ECLI:NL:GHDHA:2023:1054

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
2200157921
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overwegingen over het terroristische oogmerk van de organisatie Ansar al-Sharia te Libië en de deelnemingshandelingen van de verdachte in Libië en vanuit Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij de terroristische organisatie Ansar al-Sharia in Libië. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan een organisatie met terroristisch oogmerk, zoals bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft vastgesteld dat de organisatie Ansar al-Sharia, opgericht in juni 2012, een terroristische organisatie was die zich richtte op het vestigen van een islamitische staat in Libië en het plegen van terroristische misdrijven. De verdachte had zich in de beginfase aangesloten bij deze organisatie en had wetenschap van haar terroristische doelstellingen. Hij heeft actief deelgenomen aan de activiteiten van de organisatie, waaronder het rekruteren van nieuwe leden en het verspreiden van opruiend materiaal via Telegram. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en zes maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn voor de berechting. De verdachte werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, namelijk opruiing tot terroristische misdrijven, omdat de berichten in besloten Telegramgroepen waren gedeeld.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001579-21
Parketnummers: 10-810484-18 en 10-812058-20
Datum uitspraak: 12 mei 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 mei 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
thans gedetineerd in PI Rotterdam, locatie De Schie te Rotterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder parketnummer 10-812058-20 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder parketnummer 10-810484-18 en het onder parketnummer 10-812058-20 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Ter terechtzitting in eerste aanleg zijn de zaken onder parketnummers 10-810484-18 en 10-812058-20 gevoegd. Het hof zal - omwille van de leesbaarheid van het arrest - gebruik maken van de doorlopende nummering van de gevoegde zaken die ook de rechtbank heeft gebruik.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 10-810484-18:
1.
hij in of omstreeks 1 januari 2011 tot en met 20 augustus 2018 te Vlaardingen, althans in Nederland en/of Libië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten Islamitische Staat (IS), dan wel Al Quaeda, Ansar al Sharia, althans een aan IS/ISIS/ISIL gelieerde organisatie, althans (een) organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, te weten
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel l76a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel l76a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie);
Zaak met parketnummer 10-812058-20 (gevoegd):
2. Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 31 maart 2016 tot en met 8 augustus 2018 te Vlaardingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
in het openbaar, door middel van afbeeldingen, heeft opgeruid tot enig strafbaar feit, terwijl datgeen waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf, dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch msidrijf inhoudt, door middel van het beheren van een kanaal op social media (Telegram) onder de naam "Shura Council of Benghazi Revolutionaries" onder de gebruikersnaam "[gebruikersnaam]" en/of het op dit kanaal plaatsen en delen van berichten en afbeeldingen en filmopnames (chat 90) van
- een foto van [persoon 1], waarop de tekst is weergegeven ‘Gezocht om te worden gedood, tenzij hij berouw toont’ (doorgestuurd op 9 april 2016) (p. 2761)
- een foto van [persoon 2], waaronder de tekst is weergegeven 'Als God het wil, word je zeer binnenkort vermorzeld. Verheug je er maar op dat de leeuwen je opwachten, afvallige'. Ook is een icoontje van een bom weergegeven. (doorgestuurd op 3 mei 2016) (p. 2784)
- drie lijsten met de namen en adressen van 82 personen die geliquideerd moeten worden. De lijsten bevatten respectievelijk 45, 21 en 16 namen. Achter elke naam staat een adres in Benghazi. Bij de lijsten is vermeld 'Als God het wil, zullen jullie het doelwit zijn van kogels, het verbranden van jullie auto's en het vernietigen van jullie bezittingen. Jullie zijn de oorlog begonnen, dus ondergaan jullie de consequenties daarvan' (doorgestuurd op 8 mei 2016)
- een foto van [persoon 3], met hierop de tekst: "Gezocht om te worden gedood" en hierop een serie mesjes afgebeeld (doorgestuurd op 10 april 2016) (p. 2765)
- een foto van [persoon 4], met hierop de tekst: "Verheug je er maar op, vijand van God, dat je zult worden vermorzeld en naar de hel gestuurd" (doorgestuurd op 5 mei 2016) (p. 2789)
- een foto van [persoon 5], met hierbij vermeld: "Gezocht voor bestraffing volgens de Islamitische wet (doorgestuurd op 19 februari 2018) (p. 2831);
2. Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 31 maart 2016 tot en met 8 augustus 2018 te Vlaardingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(een) (digitaal/digitale) geschrift(en) en/of (digitaal/digitale) afbeelding(en), waarin tot een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf en/of enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag wordt opgeruid,
heeft verspreid en/of om verspreid te worden, in voorraad heeft gehad, terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat in het geschrift en/of de afbeelding zodanige opruiing voorkomt,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) één of meer Telegramkana(a)l(en), te weten "Shura Council of Benghazi Revolutionaries" (chat 90), onder de gebruikersnaam "[gebruikersnaam]" en/of -groep(en) beheerd en/of gevolgd en/of bezocht en (vervolgens) op dit/deze kana(a)l(en) en/of groep(en) geschriften en/of afbeeldingen geplaatst en/of gedeeld, althans deze geschriften en/of afbeeldingen in voorraad gehad:
