[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedag],
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaar.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 23 juni 2011 te Nieuw-Vennep, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een (model)werkgeversverklaring (pag. 38 AH-dossier), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, toen en daar valselijk en/of opzettelijk in strijd met de waarheid op voornoemde werkgeversverklaring vermeld en/of doen vermelden dat:
- [ medeverdachte 1] met/bij [bedrijf] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had (in de functie van "algemeen"), en/of;
- [ medeverdachte 1] sinds 1 maart 2010 bij [bedrijf] in dienst was, en/of;
- het bruto jaarsalaris van [medeverdachte 1] (ongeveer) 22.500 euro (inclusief vakantiegeld) bedroeg;
2.
zij in of omstreeks de periode van 27 mei 2012 tot en met 29 mei 2012 te Nieuw-Vennep, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf] en [medeverdachte 1] (pag. 333 ZD), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, toen en daar valselijk en/of opzettelijk in strijd met de waarheid in/op voornoemde arbeidsovereenkomst vermeld en/of doen vermelden dat:
- [ medeverdachte 1] met ingang van 1 juni 2012 bij [bedrijf] in (loon)dienst was/zou treden (in de functie van algemeen werkneemster), en/of;
- [ medeverdachte 1] een dienstverband bij [bedrijf] had/zou hebben voor onbepaalde tijd, en/of;
- er sprake was/zou zijn van een arbeidstijd van 40 uren per week, en/of;
- [ medeverdachte 1] een netto maandsalaris had/zou hebben van 1.350 euro;
3.
zij op of omstreeks 13 maart 2013 te Nieuw-Vennep, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een (model)werkgeversverklaring (pag. 390 AH-dossier), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, toen en daar valselijk en/of opzettelijk in strijd met de waarheid op voornoemde werkgeversverklaring vermeld en/of doen vermelden dat:
- [ medeverdachte 1] met/bij [bedrijf] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had (in de functie van "algemeen"), en/of;
- [ medeverdachte 1] sinds 1 maart 2010 bij [bedrijf] in dienst was, en/of;
- het bruto jaarsalaris van [medeverdachte 1] 19.834,08 euro (en/of de vakantietoeslag 1.586,76 euro) bedroeg.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en bewijsmotivering komt.
Bewijsoverwegingen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat zij in de ten laste gelegde periode eigenaresse en leidinggevende was van [bedrijf](hierna: [afkorting bedrijf]), dat zij de in de tenlastelegging genoemde arbeidsovereenkomst en werkgeversverklaringen heeft ingevuld en ondertekend en dat zij wist dat de stukken bedoeld waren om een hypotheek mee aan te vragen. De verdachte heeft verklaard dat ze de stukken naar eer en geweten heeft opgemaakt en dat medeverdachte [medeverdachte 1](hierna: [medeverdachte 1]), de persoon op wie de stukken betrekking hebben, het in de stukken genoemde dienstverband bij [afkorting bedrijf] had.
[Medeverdachte 1] heeft wisselend verklaard over haar dienstverband bij [afkorting bedrijf]. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat [medeverdachte 1] conform de afspraken aan het dienstverband bij [afkorting bedrijf] invulling heeft gegeven.
Het hof overweegt als volgt.
De verklaringen van [medeverdachte 1] bij de politie
[medeverdachte 1] heeft op 10 november 2015 bij de politie verklaard dat zij nooit als volledig medewerkster bij [afkorting bedrijf] heeft gewerkt. Zij heeft verklaard dat zij (enkel) tijdens haar vakanties af en toe simpel administratief werk voor [afkorting bedrijf] heeft verricht, maar dat zij dit zo min mogelijk deed, omdat zij er niets aan vond en ze bovendien een opleiding volgde. Op 16 januari 2018 heeft [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris verklaard dat haar verklaringen bij de politie niet helemaal klopten omdat ze bang was dat ze iets verkeerds zou zeggen, dat haar verklaring dat ze niet heeft gewerkt niet klopt, dat ze niet altijd de uren heeft gewerkt die moesten, dat ze ook in de avond en in de weekenden heeft gewerkt, waarmee zij uren heeft ingehaald. Het hof constateert dat die verklaringen van [medeverdachte 1] dus van elkaar verschillen.
Het hof oordeelt over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] als volgt.
Op 9, 10 en 12 november 2015 is [medeverdachte 1] gehoord door de politie. Het hof is van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 1] bij de politie betrouwbaar zijn en zal deze bezigen voor het bewijs. Het hof baseert dit oordeel op de volgende omstandigheden.
Uit de processen-verbaal van de verhoren blijkt dat de politie [medeverdachte 1] veelal open vragen heeft gesteld, ook op de voor de beoordeling van de tenlastelegging relevante onderwerpen.
