ECLI:NL:GHDHA:2023:1017

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
2200444218
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift, oplichting van twee banken en witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Den Haag was veroordeeld voor valsheid in geschrift, oplichting van twee banken en witwassen. De verdachte had valse arbeidsovereenkomsten en huurovereenkomsten opgemaakt en ingediend bij twee banken om hypothecaire leningen te verkrijgen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift door valse documenten te gebruiken om banken te misleiden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat de documenten vals waren en dat zij deze heeft gebruikt om hypotheken te verkrijgen. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft ook overwogen dat de redelijke termijn in deze zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een lichtere straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004442-18
Parketnummer: 09-857083-15
Datum uitspraak: 31 maart 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 1 november 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [geboortedag],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het 1, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaar.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep
De officier van justitie heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal medegedeeld dat de grieven van het openbaar ministerie tegen het vonnis niet worden gehandhaafd.
In verband daarmee zal het openbaar ministerie, gelet op het bepaalde in artikel 416 Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk verklaard worden in het hoger beroep.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 29 mei 2012 te Nieuw-Vennep en/of [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
A) een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf] en haar, verdachte, gedateerd op 27 of 29 mei 2012 (pag. 333 ZD), en/of;
B) een huurovereenkomst tussen [getuige 1] en haar, verdachte, gedateerd op 1 juni 2011 (pag. 74 en 646 ev AH-dossier), en/of;
C) een huurovereenkomst tussen [persoon 1] en haar, verdachte, gedateerd op 28 december 2011 (pag. 208 en 646 ev AH-dossier),
zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen, toen en daar valselijk en/of opzettelijk in strijd met de waarheid in/op:
(onder A) voornoemde arbeidsovereenkomst vermeld en/of doen vermelden dat:
- zij, verdachte, met ingang van 1 juni 2012 bij [bedrijf] in (loon)dienst was/zou treden (in de functie van algemeen werkneemster), en/of;
- zij, verdachte, een dienstverband bij [bedrijf] had/zou hebben voor onbepaalde tijd, en/of;
- er sprake was/zou zijn van een arbeidstijd van 40 uren per week, en/of;
- zij, verdachte, een netto maandsalaris had/zou hebben van 1.350 euro,
en/of (onder B) voornoemde huurovereenkomst vermeld en/of doen vermelden dat:
- [ getuige 1] met ingang van 3 juni 2011 de woning aan [adres 1] huurde/zou huren, en/of;
- de huurprijs 1.250 euro per maand bedroeg/zou bedragen,
en/of (onder C) voornoemde huurovereenkomst vermeld en/of doen vermelden dat:
- [ persoon 1] met ingang van 1 januari 2012 de woning aan [adres 2] huurde/zou huren, en/of;
- de huurprijs 1.250 euro per maand bedroeg/zou bedragen;
2. primair
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2011 tot en met 23 november 2011 te Nieuw-Vennep en/of Leimuiden en/of Heemstede en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te (doen) bevoordelen, door het (doen) aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door (het doen plegen en/of gebruikmaken van) een of meer listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels,
[bank 1] heeft bewogen en/of doen bewegen tot de afgifte van een geldbedrag (ter grootte van 340.000 euro) en/of het aangaan van een schuld (te weten een (hypothecaire) geldlening ter waarde van 340.000 euro) (ten behoeve van de aankoop van de panden aan [adres 3 en 2]), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
een (valse/vervalste) werkgeversverklaring (van [bedrijf], d.d. 23 juni 2011, pag. 38 AH-dossier) en/of
een (valse/vervalste) salarisspecificatie (van [bedrijf] betreffende de maand mei 2011, pag. 40 AH-dossier) (waarin ten onrechte valse en/of vervalste werkgeversgegevens en/of salarisgegevens van [verdachte] en/of anderszins valse en/of vervalste gegevens waren opgenomen), en/of
een (valse/vervalste) huurovereenkomst (te weten een huurovereenkomst tussen [verdachte] en [getuige 1] met betrekking tot [adres 1], gedateerd op 1 juni 2011, pag. 74 AH-dossier),
(al dan niet via een tussenpersoon, te weten [persoon 2]) ingediend en/of doen indienen bij en/of toegezonden en/of doen toezenden aan [bank 1] (pag. 36 AH-dossier) en/of een hypotheekofferte (waarin (in strijd met de waarheid) is vermeld dat het woonhuis gelegen aan [adres 1] in verhuurde staat was met een huuropbrengst van 12.000 euro per jaar) ondertekend en/of doen ondertekenen (d.d. 19 september 2011, pag. 86 AH-dossier), waardoor [bank 1] werd bewogen tot voornoemde afgifte en/of het aangaan van voornoemde schuld;
2. subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2011 tot en met 23 november 2011 te Nieuw-Vennep en/of Leimuiden en/of Heemstede en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of (een ander) gebruik heeft doen maken van:
A) een vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring (van [bedrijf], d.d. 23 juni 2011), en/of;
B) een valse/vervalste salarisspecificatie (van [bedrijf] betreffende de maand mei 2011), en/of;
