas op 17 september 2019 vonnis gewezen. Tevens is de redelijke termijn in hoger beroep overschreden met 1 jaar en 9 maanden. De verdachte heeft immers op 27 september 2019 hoger beroep ingesteld en het hof doet pas op 27 juni 2023 uitspraak.
Het hof zal deze overschrijding – alsmede het zeer forse tijdsverloop en de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte - verdisconteren in de strafmodaliteit in die zin dat het hof in plaats van een in beginsel passende en geboden onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden zal opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge,
mr. A.L. Frenkel en mr. T.J. Sleeswijk Visser, in bijzijn van de griffier mr. S. Roos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 juni 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5-6, zaaksdossier 1 (hierna: ZD 1); proces-verbaal van bevindingen, p. 14-15, ZD 1.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6, ZD 1.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16-17, ZD 1.
5.Proces-verbaal uitlezen beeldmateriaal, p. 173-174, ZD 1.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 19-21, ZD 1.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 31-33, ZD 1.
8.Proces-verbaal Sporenonderzoek, p. 45-47, ZD 1; een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 22 oktober 2015, zaaknummer 2015.10.12.007 (aanvraag 001), p. 43-44, ZD 1.
9.Proces-verbaal Sporenonderzoek, p. 45-47, met bijlage overzicht sporendragers, p. 48, ZD 1; een geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 22 oktober 2015, zaaknummer 2015.10.12.007 (aanvraag 001), p. 43-44, ZD 1.
10.Proces-verbaal Sporenonderzoek, p. 45-47, ZD 1; een geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 12 november 2015, zaaknummer 2015.10.12.007 (aanvraag 002), p. 91-92, ZD 1.
11.Proces-verbaal Sporenonderzoek, p. 45-47, met bijlage overzicht sporendragers, p. 50, ZD 1;
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14, ZD 1.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5-6, Persoonsdossier verdachte; KVI, p. 71, Beslagdossier.
14.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 46-47, Beslagdossier.
15.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 48, Beslagdossier; proces-verbaal uitlezen GSM, p. 60, ZD 1; proces-verbaal van bevindingen, p. 64, ZD 1.
16.Proces-verbaal Onderzoek stuk van overtuiging, p. 81, ZD 1; een geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 15 januari 2016, zaaknummer 2015.10.12.007 (aanvraag 003 en 004), p. 216-218, ZD 1.
17.Een los geschrift, te weten een Rapport ‘Onderzoek naar sporen verdovende middelen op handschoenen’ van het NFI d.d. 23 maart 2016, zaaknummer 2015.10.12.007, p. 1-4.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 182-183, ZD 1; proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 52-53, Beslagdossier; proces-verbaal Sporenonderzoek, p. 51, ZD 1.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 78, ZD 1.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 113, ZD 1.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 165-166, ZD 1.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 59, ZD 1.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1], p. 20-21, Persoonsdossier [getuige 1]; proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1], p. 59-62, Persoonsdossier [getuige 1].
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1], p. 67-68, met bijlage p. 70, Persoonsdossier [getuige 1].
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 94-95, met bijlage p. 103, ZD 1.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 169-170, ZD 1.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p. 125-126, p. ZD 1.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], p. 159-161, met bijlage p. 163, ZD 1.