- een foto van [persoon 1], waarop de tekst is weergegeven "Gezocht om te worden gedood, tenzij hij berouw toont" (doorgestuurd op 9 april 2016) (p. 2761)
- een foto van [persoon 2], waaronder de tekst is weergegeven "Als God het wil, word je zeer binnenkort vermorzeld. Verheug je er maar op dat de leeuwen je opwachten, afvallige". Ook is een icoontje van een bom weergegeven (doorgestuurd op 3 mei 2016) (p. 2784)
- drie lijsten met de namen en adressen van 82 personen die geliquideerd moeten worden. De lijsten bevatten respectievelijk 45, 21 en 16 namen. Achter elke naam staat een adres in Benghazi. Bij de lijsten is vermeld "Als God het wil, zullen jullie het doelwit zijn van kogels, het verbranden van jullie auto's en het vernietigen van jullie bezittingen. Jullie zijn de oorlog begonnen, dus ondergaan jullie de consequenties daarvan" (doorgestuurd op 8 mei 2016)
- een foto van [persoon 3], met hierop de tekst: "Gezocht om te worden gedood" en hierop een serie mesjes afgebeeld (doorgestuurd op 10 april 2016) (p. 2765)
- een foto van [persoon 4], met hierop de tekst: Verheug je er maar op, vijand van God, dat je zult worden vermorzeld en naar de hel gestuurd" (doorgestuurd op 5 mei 2016) (p. 2789)
- een foto van [persoon 5], met hierbij vermeld: "Gezocht voor bestraffing volgens de Islamitische wet" (doorgestuurd op 19 februari 2018) (p 2831),
althans (telkens) uitingen van gelijke aard en/of strekking die al dan niet in onderlinge samenhang een opruiend karakter hebben.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 2 primair zal worden vrijgesproken, en ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.
Bewijsoverwegingen
1.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat hij – kort gezegd – heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, waarbij het onderzoek zich heeft toegespitst op de organisatie Ansar al-Sharia te Libië (hierna ook: AaS).
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman aangevoerd, kort en zakelijk weergegeven, dat uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat AaS een terroristische organisatie was. Voorts heeft de raadsman betoogd dat, als het hof van oordeel is dat AaS wel aangemerkt kan worden als een terroristische organisatie, bewijs ontbreekt dat de verdachte wetenschap had van het terroristisch oogmerk van AaS. Ook heeft de raadsman betoogd dat de rol van de verdachte in een te ver verwijderd verband staat van de verwezenlijking van het vermeende terroristisch oogmerk van de organisatie om van deelname te kunnen spreken.
Het hof zal eerst het oogmerk van AaS bespreken en daarbij ingaan op het juridisch kader, het ontstaan van en de ontwikkelingen binnen AaS en de ontwikkelingen in Libië. Vervolgens zal het hof de rol van de verdachte bespreken.
1.1.
Het oogmerk van AaS
1.1.1.
Juridisch kader terroristisch oogmerk
Onder terroristisch oogmerk wordt ingevolge artikel 83a Sr verstaan het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140a Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van terroristische misdrijven, maar om het ‘oogmerk’ tot het plegen van die misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van terroristische misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.
Voor het bewijs van het oogmerk kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
1.1.2.
Relevante ontwikkelingen in Libië tot en met juni 2012
Het hof heeft uit het onderzoek ter zitting en het dossier de volgende feiten vastgesteld. Als in het hiernavolgende plaatsnamen worden genoemd, betreft dit – tenzij andere aangegeven – plaatsnamen in Libië.
In 1995 werd de Lybian Islamic Fighting Group (hierna: LIFG) opgericht. De groep had als doel het teweeg brengen van een machtsomwenteling in Libië. Het zittende regime onder leiding van Qadaffi sloeg hard terug. Hij zette zijn veiligheidsdiensten in en veel mensen werden opgepakt, gedood of vastgezet. Qaddafi bleef aan de macht, tot op 17 februari 2011 de Arabische Lente en de revolutie in Libië uitbrak. Omdat de LIFG al in 2010 was opgeheven, werden andere milities opgericht, alle met het doel het regime van Qaddafi ten val te brengen. In augustus 2011 valt de hoofdstad Tripoli in handen van de milities. De milities waren (en bleven) voornamelijk actief in het Oosten van Libië in de steden Benghazi en Derna.
In september 2011 erkenden de Verenigde Naties een tijdelijke overgangsregering, waarin verschillende militieleiders zitting hadden en die onder meer als taak hadden het organiseren van vrije verkiezingen in Libië. Deze vond plaats in juli 2012. De opkomst was met 60% groot. Er werd een nieuw parlement verkozen: het General National Congress (GNC). Tot de taken van het parlement behoorde het instellen van een nieuwe regering en het aanstellen van een commissie die de nieuwe grondwet van Libië moest gaan schrijven. Die grondwet zou in een referendum aan de Libische bevolking worden voorgelegd. Het parlement dat verkozen werd, bestond uit meerdere partijen en had een gematigd Islamitische toon.
1.1.3.
AaS juni 2012 – mei 2014: oprichting en doelstelling
In juni 2012 werd Ansar al-Sharia in Benghazi opgericht. De groep had ook een afdeling in Derna. De belangrijkste oprichter en leider was Mohammad al-Zahawi. Na zijn dood in januari 2015 werd Al-Zahawi opgevolgd door Abu Khaled Al-Madani.
Ansar al-Sharia betekent letterlijk ‘partizanen van de sharia’. De groep richtte checkpoints op en maakte snel duidelijk dat ze de Islamitische wet wilde invoeren in heel Libië, beginnend met Benghazi.
