In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, wegens opruiing en aanzetten tot gewelddadig optreden tegen vrouwen. De tenlastelegging betrof een webcollege waarin de verdachte een tekst voorlas die vrouwenbesnijdenis aanbeveelt. Het hof heeft het hoger beroep behandeld en de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en een veroordeling van de verdachte.
Het hof heeft de feiten en de context van de uiting zorgvuldig beoordeeld. De verdachte had in zijn webcollege geen expliciete afstand genomen van de aanbeveling van vrouwenbesnijdenis, maar hij heeft ook niet actief goedgekeurd dat deze aanbeveling opgevolgd zou worden. De deskundige die door het hof was benoemd, verklaarde dat het in de traditie van het Islamitisch onderwijs niet noodzakelijk is om afstand te nemen van dergelijke aanbevelingen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor opzet van de verdachte om aan te zetten tot een strafbaar feit of gewelddadig optreden.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van de beschuldigingen van opruiing en aanzetten tot gewelddadig optreden.