ECLI:NL:GHDHA:2023:130

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
2200151720
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opruiing en aanzetten tot gewelddadig optreden tegen vrouwen in het kader van een webcollege over vrouwenbesnijdenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, wegens opruiing en aanzetten tot gewelddadig optreden tegen vrouwen. De tenlastelegging betrof een webcollege waarin de verdachte een tekst voorlas die vrouwenbesnijdenis aanbeveelt. Het hof heeft het hoger beroep behandeld en de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en een veroordeling van de verdachte.

Het hof heeft de feiten en de context van de uiting zorgvuldig beoordeeld. De verdachte had in zijn webcollege geen expliciete afstand genomen van de aanbeveling van vrouwenbesnijdenis, maar hij heeft ook niet actief goedgekeurd dat deze aanbeveling opgevolgd zou worden. De deskundige die door het hof was benoemd, verklaarde dat het in de traditie van het Islamitisch onderwijs niet noodzakelijk is om afstand te nemen van dergelijke aanbevelingen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor opzet van de verdachte om aan te zetten tot een strafbaar feit of gewelddadig optreden.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van de beschuldigingen van opruiing en aanzetten tot gewelddadig optreden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001517-20
Parketnummer: 09-765060-19
Datum uitspraak: 31 januari 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 juni 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 24 januari 2019 te Den Haag, in elk geval in Nederland, in het openbaar, mondeling, tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door:
een (web)college te geven en daarbij de tekst "de besnijdenis is verplicht voor de mannen en aanbevolen voor de vrouwen. Het is niet verplicht voor de vrouwen. De wijsheid die hier achter is dat de penis wordt gereinigd van de onreinheden wat zich op de voorhuid bevindt en bij de vrouw worden haar lusten minder" voor te lezen en/of voor te dragen, welk (web)college op de website van de As Soenah Moskee genaamd [website] is geplaatst en aldaar kon worden geraadpleegd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 8 november 2018 te Den Haag, in elk geval in Nederland, in het openbaar, mondeling, heeft aangezet tot gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen, te weten (alle) (islamitische) vrouwen, wegens hun sekse,
een (web)college te geven en daarbij de tekst "de besnijdenis is verplicht voor de mannen en aanbevolen voor de vrouwen. Het is niet verplicht voor de vrouwen. De wijsheid die hier achter is dat de penis wordt gereinigd van de onreinheden wat zich op de voorhuid bevindt en bij de vrouw worden haar lusten minder" voor te lezen en/of voor te dragen, welk (web)college op de website van de As Soenah Moskee genaamd [website] is geplaatst en aldaar kon worden geraadpleegd.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Feiten
In de digitale leeromgeving van de As-Soenah moskee in Den Haag is in het najaar van 2015 een video geplaatst, waarin de verdachte als docent les geeft. Hij gebruikt hierbij het boek “Vergemakkelijkte jurisprudentie”, een boek waarin de leerstellingen van verschillende middeleeuwse Islamitische geleerden worden weergegeven. De les, welke in de zomer van 2015 is opgenomen, gaat over het onderwerp ‘Eigenschappen van de natuurlijke aanleg’ (de ‘fitra’) en behandelt (leef)regels met betrekking tot de reinheid. In deze ruim 54 minuten durende les zegt de verdachte onder meer het volgende (eigen waarneming van het hof):
“Zoals ze zeiden is de besnijdenis verplicht voor de mannen en aanbevolen voor de vrouwen. Het is niet verplicht voor de vrouwen. De wijsheid die hier achter is dat de penis wordt gereinigd van de onreinheden wat zich op de voorhuid bevindt en bij de vrouw worden haar lusten minder”.
Een ieder die bij de administratie van de site heeft aangegeven de les(sen) digitaal te willen volgen, heeft inloggegevens ontvangen, waarmee toegang is verschaft tot de video’s van de les(sen).
Naar aanleiding van het tonen van bovengenoemd fragment in een uitzending van Nieuwsuur op 27 april 2018, is door [aangever] op 8 november 2018 aangifte gedaan, welke aangifte na een oproep is gevolgd door meer dan 130 aangiftes.
Vrouwenbesnijdenis is in Nederland strafbaar.
Juridisch kader
Van strafbare opruiing is sprake indien wordt aangehitst, aangezet of aangespoord tot het plegen van een strafbaar feit.
De tenlastegelegde uiting dient te worden beoordeeld naar de inhoud en strekking van de bewoordingen of afbeeldingen in samenhang bezien. Voorts dient de tenlastegelegde uiting te worden bezien in de context, waarin deze uiting is geopenbaard.