AaS beleed een salafistisch-jihadistische ideologie. Centraal in de ideologie van AaS stond het begrip Tawheed: de uniciteit van Allah. AaS hanteerde de Tawheed om onderscheid te maken tussen moslims die de juiste en hen die de verkeerde leer aanhangen. Moslims die andere vormen van de Islam aanhingen dan de leer van AaS, werden afgekeurd. Voorbeelden van moslims die in de ogen van AaS de verkeerde leer aanhangen, zijn Moslims die zich verkiesbaar stellen voor democratische verkiezingen of Moslims die het Soefisme aanhangen.
Democratie, waar wetten worden gemaakt en aangenomen door mensen, was volgens AaS een godslasterlijke vorm van staatsinrichting. AaS keerde zich dan ook tegen democratische verkiezingen in Libië en stelde dat enkel de door Allah gegeven Islamitische wet mocht gelden. Een moslim die zich verkiesbaar stelde, is daarom volgens AaS godslasterlijk en een slechte moslim.
Het Soefisme is een traditionele en eeuwenoude vorm van Islamitische geloofsexpressie in Libië. Middels zang en dans komen aanhangers van het Soefisme nader tot God. Die methode werd door AaS afgekeurd. Ook aanbidden aanhangers van het Soefisme overledenen en richten daarvoor altaren op, hetgeen volgens de leer van AaS verboden was.
Het aanhangen van in de ogen van AaS een verkeerde leer, had tot gevolg dat je werd gezien als een afvallige. Op afvalligen mocht de Takfir worden toegepast (iemand
verklaren als ongelovige). Op social media werden oproepen geplaatst om afvalligen te liquideren, waarop dikwijls liquidatie volgde. Volgens de leer van AaS werd afvalligheid gezien als legitimatie om die persoon te doden.
De ideologie van AaS werd onder meer uitgedragen middels zogenoemde da’wa activiteiten, hetgeen beschreven kan worden als prediking van de goddelijke boodschap.
Op 18 september 2012 verscheen een interview met AaS-leider Mohammad al-Zahawi, waarin Al-Zahawi de doelen en middelen van AaS bespreekt. Hij zei dat AaS in strijd was met ‘the liberals, the secularists and the remnants of Gaddafi’. Tevens zei hij: ‘Our brave youths will continue their struggle until they impose Sharia’.
Uit het interview wordt duidelijk dat AaS de strijd met (o.a.) de secularisten niet geweldloos voerde. Zo zei Al-Zahawi: ‘it is not the right time to give up our arms’. Ook bevestigde Al-Zahawi in het interview dat AaS verantwoordelijk was voor het vernietigen van de heiligdommen van aanhangers van de voornoemde Soefistische tak van de Islam in de zomer van 2012:‘It is a religious duty to remove these shrines because people worship the deceased and this is prohibited.’
Uit het voorgaande leidt het hof af dat AaS vanaf haar oprichtingsdatum als voornaamste doel had om haar salafistisch-jihadistische ideologie in Libië te vestigen en het Islamitisch recht, de sharia, te doen gelden en dat AaS vanaf de start het gebruik van geweld als legitiem middel beschouwde.
1.1.4.
AaS mei 2014 – mei 2017: ‘Operatie Waardigheid’ en de SCBR
In mei 2014 lanceerde de generaal van het Libyan National Army, Khalia Haftar (verder: Haftar), “Operatie Waardigheid”, gericht tegen Islamitische groeperingen met een salafistisch-jihadistische ideologie. Hij vocht in Benghazi tegen meerdere milities, waaronder AaS, met als doel de stad in te nemen. Dat lukt echter niet zomaar; AaS was nog steeds heer en meester in Benghazi. Als reactie op het geweld van Haftar bundelden meerdere milities hun krachten in een coalitie: de Shura Council of Benghazi Revolutionaries (hierna: SCBR). Mohammed al-Zahawi, leider van AaS, was de leider van de coalitie. AaS was de grootste militie binnen de SCBR en de ideologie van de SCBR toonde grote gelijkenissen met die van AaS.
Op 19 november 2014 werd AaS toegevoegd aan de sanctielijst van de Verenigde Naties (verder: VN). Volgens de VN had AaS banden met Al-Qaeda, Ansar Al-Sharia in Tunesië en Al-Qaeda in the Islamic Maghreb, organisaties die ook op de sanctielijst stonden. De banden tussen AaS en Al-Qaeda zijn ook zichtbaar op filmmateriaal dat de verdachte in Libië heeft gemaakt, waarop te zien is dat een lang konvooi van pick-ups is voorzien van vlaggen van AaS en Al-Qaeda en militair geschut. Ook filmde de verdachte checkpoints van AaS in Benghazi, waar de Al-Qaedavlag te zien is.
Een tweede reden voor de VN om AaS aan de sanctielijst toe te voegen, was gelegen in de AaS-kampen waar strijders werden getraind en uitgezonden naar Syrië, Irak en Mali. Op 7 december 2016 plaatste de verdachte een bericht op zijn Facebook met de tekst: ‘Binnenkort: een nieuwe lichting wordt afgeleverd door het trainingscentrum “Martelaar [persoon 6]”. Ansar al-Sharia in Derna werd vermeld in dat bericht. [Persoon 6] was een strijder van AaS. De bijgeplaatste foto toont een strijder met een wapen dat lijkt op een RPG-launcher.
