Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : 7877059 / RL EXPL 19-15049
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de memorie van grieven in principaal beroep met één productie;
- de memorie van antwoord in principaal beroep, tevens houdende memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel beroep met producties;
- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel beroep.
[appellant] de bevoegdheid van mrs. Dijkstra en Van Ooijen-Blokzijl om namens NN op te treden ter discussie gesteld. Hierop heeft NN bij e-mail van 17 april 2023, met één bijlage, gereageerd. Van de kant van [appellant] is vervolgens ter griffie nog ingekomen een e-mail van 17 april 2023. Op 18 april 2023 heeft het hof [appellant] laten weten het bericht van 18 april 2023 niet in behandeling te zullen nemen. Vervolgens zijn ter griffie per e-mail nadere berichten van [appellant] ingekomen waarop hierna onder 6.1 zal worden teruggekomen.
3.Feitelijke achtergrond
“
In aanmerking nemende:(…)* dat de functie van Werknemer is komen te vervallen en herplaatsing in een andere functie niet tot de mogelijkheden behoort;* dat op deze beëindiging het NN Sociaal Kader Reorganisatie 1 april 2017 – 31 december 2018 van toepassing is;* dat Werkgever het initiatief heeft genomen om te komen tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst en dat Werknemer door ondertekening van deze overeenkomst verklaart met deze beëindiging in te stemmen;(…)* dat Werknemer zich volledig bewust is van de inhoud van deze Beëindigingsovereenkomst en de gevolgen daarvan en in de gelegenheid is gesteld zich hierover te beraden en te laten adviseren door een deskundige;(…)
Verklaren het volgende te zijn overeengekomen:Beëindiging arbeidsovereenkomst1 De tussen Werkgever en Werknemer bestaande arbeidsovereenkomst zal op initiatief van de Werkgever door middel van wederzijds goedvinden eindigen per [datum] 2018, de “Einddatum”.(…)Vergoeding2 Indien en nadat de arbeidsovereenkomst is geëindigd zal Werkgever zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand na de Einddatum en na ontvangst van een door Werknemer getekend exemplaar van deze Beëindigingsovereenkomst, een uitkering ineens verstrekken ten bedrage van bruto € 137.622,- verminderd met de wettelijke loonheffing. Deze vergoeding wordt verstrekt ter compensatie van gederfd respectievelijk te derven loon.(…)4 In de beëindigingsvergoeding is mede begrepen de transitievergoeding ex artikel 7:673 BW, een eventuele billijke vergoeding en een eventuele compensatie voor de opzegtermijn.(…)Kosten rechtsbijstand6 Werkgever is bereid een tegemoetkoming te verstrekken in de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van maximaal € 800,- inclusief BTW en inclusief kantoorkosten.(…)Post contractuele bepalingen24 Een eventueel tussen Partijen bestaand concurrentie- of relatiebeding zal per de Einddatum komen te vervallen.(…)Finale kwijting26 Partijen hebben de gelegenheid gehad om alle (potentiële) rechten, verplichtingen en geschilpunten aan de orde te stellen. Behalve de naleving van de in de Beëindigingsovereenkomst vermelde finale rechten en plichten verlenen Werknemer en Werkgever elkaar finale kwijting over en weer met betrekking tot de arbeidsovereenkomst, de beëindiging daarvan, het geldende Sociaal Kader Reorganisatie, het Reorganisatiekader NN en Delta Lloyd en de cao NN, alsmede alle voorgaande cao’s en sociaal plannen van NN Group N.V. Deze kwijting heeft ook betrekking op de (groeps)maatschappijen die gelieerd zijn aan NN Group N.V. en haar medewerkers.27 Deze finale kwijting heeft geen betrekking op rechten uit hoofde van de pensioenregeling, verplichtingen uit hoofde van een rentevrije lening of hypotheek, verkeersboetes of OV-kosten, een debetsaldo op de salarisrekening als gevolg van het gebruik van een zakelijke creditcard, of loonbelasting (exclusief belastingvorderingen uit hoofde van de Wet Excessieve Beloningen) en premies volksverzekeringen over de certificaten van aandelen die de status “onvoorwaardelijk’ krijgen.(…)Overige bepalingen(…)32 Deze Beëindigingsovereenkomst is een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 tot en met artikel 7:906 BW.”