Het hof ziet niet in waarom [medeverdachte 1] niet naar waarheid zou antwoorden op de gestelde vragen. Zij werd immers niet ondervraagd over illegale bezigheden, maar simpelweg over het al dan niet hebben van een (voltijds) dienstverband en de aard van de werkzaamheden die zij verrichtte.
Van enige (ongeoorloofde) druk, dan wel sturende vraagstelling van de politie geven de processen-verbaal geen blijk. Integendeel, [medeverdachte 1] verklaarde vaak spontaan, ook over aspecten die relevant zijn voor de beoordeling van(andere onderdelen van) de tenlastelegging, en onderbouwde haar antwoord uit eigen beweging met details.
Daarnaast heeft [medeverdachte 1] enkele dagen nadat zij in vrijheid was gesteld bij de politie verklaard dat zij in de politieverhoren ‘naar eer en geweten’ antwoord heeft gegeven op de gestelde vragen. Dat verklaarde ze op 17 november 2015 toen ze aangifte deed tegen haar stiefvader [stiefvader] wegens vernieling en bedreiging. Zij verklaarde dat ze tijdens de politieverhoren al wist dat haar stiefvader ontzettend kwaad zou worden omdat ze een verklaring had afgelegd die ook over hem ging. Op 12 november 2015 was [medeverdachte 1] in vrijheid gesteld.
Verder acht het hof van belang dat [medeverdachte 1] voor de verhoren op 9, 10 en 12 november 2015 telkens op haar zwijgrecht is gewezen en dat zij (in ieder geval) op 9 november 2015 met haar advocaat overleg heeft gevoerd.
Het hof ziet (ook overigens) geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] bij de politie. Het enkele feit dat van de verhoren geen audiovisuele opnames zijn gemaakt, maakt dat niet anders.
Daarbij neemt het hof, in aanvulling op het hiervoor overwogene, in overweging dat [getuige 1], de vriend van [medeverdachte 1] ten tijde van de tenlastegelegde periodes, bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] bijna elke avond zag en dat [medeverdachte 1] dan niet met school of werk bezig was. Ook verklaarde [getuige 1] dat hij en [medeverdachte 1] in het weekend bij elkaar waren en dat zij dan niet bezig waren met school of werk. Over het inkomen van [medeverdachte 1] in die periode verklaarde [getuige 1] dat het niet veel was en dat ze niet veel te besteden had.
Het hof concludeert dat de verklaringen van [medeverdachte 1] bij de politie bruikbaar zijn voor het bewijs.
De inhoud van de onder 2 tenlastegelegde arbeidsovereenkomst
De tenlastegelegde arbeidsovereenkomst houdt onder meer in – kort en zakelijk weergegeven – dat [medeverdachte 1] en [afkorting bedrijf] zijn overeengekomen dat [medeverdachte 1] met ingang van 1 juni 2012 voor onbepaalde tijd bij [afkorting bedrijf] in dienst was en dat [medeverdachte 1] veertig uren per week zou werken voor een netto maandsalaris van € 1.350,-. De overeenkomst is ondertekend door [medeverdachte 1] en namens [afkorting bedrijf] door de verdachte.
Op 10 november 2015 heeft [medeverdachte 1] bij de politie onder meer - kort en zakelijk weergegeven - als volgt verklaard over haar werkzaamheden bij [afkorting bedrijf]:
- ‘Ik werkte er zo weinig mogelijk, want ik vond er niets aan. Ik werkte alleen soms tijdens de vakantie daar.’
- ‘Nee, dat [ik 38 uur per week bij [afkorting bedrijf] werkte] klopt niet. Ik zat op school toen. Ik kan niet op school zitten en 38 uur in de week werken.’
Op grond van (onder meer) deze verklaringen – mede in aanmerking genomen hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de geloofwaardigheid van de bij de politie afgelegde verklaringen - is het hof van oordeel dat [medeverdachte 1] niet daadwerkelijk het aantal uren zoals beschreven in de arbeidsovereenkomst heeft gewerkt, te weten voor onbepaalde tijd en met een arbeidstijd van veertig uren per week. De bedragen die aan [medeverdachte 1] zijn overgemaakt door [afkorting bedrijf], kunnen derhalve niet als salaris gelden. Zij heeft deze immers niet verdiend met het verrichten van de overeengekomen arbeid. Naar het oordeel van het hof is de tenlastegelegde arbeidsovereenkomst derhalve valselijk opgemaakt.
