ECLI:NL:GHDHA:2023:1338

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
2200178422
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik van valse salarisspecificaties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1967, was jarenlang werkzaam voor het bedrijf van haar ex-man en had een andere positie dan een reguliere werknemer. De tenlastelegging omvatte valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van valse salarisspecificaties. Het hof heeft de verklaring van de verdachte, die stelde dat zij nooit het juiste salaris had ontvangen en dat haar ex-man haar een hoger salaris had beloofd, niet zonder meer onaannemelijk geacht. De verdachte had verklaard dat zij de salarisspecificaties van haar ex-man had ontvangen en deze had doorgestuurd naar het UWV. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzet had op het gebruik van valse salarisspecificaties. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd, maar het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij de tenlastegelegde feiten had begaan. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001784-22
Parketnummer: 83-195313-21
Datum uitspraak: 8 mei 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 14 juni 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1967,
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
Zij, op of omstreeks 26 juni 2019, te Rotterdam en/of in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de aanvraag overname betalingsverplichtingen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft zij, verdachte, in strijd met de waarheid, op de aanvraag aangegeven dat
- haar brutoloon €3550,- per maand bedroeg en/of
- 13 maart 2019 haar laatste werkdag was en/of
- zij, verdachte, 40 uur per week werkzaam was bij [bedrijf] en/of
- zij, verdachte, over 160 vakantie uren per jaar beschikte en in 2018 daar 80 uur van heeft opgenomen en/of
- zij, verdachte, sinds 1 november 2018 tot aan het einde van haar dienstverband bij [bedrijf] nog €200 euro aan reiskosten per maand te goed heeft en/of
- zij, verdachte, deelneemt aan de pensioenregeling
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
2.
Zij, op of omstreeks 26 en/of 27 juni 2019, te Rotterdam en/of in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschrift(en), die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, te weten (een) salarisspecificatie(s) van [bedrijf] op naam van [verdachte] over de maand(en) september 2018 en/of oktober 2018 en/of november 2018 en/of december 2018 en/of januari 2019 en/of februari 2019, door voornoemde geschrift(en) te versturen en/of doen versturen en/of te verstrekken en/of doen verstrekken aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat in strijd met de waarheid was vermeld dat
- zij, verdachte, een bruto maandloon van €3550 ontving en/of
- de netto reiskosten van €200 per maand ontving en/of
- er maandelijks 10.16% afdracht aan het pensioenfonds plaatsvond en/of
waarin een onjuiste/valse vermelding van de daadwerkelijk gewerkte uren en/of cumulatief loon was opgenomen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Aan de verdachte is – kort gezegd - tenlastegelegd dat zij de door haar ingediende aanvraag overname betalingsverplichtingen valselijk heeft opgemaakt dan wel heeft vervalst en dat zij opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste salarisspecificaties over de maanden september tot en met december 2018 en januari en februari 2019. De valsheid van deze geschriften zou – kort gezegd - liggen in haar opgegeven brutoloon, laatste werkdag, gewerkte uren, (opgenomen) vakantie-uren, reiskosten en deelname aan de pensioenregeling.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft – kort en zakelijk weergegeven – verklaard dat zij al jaren fulltime voor het bedrijf van haar (inmiddels) ex-man werkte en daarvoor nooit het juiste salaris heeft ontvangen. Omdat ze zijn echtgenoot was, heeft zij haar ex-man daar nooit al te sterk op aangesproken en de situatie zodoende langer laten voortbestaan dan wellicht logisch zou zijn geweest. Op enig moment zorgde het langdurig uitblijven van de juiste betaling voor haar werkzaamheden toch voor wrijving in hun huwelijk. Omdat de spanningen opliepen, ging zij van 19 juli 2018 tot 30 september 2018 naar Suriname. Na haar terugkeer in Nederland is haar ex-man er in oktober 2018 alsnog toe overgegaan haar (met enigszins terugwerkende kracht) een hoger salaris uit te betalen, waarop de verdachte in haar beleving ook recht had, gelet op de uren die zij altijd al voor het bedrijf maakte. De verdachte blijft na haar terugkeer uit Suriname nog wel voor het bedrijf werken, maar laat de eerder door haar wel gewerkte, maar niet uitbetaalde uren dan “uitbetalen” door minder uren te werken dan voorheen, zo begrijpt het hof de verklaring van de verdachte. Ook de vakantie uren die zij eerder wel had opgebouwd, maar nooit had kunnen opnemen, neemt ze op die manier alsnog op.
Het hof acht deze verklaring van de verdachte niet zonder meer onaannemelijk. Zij heeft deze verklaring ook (min of meer) consistent afgelegd tijdens haar verhoren ten overstaan van de opsporingsdienst en ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep. Deze verklaring, die door haar ex-man tijdens zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris is bevestigd, is naar het oordeel van het hof niet strijdig met de rest van het dossier. Bovendien is de door de verdachte beschreven situatie invoelbaar voor iemand die met de baas van het bedrijf waarvoor zij werkt, getrouwd is en daardoor een andere positie heeft dan een “normale” werknemer. Gelet daarop kan het hof ook niet uitsluiten dat de verdachte daadwerkelijk een contract had, zoals zij dat op de aanvraag om loondoorbetaling bij faillissement bij het UWV heeft aangegeven, of dat zij daar in elk geval naar eer en geweten van mocht uitgaan.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de verdachte verklaard dat zij de salarisspecificaties van haar ex-man heeft gekregen en rechtstreeks heeft doorgestuurd aan het UWV. Dit heeft haar ex-man ook bevestigd. De uit te betalen bedragen op de salarisspecificaties komen ook overeen met de bedragen die de verdachte daadwerkelijk op haar bankrekening gestort heeft gekregen. Gelet op haar verklaring kan dan ook niet worden uitgesloten dat de verdachte oprecht heeft gedacht dat de salarisspecificaties die zij van haar ex-man - tevens haar werkgever - had gekregen, echt en onvervalst waren, zelfs als de salarisspecificaties in werkelijkheid vervalst zouden blijken te zijn. Op grond van het dossier kan niet, althans onvoldoende worden vastgesteld wie de salarisspecificaties voor wat betreft de cumulatieve loonbedragen heeft vervalst, terwijl evenmin kan worden uitgesloten dat de ex-man van de verdachte, al dan niet in samenwerking met zijn boekhouder, een en ander buiten de verdachte om heeft geregeld, teneinde ervoor te zorgen dat zij over inkomen zou beschikken (en mogelijk: hij minder alimentatie aan haar zou hoeven te betalen). Gelet op het vorenstaande in onderlinge samenhang bezien, is naar het oordeel van het hof onvoldoende komen vast te staan dat de verdachte het opzet had op het gebruik van valse salarisspecificaties.
Gelet op het vorenoverwogene is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge,
mr. H.W. Samson-Geerlings en mr. J.A.M. Jansen, in bijzijn van de griffier mr. S. Roos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 mei 2023.
Mr. H.W. Samson-Geerlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.