Bij de beoordeling of een uiting opruiend is komt minder gewicht komt toe aan de subjectieve bedoeling van de verdachte en de subjectieve gesteldheid van de toehoorder. Om van opruiing in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen spreken moet een strafbaar feit kunnen worden aangewezen waartoe is opgeruid. De strekking van de uiting moet zodanig zijn dat de uitvoering van de gedraging waartoe is opgeruid een strafbaar feit oplevert. Voor bewezenverklaring is opzet vereist.
Ook bij het aanzetten tot gewelddadig optreden tegen personen geldt dat de gewraakte uiting niet uitsluitend op zichzelf moet worden bezien, maar dat acht dient te worden geslagen op de inhoud en strekking van de bewoordingen in de context, waarin deze uiting is geopenbaard. Ook in dit geval is voor bewezenverklaring opzet vereist.
De verweren
De verdediging heeft gemotiveerd gesteld dat er geen sprake is van opruiing en van het aanzetten tot gewelddadig optreden tegen vrouwen, zodat verdachte van beide feiten dient te worden vrijgesproken.
De verdediging heeft hiertoe – kort samengevat - primair aangevoerd dat de tenlastegelegde woorden in de context van de gehele lezing niet zodanig zijn dat iemand erdoor tot het strafbare feit van vrouwenbesnijdenis gebracht zou kunnen worden en subsidiair dat het opzet ontbreekt. Tot slot meent de verdediging dat artikel 10 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens een veroordeling in de weg staat.
Bespreking van de tenlastegelegde feiten
Het hof moet de vraag beantwoorden of de verdachte zich door het doen van de uiting schuldig heeft gemaakt aan opruiing tot enig strafbaar feit en aan aanzetting tot gewelddadig optreden tegen vrouwen. Daarbij dient aandacht te worden besteed aan de context van die uiting, mede gelet op de vraag of sprake is van opzet.
Het hof is van oordeel dat de uiting sec een aanbeveling is van vrouwenbesnijdenis.
De verdachte heeft in zijn webcollege geen afstand genomen van de betreffende voorgedragen passage, hetgeen naar het oordeel van het hof wel op zijn weg had gelegen, maar heeft deze ook niet nadrukkelijk goedgekeurd of nadere invulling gegeven. Dit in tegenstelling tot andere besproken leefregels, zoals met betrekking tot het laten staan van de baard en het knippen van de snor, waar de verdachte in zijn webcollege verder over uitweidt, onder meer met praktische aanwijzingen, en waarover hij zijn instemming uitdrukkelijk laat blijken. De verdachte heeft ter terechtzitting onderbouwd verklaard zelf tegenstander te zijn van vrouwenbesnijdenis. Het hof ziet geen aanknopingspunten om tot een andere vaststelling te komen.
Het hof overweegt vervolgens ten aanzien van de context als volgt. De door de raadsheer-commissaris benoemde deskundige prof.dr.mr. M.S. Berger heeft op verzoek van het hof onderzoek verricht. De deskundige heeft ter terechtzitting in hoger beroep uitgelegd dat het in de traditie van het Islamitisch onderwijs niet noodzakelijk is om bij het uiten van een op zich afkeurenswaardige aanbeveling, hier zelf expliciet afstand van te nemen. “Dit is niet inherent aan de logica van het theologisch betoog.”
Desgevraagd heeft de deskundige ter terechtzitting toegevoegd dat toehoorders begrijpen dat niet de eigen opvatting van de docent wordt weergegeven en dat de woorden ‘vrouwenbesnijdenis is aanbevolen’ voor de toehoorders niet impliceren dat deze aanbeveling opgevolgd moet worden.
Deze overwegingen omtrent de context brengen het hof tot het oordeel dat dit in samenhang bezien maakt dat de verdachte niet het opzet had tot het aanzetten tot een strafbaar feit (feit 1) of het gewelddadig optreden jegens personen (feit 2). Er zijn sowieso onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de verdachte ‘vol opzet’ hierop heeft gehad, maar ook de drempel van het voorwaardelijk opzet wordt niet gehaald, nu – gelet op genoemde feiten en omstandigheden - niet is komen vast te staan dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat zijn uiting een hoorder van zijn college er toe zou aanzetten vrouwenbesnijdenis toe te passen, bewust heeft aanvaard.
De vrijheid van meningsuiting
Gelet op het hiervoor overwogene behoeft het verweer omtrent de vrijheid van meningsuiting geen bespreking meer.
Conclusie
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr. M.A.J. van de Kar en mr. M. Koole, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 januari 2023.