Eind 2014 werd de leider van AaS en de SCBR Mohammad al-Zahawi gedood. Veel AaS strijders liepen daarna over naar Islamitische Staat (verder: IS). In 2015 streed AaS niet alleen tegen Haftar, maar ook tegen IS. In februari 2016 lukte het Haftar om AaS uit steeds meer wijken in Benghazi te verdrijven. In 2017 werd de gehele stad ingenomen door de strijdkrachten van Haftar. Na deze nederlaag werd AaS op 27 mei 2017 ontbonden.
1.1.5.
De activiteiten van AaS
Zoals hiervoor besproken, was AaS niet slechts een organisatie met een bepaald oogmerk – het vestigen van een salafistisch-jihadistische ideologie en het invoeren van de sharia, maar ondernam het ook activiteiten om die doelstelling te bereiken.
Het vernietigen van Soefi-heiligdommen, het trainen van strijders en het opzetten van checkpoints is hiervoor al besproken.
Onderzoek heeft bovendien uitgewezen dat AaS in de periode van september 2012 tot juli 2016 - deels onder de paraplu van SCBR - vele aanslagen heeft gepleegd, voornamelijk gericht op militaire doelen, maar ook op burgers. Hierbij zijn vele honderden (geregistreerde) dodelijke slachtoffers gevallen. Bij de aanslagen zou gebruik zijn gemaakt van handvuurwapens, ondersteund door sluipschuttersgeweren en raketwerpers en vanaf 2016 ook landmijnen en bermbommen.
In deze periode werden bovendien tien zelfmoordaanslagen aan AaS toegeschreven, gericht op militaire doelen, waarbij in een aantal gevallen ook omstanders zijn gedood. De aanslagen werden uitgevoerd met bomvoertuigen die op hoge snelheid tegen militaire bases of controleposten reden. Andere (gerapporteerde) burgerslachtoffers zijn gevallen door raketaanvallen op pro-Haftar wijken in Benghazi, met name toen AaS onder druk stond van de troepen van Haftar.
In Benghazi werd de sharia ingevoerd en vanaf eind 2014 gehandhaafd door shariarechtbanken en religieuze politie die controleerden op kledingvoorschriften, alcoholgebruik en als moraliteitspolitie fungeerde.
Ook werden, zoals hiervoor besproken, lijsten doorgestuurd met oproepen om, zoals het wordt uitgedrukt, afvalligen en aanhangers van Haftar te doden. Hier zal het hof bij de bespreking van het onder 2 tenlastegelegde verder op in gaan.
1.1.6.
Het terroristische oogmerk van AaS van juni 2012 – mei 2017
Zoals hiervoor besproken, was in de ideologie van AaS geen plaats voor democratie, maar enkel voor de sharia. Uit het interview met de leider van AaS, Mohammad al-Zahawi, werd duidelijk dat AaS met geweld optrad tegen de liberalen en de secularisten. AaS schuwde de inzet van geweld niet bij het streven hun ideologie en de sharia in te voeren. Dit blijkt wel uit de hiervoor, onder 1.1.5 vermelde gewelddadigheden.
Het hof is van oordeel dat het oogmerk van AaS vanaf haar oprichting gericht was op het ernstig ontwrichten en/of vernietigen van de fundamentele politieke, constitutionele en sociale structuur van Libië.
Het doel van AaS om een staatsvorm op basis van de sharia op te richten, staat haaks op de democratische staatsvorm die als uitgangspunt diende voor de ten tijde van de oprichting van AaS door de Verenigde Naties erkende regering van Libië en waaraan uitvoering werd gegeven door middel van de verkiezingen van juli 2012.
Daarnaast kan uit de gepleegde gewelddadigheden, hiervoor genoemd onder 1.1.5, het oogmerk (een deel van de) bevolking vrees aan te jagen worden afgeleid. Tenslotte zijn de banden met Al-Qaeda, waarmee AaS zich ook publiekelijk afficheerde, illustratief voor dit aspect van het terroristisch oogmerk.
Het hof concludeert dat AaS in de periode vanaf haar oprichting in juni 2012 tot haar ontbinding op 27 mei 2017 een terroristische organisatie was.
1.2.
Deelname en wetenschap terroristisch oogmerk
1.2.1.
Juridisch kader deelname
Van deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven in de zin van artikel 140a Sr kan slechts dan sprake zijn, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
Een deelnemingshandeling kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van hiervoor bedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt met, of bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan, of een belangrijker rol vervulden dan de betrokkene.
Voor deelneming is tenslotte voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven. De betrokkene hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Het hof komt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting tot de volgende bevindingen.
1.2.2.
De bezoeken van de verdachte aan Libië, 2011 t/m 2013
De verdachte is in de periode van 2011 t/m 2013 in ieder geval drie keer naar Libië afgereisd en heeft daar telkens enkele maanden verbleven.
Gedurende zijn verblijven heeft de verdachte gefilmd bij checkpoints en is hij met een konvooi van AaS meegereden. Op het filmmateriaal dat door de verdachte daarvan is gemaakt, is onder meer een checkpoint te zien met een bestickerde patrouilleauto met de tekst ‘Patrouilles Ansar al-Sharia’. Verder zijn op het filmmateriaal meerdere pick-up trucks te zien met vlaggen van AaS en Al-Qaeda en met militair geschut, die samen in één konvooi rijden. De verdachte wordt bij een checkpoint door leden van AaS begroet met de aanspreektitel ‘sjeik’.
