ECLI:NL:GHDHA:2023:1168

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
200.308.182/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslevering in arbeidsrechtelijke geschil over minbonnen en achterstallig salaris

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen [geïntimeerde] in een arbeidsrechtelijke kwestie. De zaak betreft beschuldigingen van [geïntimeerde] dat [appellant] gedurende een periode van meer dan twee jaar een aanzienlijk bedrag aan geld uit de kassa heeft weggenomen door het aanslaan van minbonnen. [appellant] betwist deze beschuldigingen en stelt dat hij recht heeft op betaling van achterstallig salaris. Het hof heeft eerder op 15 november 2022 een tussenbeschikking gegeven en heeft nu partijen in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren. [appellant] heeft getuigen voorgedragen en wil camerabeelden en financiële administratie als bewijs aanleveren. Het hof heeft besloten [appellant] toe te laten tot het leveren van getuigenbewijs en zal na afloop van de getuigenverhoren beslissen over de noodzaak van het doorlichten van de financiële administratie van [geïntimeerde]. De zaak is complex, met verschillende bewijsleveringsmethoden die door [appellant] worden voorgesteld, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden. Het hof heeft ook de mogelijkheid van het benoemen van een deskundige besproken, afhankelijk van de uitkomsten van de getuigenverhoren. De beslissing van het hof is dat [appellant] wordt toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de stelling van [geïntimeerde] en bewijs van zijn eigen stellingen over de werkuren en pauzes.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.308.182/01
Zaaknummer rechtbank : 9424005 VZ VERZ 21-14972
Beschikking van 27 juni 2023
in de zaak van
[appellant] ,
wonend in [woonplaats 1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. L.G. Wigboldus, kantoorhoudende in Amsterdam,
tegen:
[geïntimeerde] , h.o.d.n. Keurslager [geïntimeerde],
gevestigd in Rotterdam ,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. M.L. de Bruijn, kantoorhoudende in Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna [appellant] en [geïntimeerde] noemen.

1.Procesverloop in hoger beroep

1.1
Het hof heeft in deze zaak op 15 november 2022 een tussenbeschikking gegeven. Voor het verloop van de procedure tot aan die datum verwijst het hof naar die beschikking. Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • een akte nadere uitlating van de zijde van [appellant] ;
  • een akte nadere uitlating van de zijde van [geïntimeerde] .

