De verdere beoordeling van het hoger beroep
1. Uit het tussenarrest van 18 oktober 2022 volgt dat het hof met de rechtbank van oordeel is dat tot de nalatenschap van erflater behoren de sieraden zoals vermeld in productie 10 die appellante bij memorie van grieven in het geding heeft gebracht. Productie 10 betreft een lijst van sieraden die getaxeerd zijn door de juwelier van [juwelier] te [plaats] . In de brief van de juwelier van 20 november 2015 is vermeld: “Zoals afgesproken op 27 oktober j.l heb ik voor u getaxeerd de sieraden volgens bijgaande lijsten. Dit zijn de bedragen die u eventueel bij verkoop kan verwachten.” Geen waarde is door voornoemde juwelier opgegeven met betrekking tot het heren polshorloge Omega en het stalen herenhorloge Rolex Submariner. Uit rechtsoverweging 12 van het arrest van het hof volgt dat nog voorligt wat de waarde is van de sieraden. In rechtsoverweging 15 van voormeld arrest heeft het hof overwogen: 1) wat dient de waarderingsgrondslag te zijn voor de te taxeren sieraden en horloges zoals vermeld op productie 10? 2) dient er een of dienen er drie taxateurs te worden aangewezen? 3) hoe moeten de sieraden en horloges na de taxatie worden verdeeld: a) toedeling aan een partij onder verrekening van de waarde, b) verkoop en verdeling van de verkoopopbrengst?
2. Door appellante is in haar akte van 3 januari 2023 gesteld:
Zoals appellante al eerder heeft aangegeven, heeft zij de sieraden van moeder al jaren geleden vrijwel volledig verkocht en zijn partijen de horloges van vader kwijtgeraakt. Met andere woorden: de sieraden van productie 10 van appellante zijn niet meer voorhanden.
De sieraden die appellante nog wel voorhanden heeft zijn weergegeven in het taxatierapport van 24 juli 2022;
De voorhanden sieraden dienen gewaardeerd te worden naar het tijdstip van de verdeling;
De sieraden die verkocht zijn dienen gewaardeerd te worden met als peildatum datum verkoop;
De horloges van vader dienen buiten beschouwing te worden gelaten;
Als waarderingsgrondslag dient gehanteerd te worden de verkoopwaarde;
De sieraden die geïntimeerde wenst te krijgen kunnen aan hem worden toegedeeld tegen de taxatiewaarde.
3. Door geïntimeerde is in zijn akte van 31 januari 2023 gesteld:
Geïntimeerde stelt zich op het standpunt dat de taxateur uit dient te gaan van de waarde van de sieraden in het economische verkeer;
Uit het door appellante overlegde taxatierapport blijkt dat de horloges nog aanwezig waren na datum overlijden van erflater;
Alle sieraden dienen te worden getaxeerd zoals vermeld in het taxatierapport van 27 oktober 2015 productie 10 bij de grieven;
Als peildatum voor de waardering dient te gelden de datum van de feitelijke verdeling;
Geïntimeerde wenst in ieder geval toegedeeld te krijgen de twee horloges van het merk Rolex en Omega alsmede het horloge van het merk Emile Pequignet. Ook wenst geïntimeerde toegedeeld te krijgen een 18 karaat bicolor fantasy schakel collier met een bijpassende armband.
4. Het hof overweegt als volgt. De rechtsrelatie tussen de deelgenoten in een onverdeelde boedel wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Naar het oordeel van het hof heeft appellante zonder instemming van geïntimeerde een groot aantal sieraden van erflater verkocht. Het hof acht deze handelswijze van appellante verwijtbaar en acht haar aansprakelijk voor de schade die daarvoor voor de nalatenschap is ontstaan.
5. Partijen hebben in hun akte geen nieuwe en relevante informatie aan het hof verstrekt met betrekking tot de sieraden die moeten worden getaxeerd. Zaken die verkocht zijn kunnen in beginsel niet meer worden getaxeerd tegen de waarde in het economisch verkeer ten tijde van dit arrest.
6. Gezien de huidige stand van zaken is het hof van oordeel dat het geen nut heeft om nog een deskundige te benoemen voor het taxeren van de sieraden en horloges. Voorkomen moet worden dat nodeloos kosten worden gemaakt en de procedure onnodig wordt vertraagd.
7. Op basis van de gewisselde processtukken is het hof van oordeel dat productie 10 van appellante (taxatierapport juwelier van [juwelier] 20 november 2015) behorende bij haar memorie van grieven de meest objectieve informatie geeft over de waarde van de sieraden en horloges die behoorden tot de nalatenschap van erflater.
8. Het betoog van geïntimeerde dat de sieraden na 2015 met vele honderden procenten in waarde zijn gestegen vindt het hof onvoldoende onderbouwd. Het had op de weg van geïntimeerde gelegen om een contra taxatierapport in het geding te brengen met betrekking tot het taxatierapport van de juwelier van [juwelier] van 20 november 2015. Nu hij dit niet heeft gedaan komt dit voor rekening en risico van geïntimeerde.
9. De juwelier van [juwelier] heeft de juwelen getaxeerd tegen de verkoopwaarde. De verkoopwaarde acht het hof een redelijk en billijk uitgangspunt met betrekking tot de waardering van goederen die tot een onverdeelde boedel behoren.
10. Uit het tussenarrest van dit hof volgt dat het hof van oordeel is dat tot de nalatenschap van erflater behoren het Rolex horloge en het Omega horloge. Deze horloges staan weliswaar op de taxatielijst van de juwelier [juwelier] , echter de waarde staat vermeld met p.m. In eerste aanleg heeft geïntimeerde in zijn akte van 16 oktober 2020 gesteld dat het horloge Speedmaster gewaardeerd moet worden op een bedrag van € 7.950,- en de Rolex op een bedrag van € 8.950,-. Het hof heeft uit de stelling van geïntimeerde begrepen dat hij de waardes achterhaald heeft aan de hand van verschillende websites. In randnummer 42 van zijn memorie van antwoord stelt geïntimeerde slechts dat het hebben van een Rolex op dit moment een hype is. Naar het oordeel van het hof heeft geïntimeerde niet voldaan aan zijn stelplicht met betrekking tot de waarde van de horloges. Het had op de weg van geïntimeerde gelegen om het hof deugdelijk te informeren omtrent de waarde van de horloges. Nu hij dit niet heeft gedaan komt dit voor zijn rekening en risico.
11. Uit hetgeen het hof heeft overwogen volgt dus dat de grieven van appellante geen doel treffen en dat haar vordering tot verdelen van het zilver en Delfts aardewerk moet worden afgewezen. Voorts volgt uit hetgeen het hof heeft overwogen ook dat de eisvermeerdering van geïntimeerde moet worden afgewezen. Het hof zal derhalve het bestreden vonnis van de rechtbank Den Haag van 23 december 2020 onder aanvulling van de gronden bekrachtigen.