De betrokkenheid van de verdachte
De verdachte heeft de tenlastegelegde documenten opgemaakt en (mede) ondertekend. Als leidinggevende van het bedrijf wist de verdachte dat de tenlastegelegde documenten niet strookten met de werkelijkheid, te weten dat de werktijden en het salaris van [medeverdachte 1], als zij al heeft gewerkt bij [afkorting bedrijf], niet de in de tenlastegelegde documenten genoemde omvang had.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat zij wist dat de documenten bedoeld waren voor een hypotheekaanvraag. Zij had daarmee dan ook het oogmerk om de documenten als echt en onvervalst te gebruiken.
De onder 2 tenlastegelegde arbeidsovereenkomst is mede door [medeverdachte 1] ondertekend en ingevuld, zodat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft gepleegd.
Het hof concludeert op basis van het hiervoor overwogene dat het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op
of omstreeks23 juni 2011 te Nieuw-Vennep, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een
(model)werkgeversverklaring
(pag. 38 AH-dossier), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt
en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft zij, verdachte,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,toen en daar valselijk en/of opzettelijk in strijd met de waarheid op voornoemde werkgeversverklaring vermeld
en/of doen vermeldendat:
- [ medeverdachte 1]
met/bij [bedrijf] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had
(in de functie van "algemeen"
), en
/of;
- M. [medeverdachte 1] sinds 1 maart 2010 bij [bedrijf] in dienst was, en/of;
- het bruto jaarsalaris van [medeverdachte 1]
(ongeveer
)22.500 euro
(inclusief vakantiegeld
)bedroeg;
2.
zij in
of omstreeksde periode van 27 mei 2012 tot en met 29 mei 2012 te Nieuw-Vennep, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
(een
)ander
(en), althans alleen,
een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf] en [medeverdachte 1]
(pag. 333 ZD), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt
en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met
(een
)ander
(en), althans alleen, toen en daar valselijk en/of opzettelijk in strijd met de waarheid in
/opvoornoemde arbeidsovereenkomst vermeld
en/of doen vermeldendat:
- [ medeverdachte 1] met ingang van 1 juni 2012 bij [bedrijf] in
(loon
)dienst was/zou treden
(in de functie van algemeen werkneemster
), en
/of;
- [ medeverdachte 1] een dienstverband bij [bedrijf] had/zou hebben voor onbepaalde tijd, en
/of;
- er sprake was/zou zijn van een arbeidstijd van 40 uren per week, en
/of;
- [ medeverdachte 1] een netto maandsalaris had/zou hebben van 1.350 euro;
3.
zij op
of omstreeks13 maart 2013 te Nieuw-Vennep, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een
(model
)werkgeversverklaring
(pag. 390 AH-dossier), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt
en/of doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft zij, verdachte,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,toen en daar valselijk en/of opzettelijk in strijd met de waarheid op voornoemde werkgeversverklaring vermeld
en/of doen vermeldendat:
- [ medeverdachte 1]
met/bij [bedrijf] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had
(in de functie van "algemeen"
), en
/of;
-
[medeverdachte 1] sinds 1 maart 2010 bij [bedrijf]in dienst was, en/of;
- het bruto jaarsalaris van [medeverdachte 1] 19.834,08 euro
(en
/ofde vakantietoeslag 1.586,76 euro
)bedroeg.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
valsheid in geschrift.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
valsheid in geschrift.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, eenmaal tezamen en in vereniging met een ander, door drie geschriften valselijk op te maken met het oogmerk deze als echt en onvervalst te doen gebruiken bij het afsluiten van hypothecaire leningen. Eén van deze geschriften betrof een arbeidsovereenkomst, waarin in strijd met de waarheid stond vermeld dat medeverdachte [medeverdachte 1] een voltijds dienstverband had met [afkorting bedrijf]. De andere twee geschriften betroffen werkgeversverklaringen. Door het vervalsen heeft de verdachte het vertrouwen dat doorgaans wordt gesteld in dergelijke documenten aangetast.
Strafblad van de verdachte
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 maart 2023, waarop geen veroordelingen ter zake van soortgelijke feiten staan.
Ouderdom feiten en overschrijding redelijke termijn
De verdachte is op 9 november 2015 in verzekering gesteld. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 1 november 2018 en het hof wijst arrest op 31 maart 2023, nadat op 15 november 2018 hoger beroep is ingesteld. In beide instanties is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden fors overschreden en in totaal heeft de zaak ruim zeven jaar en vier maanden boven het hoofd van de verdachte gehangen.
Het hof zal dan ook in plaats van een onvoorwaardelijke straf een geheel voorwaardelijke straf opleggen.
Het hof neemt daarnaast de ouderdom van de feiten, de bewezenverklaarde feiten dateren uit 2011, 2012 en 2013, in aanmerking.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.