2.Beoordeling in hoger beroep

2.1
In deze zaak is in de eerste plaats aan de orde of [appellant] , zoals [geïntimeerde] stelt, gedurende een periode van meer dan twee jaar een aanzienlijk bedrag aan geld uit de kassa heeft weggenomen door het aanslaan op de kassa van minbonnen en het wegnemen van de daarmee corresponderende bedragen. In de tweede plaats moet worden vastgesteld of [appellant] , zoals hij stelt, aanspraak heeft op betaling van achterstallig salaris.
De kwestie van de minbonnen
2.2
Vast staat dat [appellant] in de periode 2019 tot medio 2021 voor een aanzienlijk bedrag minbonnen op de kassa heeft aangeslagen. Deze minbonnen heeft hij niet bij [geïntimeerde] ingeleverd, maar weggegooid. [appellant] heeft betwist dat hij het geld dat correspondeert met deze minbonnen heeft weggenomen. Het hof heeft in de tussenbeschikking geoordeeld dat [geïntimeerde] voorshands geslaagd is in het bewijs dat [appellant] de geldelijke tegenwaarde van de minbonnen heeft weggenomen. Verder heeft het hof beslist dat [appellant] zal worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich bij akte nader uit te laten over deze bewijslevering.
2.3
[appellant] heeft te kennen gegeven dat hij het tegenbewijs op een aantal wijzen wil leveren:
  • Allereerst wil hij getuigen laten horen. Hij heeft als mogelijke getuigen voorgedragen: [getuige 1] (oud-collega van [appellant] ), [getuige 2] (partner van [appellant] ), [geïntimeerde] , de boekhouder van [geïntimeerde] , en zichzelf.
  • Daarnaast wil hij door middel van een analyse van de camerabeelden in de slagerswinkel bewijzen dat daarop niet te zien is dat [appellant] geld heeft weggenomen en dat er ook anderszins geen ongebruikelijke zaken op de camerabeelden te zien zijn. Verder is volgens [appellant] op de camerabeelden te zien dat ook [geïntimeerde] zelf wel eens minbonnen weggooide.
  • Tot slot wenst [appellant] bewijs te leveren door middel van de financiële administratie van [geïntimeerde] . Hieruit zou volgen dat de stelling van [geïntimeerde] dat zij de door haar uitgedraaide minbonnen bewaarde om deze in de administratie te verwerken, onjuist is. Volgens [appellant] gooide [geïntimeerde] de minbonnen weg om daarmee de omzet af te romen. De bonnen van de pintransacties in combinatie met de Z-staten kunnen, aldus [appellant] , verder aantonen dat [geïntimeerde] geld pinde om werknemers zwart uit te betalen. Uit de Z-staten die dateren van voor het dienstverband van [appellant] kan verder blijken hoe er destijds met het aanslaan van minbonnen werd omgegaan.
  • Tot slot wil [appellant] bewijs leveren door middel van zijn functioneringsverslagen.
2.4
Het hof zal [appellant] toelaten tot het leveren van getuigenbewijs door middel van het horen van de door hem genoemde getuigen. [geïntimeerde] heeft weliswaar aangevoerd dat deze getuigen niet op zinvolle wijze kunnen bijdragen aan de bewijslevering, maar het hof gaat aan deze stelling voorbij. Een aanbod tot het leveren van getuigenbewijs kan immers niet worden gepasseerd op grond van een prognose over wat de getuige gaat verklaren.
2.5
Het hof zal na afloop van de getuigenverhoren beslissen in hoeverre er een noodzaak is om de financiële administratie van [geïntimeerde] door te lichten op de wijze die [appellant] heeft voorgesteld. Het valt niet bij voorbaat uit te sluiten dat op basis van de financiële administratie kan worden vastgesteld of er bij de slagerij al dan niet een zwart-geldcircuit bestond dat mede in stand werd gehouden door minbonnen aan te slaan die niet in de financiële administratie werden verwerkt. Een dergelijke omstandigheid zou relevant kunnen zijn in het kader van het door [appellant] te leveren tegenbewijs. Wanneer het hof zou overgaan tot een onderzoek van de financiële administratie, ligt het voor de hand dat hiervoor een onafhankelijke deskundige wordt benoemd. Het hof zal aan het eind van de getuigenverhoren met partijen de mogelijkheid van het benoemen van een deskundige bespreken.
Achterstallig loon
2.6
In het tussenarrest heeft het hof [appellant] in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van zijn stelling dat hij iedere ochtend om ongeveer 7 uur moest beginnen en dat hij nooit gebruik mocht maken van de (overeengekomen) koffiepauze. Wanneer [appellant] dit bewijs levert, staat vast dat hij iedere dag 45 minuten langer werkte dan overeengekomen zonder dat daar loon tegenover stond. [appellant] is in de gelegenheid gesteld zich erover uit te laten op welke wijze hij het bewijs wenst te leveren.
2.7
[appellant] heeft te kennen gegeven dat hij bewijs wil leveren door middel van getuigen. Hij heeft als mogelijke getuigen voorgedragen: [getuige 1] , [getuige 3] (een oud-collega van [appellant] ) en [geïntimeerde] . Verder wil [appellant] door middel van camerabeelden aantonen dat hij bijna elke gewerkte dag om 7 uur aanwezig was en geen koffiepauze hield.
2.8
Het hof zal [appellant] toelaten tot het horen van getuigen. Ter zake van de bewijslevering door middel van camerabeelden zal het hof de beslissing aanhouden. Zoals in de tussenbeschikking is overwogen, ligt het niet direct voor de hand dat de bewijslevering plaatsvindt door middel van het overleggen van camerabeelden, (1) omdat daaruit niet volgt of het gaat om extra werk dat door [geïntimeerde] is opgedragen en (2) omdat er grote hoeveelheden beeldmateriaal moeten worden bekeken alvorens daaruit de conclusie kan worden getrokken dat [appellant] (bijna) iedere dag rond 7 uur begon en te weinig pauze had. Na afloop van de getuigenverhoren zal het hof met partijen bespreken in hoeverre het overleggen en analyseren van de camerabeelden (niettemin) kan bijdragen aan de bewijslevering.
Slotsom
2.9
Het hof zal [appellant] toelaten door middel van getuigen:
  • tegenbewijs te leveren tegen de door [geïntimeerde] voorshands bewezen stelling dat [appellant] in de periode 2019 tot medio 2021 de geldelijke tegenwaarde van de door hem aangeslagen minbonnen heeft weggenomen;
  • bewijs te leveren van zijn stelling dat hij iedere ochtend om ongeveer 7 uur moest beginnen en dat hij nooit gebruik mocht maken van de (overeengekomen) koffiepauze.
De bewijslevering voor beide onderwerpen zal gelijktijdig plaatsvinden.
2.1
Na afloop van de getuigenverhoren zal met partijen worden besproken of, en zo ja op welke wijze, nadere bewijslevering zal plaatsvinden.
2.11
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
- laat [appellant] toe tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen stelling van [geïntimeerde] dat [appellant] in de periode 2019 tot medio 2021 de geldelijke tegenwaarde van de door hem aangeslagen minbonnen heeft weggenomen;
- laat [appellant] toe tot het leveren van bewijs van zijn stelling dat hij iedere ochtend om ongeveer 7 uur moest beginnen en dat hij nooit gebruik mocht maken van de (overeengekomen) koffiepauze;
- bepaalt dat, indien [appellant] getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag voor de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. C.A. Joustra, op
dinsdag 12 september 2023tussen
9.30 uur en 12.30 uur;
- bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak, opgeeft verhinderd te zijn op de genoemde datum en daarbij de verhinderdata van beide partijen in de
maanden oktober tot en met december van 2023opgeeft, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
- deelt mee dat het hof al beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat het niet nodig is deze voor het getuigenverhoor over te leggen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A. Joustra, F.J. Verbeek en J.M. Rowel-van der Linde en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2023 in aanwezigheid van de griffier.