In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van bezwaarschriften van belanghebbende tegen aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2017 en 2018. De Inspecteur van de Belastingdienst had de bezwaarschriften niet-ontvankelijk verklaard omdat belanghebbende geen gronden had vermeld in zijn pro forma bezwaarschriften en deze ook niet tijdig had ingediend. Belanghebbende had aangevoerd dat hij informatie nodig had van de publieksbalie om zijn bezwaarschriften te motiveren, maar het Hof oordeelde dat hij niet had toegelicht welke informatie hij nodig had en dat deze ook telefonisch opgevraagd kon worden. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, die eerder had geoordeeld dat de bezwaarschriften terecht niet-ontvankelijk waren verklaard. De rechtbank had vastgesteld dat belanghebbende niet binnen de gestelde termijnen de gronden van zijn bezwaren had ingediend en dat de Inspecteur hem voldoende gelegenheid had geboden om dit te doen. Het Hof concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.