De verdachte stond tijdens zijn verblijven in Libië in nauw contact met Mohammad al-Zahawi, de oprichter en leider van AaS. Volgens de verdachte zei Al-Zahawi tegen hem: “[verdachte], doe wat je goed vindt”. Ook mocht de verdachte van Al-Zahawi mensen tot de orde roepen als zij de sharia niet naleefden. De verdachte adviseerde Al-Zahawi over hoe verslaafden in de klinieken van AaS behandeld moesten worden. Ook gaf de verdachte Al-Zahawi advies over het verminderen van de interne verdeeldheid binnen AaS en het aanstellen van een officiële woordvoerder.
In 2012 en 2013 bezocht de verdachte meermalen een door AaS beheerde gevangenis/kliniek waar drugsverslaafden gedetineerd zaten en werden behandeld. Hij verrichte daar da’wa activiteiten: hij gaf lessen in de Islamitische leer met een specifiek salafistisch-jihadistisch karakter. De lessen hadden ook een recruteringselement. Op filmmateriaal van de verdachte is te zien dat in het lokaal waar de da’wa lessen werden gegeven, een vlag van AaS hing met daarop de Islamitische geloofsbelijdenis. Op ander filmmateriaal, ook gemaakt door de verdachte, is te zien dat mannen in de kliniek meerdere dingen roepen naar de verdachte: ‘takbir’(aansporing tot het roepen van Allahu Akbar); ‘Ansar al-Sharia’; ‘Paradijs, paradijs, de beloning wacht’; ‘Bij God, we gaan naar Syrië’ (waarop de verdachte zei: ‘ja, ja’). Ook wordt een bekend Al-Qaeda lied gezongen: ‘O Moslim, de natie huilt’.
In een Telegramchat, in het dossier aangeduid als chat 84, heeft de verdachte het volgende bericht gestuurd dat – gezien de inhoud - gaat over zijn activiteiten in de zomer van 2012:
'Ik ging op bezoek bij een aantal bataljons van jongens die ik van vroeger kende, voordat ik bij Ansar (Al-Sharia) kwam. Ik vond geen bataljon dat zo oprecht was in de aanbidding van God als Ansar (Al-Sharia). Toen ik voor het eerst bij Ansar (Al-Sharia) kwam, ging ik op het
plein zitten om ze te kunnen observeren. Hoe doen deze mensen het? Hoe gedragen ze zich? God zij geprezen, ik zag dingen die ik goed vond. Daarom heb ik me bij ze aangesloten. God zegene hen. Ze hebben de deuren van de da'wa (prediking) voor mij geopend, weetje? Ik mocht alles doen. Ik heb bewakingswerkzaamheden met ze gedaan. Er waren te weinig jongens. Als het nodig was bracht ik jongens naar de kliniek. Da'wa (prediking) heb ik ook
gedaan. Ik heb zelfs een salaris gekregen. Alles was geregeld. Het was een mooie ervaring'
Het hof concludeert op basis van het bovenstaande over de periode juni 2012 tot en met eind 2013 als volgt. De verdachte had zich al in de beginfase aangesloten bij AaS. Hij had wetenschap van de ideologie van AaS, welke ideologie hij niet alleen deelde, maar ook doceerde. Het filmmateriaal maakt duidelijk dat de da’wa activiteiten een specifiek salafistisch-jihadistisch karakter droegen, en bovendien bijdroegen aan het werven van leden voor AaS.
Bovendien heeft de verdachte zich bezig gehouden met het oplossen van interne conflicten en het versterken van het externe beeld van AaS in de media. Hij had hierbij een adviserende rol richting de leider van de organisatie, die hem op zijn beurt goedkeuring gaf voor zijn werkzaamheden. Het gegeven dat hij met ‘sjeik’ werd aangesproken onderstreept nog eens de gezaghebbende positie die de verdachte had.
1.2.3.
De rol van de verdachte vanaf 2014
Na zijn laatste reis naar Libië in 2013 keerde de verdachte terug naar Nederland. Via Telegram bleef de verdachte contact onderhouden met aan AaS gelieerde personen en bemoeide hij zich met de bezigheden van AaS.
Uit onderzoek naar Telegramchat 168 blijkt dat de verdachte tussen 22 maart 2015 en 3 februari 2017 contact heeft gehad met [persoon 7], een Libische oorlogsveteraan en oprichter en leider van de Abu Salim Martyrs Brigade. De verdachte sprak met [persoon 7] over de dood van [persoon 8], de hoogste commandant van de Abu Salim Martyrs Brigade in Derna. De verdachte uitte in de chat zijn zorgen over de verwarring die op dat moment heerste over de toedracht van de dood van [persoon 8] en dat sommige mensen niet geloven dat [persoon 8] door een teruggekaatste kogel van een van zijn eigen mensen is gedood. De verdachte heeft [persoon 7] gevraagd een verklaring af te geven over de doodsoorzaak van [persoon 8] om spanningen tussen IS en AaS weg te nemen, aan welk verzoek [persoon 7] gehoor heeft gegeven.
De achtergrond van chat 168 was dat de positie van AaS in Benghazi – zoals hiervoor vermeld - vanaf enig moment werd bedreigd door IS en er vanaf eind 2014 steeds meer strijders van AaS overliepen naar IS.