C) een valse/vervalste huurovereenkomst (te weten een huurovereenkomst tussen [verdachte] en [getuige 1] met betrekking tot [adres 1], gedateerd op 1 juni 2011),
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat (doen) gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s), voornoemde geschriften heeft/hebben verstrekt en/of doen verstrekken aan en/of overgelegd en/of doen overleggen aan [persoon 2] en/of (door tussenkomst van [persoon 2]) aan [bank 1] (ten behoeve van een hypotheekaanvraag),
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (in strijd met de waarheid) in/op:
(onder A) voornoemde werkgeversverklaring is vermeld dat: - [verdachte] met/bij [bedrijf] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had (in de functie van "algemeen"), en/of;
- [ verdachte] sinds 1 maart 2010 bij [bedrijf] in dienst was, en/of;
- het bruto jaarsalaris van [verdachte] (ongeveer) 22.500 euro (inclusief vakantiegeld) bedroeg, en/of
(onder B) voornoemde salarisspecificatie is vermeld dat: - [verdachte] sinds 1 maart 2010 bij [bedrijf] in dienst was, en/of;
- [ verdachte] 38 uur per week werkte, en/of
(onder C) voornoemde huurovereenkomst is vermeld dat:
- [ getuige 1] met ingang van 3 juni 2011 de woning aan [adres 1] huurde/zou huren, en/of;
- de huurprijs 1.250 euro per maand bedroeg/zou bedragen;
3. primair
zij in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 16 mei 2013 te Nieuw-Vennep en/of Leimuiden en/of Heemstede en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te (doen) bevoordelen, door het (doen) aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door (het doen plegen en/of gebruikmaken van) een of meer listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels,
[bank 2] heeft bewogen en/of doen bewegen tot de afgifte van een geldbedrag (ter grootte van 38.500 euro) en/of het aangaan van een schuld (te weten een (hypothecaire) geldlening ter waarde van 38.500 euro) (ten behoeve van de aankoop van een pand aan de [adres 4]), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
een (valse/vervalste) werkgeversverklaring (van [bedrijf], d.d. 13 maart 2013, pag. 390 AH-dossier) en/of
een (valse/vervalste) salarisspecificatie (van [bedrijf] betreffende de maand februari 2013, pag. 389 AH-dossier), (waarin ten onrechte valse en/of vervalste werkgeversgegevens en/of salarisgegevens van [verdachte] en/of anderszins valse en/of vervalste gegevens waren opgenomen),
(al dan niet via een tussenpersoon, te weten [persoon 2]) ingediend en/of doen indienen bij en/of toegezonden en/of doen toezenden aan [bank 2](pag. 401 AH-dossier) en/of
een hypotheekofferte (waarin is verwezen naar voornoemde (valse/vervalste) werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie) ondertekend en/of doen ondertekenen (d.d. 6 maart 2013, pag. 342 AH-dossier), waardoor [bank 2] werd bewogen tot voornoemde afgifte en/of het aangaan van voornoemde schuld;
3. subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 16 mei 2013 te Nieuw-Vennep en/of Leimuiden en/of Heemstede en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of (een ander) gebruik heeft doen maken van:
A) een vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring (van [bedrijf], d.d. 13 maart 2013), en/of;
B) een valse/vervalste salarisspecificatie (van [bedrijf] betreffende de maand februari 2013),
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat (doen) gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s), voornoemde geschriften heeft/hebben verstrekt en/of doen verstrekken aan en/of heeft overgelegd en/of doen overleggen aan [persoon 2] en/of (door tussenkomst van [persoon 2]) aan [bank 2] (ten behoeve van een hypotheekaanvraag),
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (in strijd met de waarheid) in/op:
(onder A) voornoemde werkgeversverklaring is vermeld dat:
- [ verdachte] met/bij [bedrijf] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had (in de functie van "algemeen"), en/of;
- [ verdachte] sinds 1 maart 2010 bij [bedrijf] in dienst was, en/of;
- het bruto jaarsalaris van [verdachte] 19.834,08 euro (en/of de vakantietoeslag 1.586,76 euro) bedroeg, en/of
(onder B) voornoemde salarisspecificatie is vermeld dat:
- [ verdachte] sinds 1 maart 2010 bij [bedrijf] in dienst was, en/of;
- [ verdachte] 38 uur per week werkte;
4.
zij in of omstreeks de periode van 23 november 2011 tot en met 9 november 2015, te Leimuiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen,
- het pand/de panden gelegen aan [adressen 3 en 2], en/of;
- het pand/de woning gelegen aan de [adres 4],
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of van die panden/woning gebruik heeft gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die panden/woning uit enig misdrijf afkomstig waren.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat geen beslissing zal worden genomen ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat het hof komt tot een (enigszins) andere bewezenverklaring en bewijsmotivering.
Bewijsoverwegingen
Feit 1 – valsheid in geschrifte
Met het onder 1 tenlastegelegde wordt de verdachte verweten dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte ten aanzien van A) een arbeidsovereenkomst tussen de verdachte en [bedrijf] (hierna: [afkorting bedrijf]), B) een huurovereenkomst tussen de verdachte en [getuige 1], en C) een huurovereenkomst tussen de verdachte en [persoon 1]. Het hof zal eerst de verklaringen van de verdachte bespreken. Vervolgens zullen de verwijten achtereenvolgens besproken worden.
