3.2Het gaat in deze zaak om het volgende.
[verzoeker] is op 1 oktober 2007 bij Van Dijk in dienst getreden. Hij werkte sinds 1 januari 2019 als bedrijfsleider/werkvoorbereider/calculator tegen een salaris van € 5.500,- bruto per maand. [verzoeker] had daarnaast recht op een winstuitkering.
[verzoeker] is per 1 juni 2019 de functie van algemeen directeur gaan vervullen. [betrokkene 1] is per 1 juni 2019 in dienst getreden in de functie van bedrijfsleider. Nadien is [betrokkene 1] algemeen directeur van Van Dijk geworden.
Bij e-mail van 17 juli 2019 heeft [verzoeker] aan Van Dijk het volgende te kennen gegeven:
“Zoals wij gisteren 16 juli 2019 samen hebben besproken, zal het loon dit jaar niet aangepast worden. Ik zie zelf niet de voordelen van algemeen directeur t.o.v. bedrijfsleider/werkvoorbereider/calculator/tekenaar. Voor mij is het ook niet in te passen met al de zeer drukke werkzaamheden.
Alle werkzaamheden volgens de functieomschrijving van algemeen directeur en de eerder getekende aanvullende overeenkomst ingaande 1 januari 2019 zijn hetzelfde.
Algemeen directeur is ook een geheel andere functie in een bedrijf.
Laten we volgend jaar januari 2020 nog een gesprek hebben en dan kijken of algemeen
directeur in te passen is.”
[verzoeker] heeft zich op 19 augustus 2019 ziekgemeld. De bedrijfsarts heeft in de Probleemanalyse d.d. 27 augustus 2019 vermeld dat [verzoeker] te kampen heeft met forse medische beperkingen, dat de verwachting is dat hij waarschijnlijk langer dan zes tot acht weken volledig arbeidsongeschikt zal zijn en dat met hem voorlopig niet mag worden gesproken over werkinhoudelijke zaken.
Op 28 september 2019 is een Plan van Aanpak opgesteld waarin wordt verwezen naar de Probleemanalyse van 27 augustus 2019. Verder is in het Plan van Aanpak vermeld dat het einddoel van de re-integratie is: “werkhervatting in eigen functie met aanpassingen.” Het Plan van Aanpak is namens Van Dijk ondertekend door [betrokkene 2]. [verzoeker] is niet betrokken geweest bij het opstellen van het Plan van Aanpak en heeft het ook niet ondertekend.
Op 18 november 2019 is [verzoeker] op kosten van Van Dijk begonnen met een behandeltraject bij ‘Together in Motion’.
[verzoeker] is op 7 januari 2020 op kantoor koffie gaan drinken. Tijdens dat bezoek vond een incident plaats met [betrokkene 1]. [betrokkene 1] heeft toen tegen [verzoeker] gezegd dat hij bij [verzoeker] “de kop van zijn romp zou trekken.”
Op 13 juni 2020 heeft [verzoeker] van Van Dijk een brief (gedateerd op 31 oktober 2019) ontvangen met onder meer het verzoek om de door [verzoeker] gebruikte leaseauto op 10 augustus 2020 in te leveren. [verzoeker] heeft hiertegen geprotesteerd bij monde van zijn gemachtigde.
In het rapport van het arbeidsdeskundig onderzoek van 5 oktober 2020 wordt geconcludeerd dat [verzoeker] op dat moment ongeschikt is voor het volledige eigen werk, dat zijn belastbaarheid nog wel toeneemt, maar dat niet duidelijk is in welke mate en op welke termijn. Terugkeer in het eigen werk kan daarom niet worden uitgesloten, maar kan ook geenszins worden gegarandeerd. Verder wordt onder het kopje “Aanbevelingen” het volgende vermeld:
“Een factor van invloed is de vertroebelde arbeidsverhouding. Om de mogelijkheden in het eerste spoor te benutten, is het noodzakelijk dat de issues tussen werkgever en betrokkene besproken worden en dat zij hier een oplossing voor vinden. Een van deze issues betreft de inhoud van maatgevende functie (bedongen arbeid). Ik adviseer om deze gesprekken plaats te laten vinden in het bijzijn van een onafhankelijke bemiddelaar. Ook in het tweede spoor is het van belang dat betrokkene en werkgever met elkaar blijven communiceren. Ik adviseer om dit mee te nemen in de gesprekken in bijzijn van een onafhankelijke bemiddelaar. Op geleide van het bemiddelingsresultaat worden vervolgactiviteiten in de re-integratie vastgesteld.
Wegens beperkingen in de belastbaarheid adviseer ik de werkgever om betrokkene bij te laten staan door een re-integratiedeskundige in de woonomgeving van betrokkene. Ik adviseer een re-integratiebureau dat de begeleidingsbehoefte van betrokkene kan vaststellen en faciliteren.”
Op 9 oktober 2020 is een traject in Spoor 2 gestart bij Power 4 People. Met dat traject heeft [verzoeker] een werkervaringsplaats gevonden waar hij op 8 januari 2021 aan het werk is gegaan.
Partijen hebben in oktober/november 2020 geprobeerd om een mediationtraject te beginnen. Dit is echter niet succesvol gebleken. Aanvankelijk wilde [verzoeker] niet aanwezig zijn bij een mediationbijeenkomst als [betrokkene 1] er ook bij zou zijn. Na dreiging met een loonstop heeft [verzoeker] alsnog meegewerkt aan het mediationtraject. Tijdens de eerste bijeenkomst bleek dat Van Dijk voor [verzoeker] geen toekomst meer zag in haar bedrijf.
Op 7 mei 2021 heeft een eindevaluatie voor het UWV plaatsgevonden. In het verslag hiervan heeft Van Dijk de datum van 18 augustus 2021 genoemd als einddatum van het dienstverband. Bij brief van 15 juni 2021 heeft Van Dijk [verzoeker] verzocht om ‘bedrijfsbescheiden’ te retourneren. Ook die brief vermeldt 18 augustus 2021 als einddatum van het dienstverband. De gemachtigde van [verzoeker] heeft hiertegen protest aangetekend, waarna de advocaat van Van Dijk heeft bevestigd dat het dienstverband inderdaad niet op 18 augustus 2021 van rechtswege zal eindigen.
Aan [verzoeker] is vanaf 16 augustus 2021 een WIA-uitkering toegekend. In de beslissing van het UWV is vermeld dat het UWV in dat verband het re-integratieverslag heeft beoordeeld en tot de conclusie is gekomen dat [verzoeker] en Van Dijk voldoende hebben gedaan aan de re-integratie van [verzoeker].
Het UWV heeft op 15 september 2021 toestemming gegeven voor opzegging van de arbeidsovereenkomst. Van Dijk heeft de arbeidsovereenkomst vervolgens per 1 januari 2022 opgezegd. [verzoeker] heeft een transitievergoeding van € 30.504,50 bruto ontvangen.