Uit het onderzoek naar Telegramchat 155 blijkt dat de verdachte op 7 oktober 2015 werd benaderd door ene ‘[persoon 9]’, een strijder die was aangesloten bij AaS en zich in Benghazi bevond. De verdachte sprak zijn zorgen uit: ‘Ik ben bang dat deze verdeeldheid Benghazi zal gaan bereiken en dat de jongens tegen elkaar zullen gaan strijden en elkaar zullen gaan afslachten in plaats van Haftar en de kruisvaarders’. [Persoon 9] vroeg de verdachte een bericht in te spreken, een advies aan de strijders van Benghazi. De verdachte voldeed aan dit verzoek. In die berichten zei de verdachte onder meer: ‘Het als ongelovigen verklaren van de strijders van Ansar (al-Sharia) kan echt niet. Zij zijn onze goede broeders. Ze hebben gevochten.’; ‘Ik heb een advies aan de broeders aan het front en elders. Iedereen die bij de checkpoints staan en die met (burgers) omgaan moet een echte Libiër zijn. (...) God zegene de (buitenlandse) strijders die de Libische revolutionairen kwamen steunen.’ [Persoon 9] verzocht de verdachte de jongens ook in eigen chatkamers te voorzien van advies. De verdachte reageerde: ‘Heb je geen specifieke pagina voor Ansar (al-Sharia) waarin jongens te vinden zijn die ik ken? Als er zo’n pagina bestaat, voeg mij dan toe, even om te chatten.’
Uit het onderzoek naar Telegramchat 84 blijkt dat de verdachte heeft gesproken met [persoon 10], die betrokken was bij de oprichting van AaS in 2012 en binnen de organisatie de belangrijkste militaire commandant was na Al-Zahawi. [Persoon 10] liep in de loop van 2014 over naar IS. De verdachte sprak met hem over de verdeeldheid die vat had gekregen op de jihadisten in Benghazi en vertelde [persoon 10] over hoe hij betrokken was geraakt bij AaS. Hij uitte zijn pijn over het feit dat mensen van AaS waren overgelopen naar IS en dat de jongens van AaS tot ongelovigen werden verklaard. De verdachte zei te zijn benaderd door broeders uit Libië met het verzoek te coördineren tussen de groepen, maar dat hem werd afgeraden naar Libië te reizen. De verdachte vertelde dat hij in het verleden twee bemiddelingspogingen had gedaan om breuken binnen AaS te lijmen. Ook zei de verdachte Mahmoud al-Barassi te hebben ontmoet, de leider van IS in Benghazi. Tot slot noemde de verdachte in deze chat een aantal broeders met wie hij binnen AaS had samengewerkt.
Het hof is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verdachte ook na zijn terugkomst in Nederland aangesloten is geweest bij AaS. De Telegramchats wijzen uit dat hij op afstand actief bemoeienis had met AaS, waarbij hij op verschillende manieren invloed probeerde uit te oefenen op de activiteiten van AaS, zelfs op strategisch niveau. Ook het onder 1.1.4. genoemde bericht over de trainingskampen van AaS dat de verdachte op 7 december 2016 op Facebook plaatste, wijst volgens het hof op een vergaande vorm van bemoeienis met en wetenschap van de verdachte van de bezigheden van AaS. Tot slot acht het hof de door de verdachte doorgestuurde liquidatieoproepen in Telegramchat 90 relevant. Het hof zal hier bij de bespreking van het onder 2 tenlastegelegde verder op ingaan, maar acht de bewijsmiddelen ook voor feit 1 redengevend.
1.2.4
Wetenschap terroristisch oogmerk
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard het nieuws over de gebeurtenissen in Libië in de ten laste gelegde periode steeds goed te hebben gevolgd. Uit de in de paragrafen hiervoor beschreven gedragingen van de verdachte blijkt wel dat de verdachte steeds goed op de hoogte was van de situatie in Libië in het algemeen, maar ook van de activiteiten van AaS in het bijzonder. Mede gelet op de hiervoor beschreven aard van zijn bemoeienis – doceren, rekruteren, adviseren op het hoogste niveau en beïnvloeding van de te voeren strategie, kan het niet anders dan dat de verdachte – minstens - in zijn algemeenheid wist dat AaS tot oogmerk had het plegen van de hiervoor beschreven terroristische misdrijven.
De slotsom is derhalve dat de verdachte wetenschap had van het terroristisch oogmerk van AaS vanaf de oprichting van de organisatie tot de opheffing daarvan, en dat de verdachte met zijn gedragingen AaS rechtstreeks heeft ondersteund in het nastreven van haar doelen.
1.3.
Conclusie
Het hof is gelet op het bovenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan zoals bewezenverklaard.

Het onder 2 tenlastegelegde

Aan de verdachte is onder 2 tenlastegelegd – kort gezegd - dat hij zich heeft schuldig heeft gemaakt aan (primair) opruiing tot terroristisch misdrijven, althans (subsidiair) aan verspreiding van tot terroristische misdrijven opruiende geschriften of afbeeldingen.
Primair
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat het onder 2 primair tenlastegelegde niet kan worden bewezen, nu de tenlastegelegde berichten en/of afbeeldingen in besloten Telegramgroepen zijn gedeeld, waardoor het bewijs ontbreekt dat de tenlastegelegde berichten en/of afbeeldingen in het openbaar zijn geplaatst.
Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 primair tenlastegelegde.
Subsidiair
Uit het onderzoek naar Telegramchat 90 is gebleken dat de verdachte berichten heeft doorgestuurd waarin werd opgeroepen tot de liquidatie van bepaalde personen. Chat 90 is genaamd ‘Shura Council of Benghazi Revolutionaries (SCRB), welke naam overeenkomt met de coalitie van milities die was opgericht als reactie op het geweld van Haftar tijdens ‘operatie waardigheid’. De coalitie werd gedomineerd door AaS. Het merendeel van de leden van de chatgroep sympathiseerde met de leer van de SCBR en IS. In de chatgroep werden discussies gevoerd over de jihad, het toepassen van takfir en het kalifaat van IS. Ook werden andere berichten gestuurd: eulogieën van martelaren, jihadistische propaganda en leedvermaak over de terroristische aanslagen in Europa die plaatsvonden in de zomer van 2016 en werden opgeëist door IS.
De verdachte sloot zich op 31 maart 2016 aan bij de chatgroep. In de chat stuurde de verdachte vele honderden berichten door. Door andere leden van de chatgroep werden ook gesprekken gevoerd, met name over de relatie tussen AaS en IS. Een groot deel van de andere leden van de chatgroep bevond zich in Libië.
De verdachte stuurde in totaal 52 chatberichten door waarin in totaal werd opgeroepen tot de liquidatie van 140 tegenstanders van de SCBR. De liquidatieoproepen bevatten vaak een foto van de persoon, het woon- en/of werkadres van de bedreigde persoon en een beschuldiging. De personen werden vaak beschuldigd van het aanhangen van Haftar, maar ook andere “beschuldigingen” kwamen voor, zoals het overtreden van de islamitische wet of het zijn van overspelige, hasjdealer, alcoholist of homoseksueel. De doelwitten van de liquidatie werden “afvalligen” genoemd: een ernstige beschuldiging waar de doodstraf voor gerechtvaardigd werd geacht.
In de chatgroep stuurde de verdachte ook in totaal 132 berichten door met de mededeling dat tegenstanders daadwerkelijk waren geliquideerd. Ook deze berichten werden voorzien van een foto van de omgebrachte persoon, zijn naam en de reden van liquidatie.
Het hof is van oordeel dat de door de verdachte doorgestuurde liquidatieoproepen opruiend van karakter waren - te weten het aanzetten tot moord - en als terroristisch misdrijf kunnen worden aangemerkt. De naam van het Telegramkanaal - zoals hiervoor uiteengezet – is die van een alliantie van salafistisch-jihadistische milities in Benghazi, waarbinnen AaS de grootste was, en waarvan de ideologie grote gelijkenissen had met die van AaS. Verder zijn de oproepen onmiskenbaar gericht tegen tegenstanders van AaS (en SCBR). De inhoud van andere berichten in deze chatgroep, zoals hiervoor weergegeven, wijzen overduidelijk op jihadistische sympathieën, ook richting een andere terroristische organisatie als IS. In deze context en samenhang bezien zette het materiaal aan tot het plegen van moord met een terroristisch oogmerk.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van1 januari 20111 juni 2012tot en met
20 augustus 201825 juni 2017te Vlaardingen, althans in Nederland en
/ofLibië,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten
Islamitische Staat (IS), dan wel Al Quaeda,Ansar al Sharia,
althans een aan IS/ISIS/ISIL gelieerde organisatie, althans (een) organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat,welke organisatie tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, te weten
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel l76a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel l76a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie).
2. Subsidiair
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode 31 maart 2016 tot en met 8 augustus 2018 te Vlaardingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,
(een) (digitaal/digitale
)geschrift
(en
)en
/of (digitaal/digitale
)afbeelding
(en
), waarin tot een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf
en/of enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezagwordt opgeruid,
heeft verspreid
en/of om verspreid te worden, in voorraad heeft gehad,terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat in het geschrift en/of de afbeelding zodanige opruiing voorkomt,
immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s)één
of meerTelegramkana
(a
)l
(en), te weten "Shura Council of Benghazi Revolutionaries" (chat 90), onder de gebruikersnaam "[gebruikersnaam]"
en/of -groep(en) beheerd en/ofgevolgd en/of bezocht en (vervolgens) op dit
/dezekana
(a
)l
(en) en/of groep(en)geschriften en/of afbeeldingen geplaatst en/of gedeeld,
althans deze geschriften en/of afbeeldingen in voorraad gehad,te weten:
- een foto van [persoon 1], waarop de tekst is weergegeven "Gezocht om te worden gedood, tenzij hij berouw toont" (doorgestuurd op 9 april 2016)
;(p. 2761)
- een foto van [persoon 2], waaronder de tekst is weergegeven "Als God het wil, word je zeer binnenkort vermorzeld. Verheug je er maar op dat de leeuwen je opwachten, afvallige". Ook is een icoontje van een bom weergegeven (doorgestuurd op 3 mei 2016);
(p. 2784)
- drie lijsten met de namen en adressen van 82 personen die geliquideerd moeten worden. De lijsten bevatten respectievelijk 45, 21 en 16 namen. Achter elke naam staat een adres in Benghazi. Bij de lijsten is vermeld “Als God het wil, zullen jullie het doelwit zijn van kogels, het verbranden van jullie auto’s en het vernietigen van jullie bezittingen. Jullie zijn de oorlog begonnen, dus ondergaan jullie de consequenties daarvan” (doorgestuurd op 8 mei 2016)
;
- een foto van [persoon 3], met hierop de tekst: "Gezocht om te worden gedood" en hierop een serie mesjes afgebeeld (doorgestuurd op 10 april 2016) (p. 2765);
- een foto van [persoon 4], met hierop de tekst: Verheug je er maar op, vijand van God, dat je zult worden vermorzeld en naar de hel gestuurd" (doorgestuurd op 5 mei 2016)
(p. 2789);
- een foto van [persoon 5], met hierbij vermeld: "Gezocht voor bestraffing volgens de Islamitische wet" (doorgestuurd op 19 februari 2018)
(p 2831).