4.Procedure bij de rechtbank
-te verklaren voor recht dat NN ten opzichte van [appellant] verplicht is om schriftelijk te erkennen dat zij bij de beoordeling van diens kandidatuur voor de (nieuwe) functie van [… 1] , schaal [… 2] ten onrechte een aantal door hem in de conclusie van eis aangeduide procedureregels, dan wel de artikelen 9 en [… 2] van de Ontslagregeling, buiten toepassing heeft gelaten;
-te verklaren voor recht dat NN ten opzichte van [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst door aan hem zonder wettelijke grondslag eenzijdig de werkzaamheden behorend bij de functie van [… 1] , schaal [… 2] te ontnemen, en dat NN verplicht is de (inkomens- en pensioen)schade die [appellant] dientengevolge lijdt aan [appellant] te vergoeden;
-te verklaren voor recht dat de door [appellant] te lijden (inkomens- en pensioen)schade dient te worden berekend uitgaande van de fictieve situatie dat [appellant] tot 1 februari 2031 bij NN in dienst zou zijn gebleven;
-NN te veroordelen om aan [appellant] te voldoen € 968.667,40 bruto aan vergoeding van inkomens- en pensioenschade, te vermeerderen met wettelijke rente;
-NN te veroordelen om aan [appellant] te vergoeden alle kosten (van rechtsbijstand) die hij vanaf [datum] 2018 heeft moeten maken ter zake het vaststellen van de aansprakelijkheid van NN en de dientengevolge door hem geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat;
met veroordeling van NN in de kosten van de procedure.
5.Vorderingen in hoger beroep
-te verklaren voor recht dat de zaak in de stand waarin deze zich op 29 april 2029 [bedoeld zal zijn 2020-hof] bevond door de kantonrechter had moeten worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure en dat NN verplicht is om aan [appellant] te vergoeden alle kosten (van rechtsbijstand) die [appellant] heeft moeten maken als gevolg van de onterechte spoorwissel, nader op te maken bij staat;
-te verklaren voor recht dat NN ten opzichte van [appellant] bij de beoordeling van diens kandidatuur voor de (nieuwe) functie van [… 1] , schaal [… 2] een aantal door hem in de dagvaarding in hoger beroep specifiek aangeduide procedureregels, dan wel de regels van de artikelen 9 en [… 2] Ontslagregeling buiten toepassing heeft gelaten;
-te verklaren voor recht dat NN ten opzichte van [appellant] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de arbeidsovereenkomst door aan hem eenzijdig de werkzaamheden behorend bij de functie van [… 1] , schaal [… 2] te ontnemen en dat NN verplicht is de (inkomens- en pensioen)schade die [appellant] dientengevolge lijdt aan hem te vergoeden;
-te verklaren voor recht dat de door [appellant] te lijden (inkomens- en pensioen)schade dient te worden berekend uitgaande van de fictieve situatie dat [appellant] tot 1 februari 2031 in dienst van NN zou zijn gebleven, nader op te maken bij staat;
-NN te veroordelen aan [appellant] te vergoeden alle kosten (van rechtsbijstand) die [appellant] vanaf [datum] 2018 heeft moeten maken ter zake het vaststellen van de aansprakelijkheid van NN en de vaststelling van de dientengevolge door hem geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat, alles met veroordeling van NN in beide instanties.
6.BeoordelingDe procesvolmacht van NN
NN is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren en heeft dat bij brief van 17 april 2023, waarin zij het betoog van [appellant] betwist, gedaan.
Het hof heeft de daarop gevolgde e-mail van [appellant] van 18 april 2023 terzijde gelegd op de grond dat met de reactie van NN van 17 april 2023 de discussie als geëindigd wordt beschouwd. De griffie van het hof heeft dit aan partijen bericht. [appellant] heeft vervolgens nog nadere e-mailberichten van 19 en 26 april 2023 aan de griffie van het hof gestuurd. Ook deze berichten laat het hof, op de hiervoor vermelde grond, buiten beschouwing.
eenstemmig’ verzoeken om de bovenvermelde zeven zaken [waaronder deze zaak – hof] ‘
weer terug te verwijzen naar de verzoekschriftprocedure’. Het hoger beroep is ingetrokken.
Verdere beoordeling
dat de functie van de Werknemer is komen te vervallen en herplaatsing in een andere functie niet tot de mogelijkheden behoort’ bestrijdt. Hij neemt dus tot uitgangspunt dat van een voldragen a-grond (artikel 7:669 lid 3 sub a BW) geen sprake is geweest en dat NN hem daarvan als goed werkgever op de hoogte had moeten stellen. Daarbij doet hij subsidiair een beroep op dwaling. Hij stelt zich uitdrukkelijk niet op het standpunt dat NN jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld.
vaststellingsovereenkomst?
strijd met dwingend recht?
finale kwijting
(…) met betrekking tot de arbeidsovereenkomst of de beëindiging daarvan (…)’. Het lijdt geen twijfel dat met deze formulering door partijen beoogd is om iedere hernieuwde discussie over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst uit te sluiten en dat [appellant] dit ook zo moet hebben begrepen. Omdat er hierover geen onduidelijkheid is, is het beroep van [appellant] op de contra proferentem regel niet aan de orde.
dwaling
conclusie, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
- bekrachtigt de vonnissen van de kantonrechter te Den Haag van 29 april 2020 en 26 mei 2021;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van NN tot op heden begroot op € 5.610,- aan verschotten en € 2.366,- aan salaris advocaat;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.