althans (telkens) uitingen van gelijke aard en/of strekking die al dan niet in onderlinge samenhang een opruiend karakter hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
een geschrift of afbeelding waarin tot enig strafbaar feit wordt opgeruid verspreiden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat in het geschrift of in de afbeelding zodanige opruiing voorkomt, terwijl het strafbare feit waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf inhoudt, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in de bewezenverklaarde periode schuldig gemaakt aan het deelnemen aan de terroristische organisatie Ansar al-Sharia. AaS had vanuit salafistisch-jihadistische ideologie het oogmerk om de destijds recent opgezette democratische staatsvorm in Libië te vernietigen, een islamitische staat te vestigen en het land onder een strikte vorm van de sharia te brengen. AaS gebruikte geweld om haar doelen te bereiken, welk doel eveneens was (een deel van de) bevolking vrees aan te jagen. Libië had ten tijde van de officiële oprichting van AaS, en na de val van het bewind van Qaddafi een democratisch parlement gekozen en was bezig met het opstellen van een grondwet die eveneens democratisch vastgesteld zou worden. AaS verzette zich vanaf haar oprichting tegen dat democratisch proces en bezette Benghazi. Met geweld probeerde AaS de bevolking een extremistische ideologie op te leggen en later voerde AaS de Sharia in.
Ook heeft AaS religieuze heiligdommen van het Soefisme vernietigd; een eeuwenoude en traditionele vorm van de Islam in Libië.
De verdachte heeft de ideologie van AaS uitgedragen en gedoceerd. Hij had een rol binnen de organisatie en stond in nauw contact met haar leider. Hij rekruteerde nieuwe leden door in gevangenissen danwel klinieken van AaS met jonge mannen te spreken en hen de salafistisch-jihadistische ideologie van AaS bij te brengen. Hij gaf adviezen over de externe communicatie van AaS en deed pogingen om te bemiddelen tussen AaS en milities met een andere ideologie als conflicten dreigden te ontstaan.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verspreiden van opruiend materiaal, welk materiaal aanzette tot het plegen van moord met een terroristisch oogmerk. De verdachte heeft via een Telegram chat berichten doorgestuurd waar personen met naam, foto en adres op werden weergegeven. De leden van de chat werden opgeroepen die personen te doden. De personen werden “beschuldigd” van het zijn van aanhangers van Haftar, afvalligen, overtreders van de Sharia, alcoholisten en homoseksuelen. De verdachte heeft door zijn handelen het bereik van de oproepen om die personen om te brengen, vergroot.
Persoonlijke omstandigheden
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 maart 2023.
De reclassering heeft op 2 april 2021 een rapport geschreven over de verdachte. De verdachte heeft beperkt meegewerkt met de reclassering. De reclassering schrijft dat de verdachte sterk gericht is op zijn eigen culturele achtergrond, geloofswaarden en de daaruit voortkomende overtuigingen. De reclassering acht het risico op recidive en op extremistisch geweld hoog en ziet geen mogelijkheden om dat risico te verminderen.
Conclusie
Het hof overweegt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Hij heeft met zijn handelen een belangrijke bijdrage geleverd aan het streven van AaS om de nieuw opgezette democratie in Libië te vernietigen. Ook het doorsturen van de oproepen om tegenstanders van AaS om het leven te brengen, rekent het hof de verdachte zwaar aan.
Het hof weegt mee dat de verdachte op hoog niveau betrokken is geweest bij de organisatie.
Voor deelname aan een terroristische organisatie wordt in de regel door het hof een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren als uitgangspunt genomen. Gelet op de positie van de verdachte in de organisatie en de ernst van het onder 2 bewezenverklaarde feit, is het hof van oordeel dat in onderhavige zaak in beginsel enkel gereageerd kan worden met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur, te weten van zeven jaren.
Het hof dient rekening te houden met het feit dat in onderhavige zaak de redelijke termijn voor de berechting van strafzaken als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Op 3 juni 2021 is namens de verdachte en door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld, terwijl het dossier op 31 maart 2022 bij het hof is binnengekomen en het hof pas op 12 mei 2023 uitspraak doet. De inzendtermijn is derhalve overschreden met bijna vier maanden. De termijn voor de berechting van de zaak in hoger beroep is overschreden met ruim zeven maanden.
Het hof zal in strafmatigende zin rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar en zes maanden een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 132 en 140a van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. M.A.J. van de Kar, mr. L.C. van Walree en mr. M. Koole, in bijzijn van de griffier, mr. P.M. Smit.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 mei 2023.