1.1
De verklaringen van de verdachte
1.1.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de arbeidsovereenkomst niet vals was en recht deed aan de feitelijke en juridische status van de relatie tussen de verdachte en [afkorting bedrijf], waardoor de verdachte dient te worden vrijgesproken. In dat verband heeft de raadsvrouw, naar het hof begrijpt in het verlengde van het in eerste aanleg door de verdachte ingenomen standpunt dat de door haar tijdens de politieverhoren op 9, 10 en 12 november 2015 afgelegde verklaringen over de door haar daadwerkelijk gewerkte uren niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, twijfels geuit over de door de politie gehanteerde verhoormethoden.
1.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft op 10 november 2015 bij de politie verklaard dat zij nooit als volledig medewerkster bij [afkorting bedrijf] heeft gewerkt. Zij heeft verklaard dat zij (enkel) tijdens haar vakanties af en toe simpel administratief werk voor [afkorting bedrijf] heeft verricht, maar dat zij dit zo min mogelijk deed, omdat zij er niets aan vond en ze bovendien een opleiding volgde. Op 16 januari 2018 heeft de verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat haar verklaringen bij de politie niet helemaal klopten omdat ze bang was dat ze iets verkeerds zou zeggen, dat haar verklaring dat ze niet heeft gewerkt niet klopt, dat ze niet altijd de uren heeft gewerkt die moesten, dat ze ook in de avond en in de weekenden heeft gewerkt, waarmee zij uren heeft ingehaald. Het hof constateert dat die verklaringen van de verdachte dus van elkaar verschillen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte gepersisteerd bij haar verklaringen bij de rechter-commissaris en heeft zij verklaard dat ze de overeengekomen uren heeft gewerkt bij [afkorting bedrijf].
Het hof oordeelt over de geloofwaardigheid van de verklaringen van de verdachte als volgt.
Op 9, 10 en 12 november 2015 is de verdachte gehoord door de politie. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verklaringen van de verdachte bij de politie geloofwaardig zijn. Het hof zal deze dan ook bezigen voor het bewijs. Het hof baseert dit oordeel op de volgende omstandigheden.
Uit de processen-verbaal van de verhoren blijkt dat de politie de verdachte veelal open vragen heeft gesteld, ook op de voor de beoordeling van de tenlastelegging relevante onderwerpen.
Het hof ziet niet in waarom de verdachte niet naar waarheid zou antwoorden op de gestelde vragen. Zij werd immers niet ondervraagd over illegale bezigheden, maar simpelweg over het al dan niet hebben van een (voltijds) dienstverband en de aard van de werkzaamheden die zij verrichtte.
Van enige (ongeoorloofde) druk, dan wel sturende vraagstelling van de politie geven de processen-verbaal geen blijk. Integendeel, de verdachte verklaarde vaak spontaan, ook over aspecten die relevant zijn voor de beoordeling van(andere onderdelen van) de tenlastelegging, en onderbouwde haar antwoord uit eigen beweging met details.
Daarnaast heeft de verdachte enkele dagen nadat zij in vrijheid was gesteld bij de politie verklaard dat zij in de politieverhoren ‘naar eer en geweten’ antwoord heeft gegeven op de gestelde vragen. Dat verklaarde ze op 17 november 2015 toen ze aangifte deed tegen haar stiefvader [stiefvader] wegens vernieling en bedreiging. Zij verklaarde dat ze tijdens de politieverhoren al wist dat haar stiefvader ontzettend kwaad zou worden omdat ze een verklaring had afgelegd die ook over hem ging. Op 12 november 2015 is de verdachte in vrijheid gesteld.
Verder acht het hof van belang dat de verdachte voor de verhoren op 9, 10 en 12 november 2015 telkens op haar zwijgrecht is gewezen en dat zij (in ieder geval) op 9 november 2015 met haar advocaat overleg heeft gevoerd.
Het hof ziet (ook overigens) geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van de verdachte bij de politie. Het enkele feit dat van de verhoren geen audiovisuele opnames zijn gemaakt, maakt dat niet anders.
Daarbij neemt het hof, in aanvulling op het hiervoor overwogene, in overweging dat [getuige 1], de vriend van de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde periodes, bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij de verdachte bijna elke avond zag en dat de verdachte dan niet met school of werk bezig was. Ook verklaarde [getuige 1] dat hij en de verdachte in het weekend bij elkaar waren en dat zij dan niet bezig waren met school of werk. Over het inkomen van de verdachte in die periode verklaarde [getuige 1] dat het niet veel was en dat ze niet veel te besteden had.
Conclusie
De verklaringen van de verdachte bij de politie zijn bruikbaar voor het bewijs.
1.2
Arbeidsovereenkomst [afkorting bedrijf]
De tenlastegelegde arbeidsovereenkomst houdt onder meer in – kort en zakelijk weergegeven – dat de verdachte en [afkorting bedrijf] zijn overeengekomen dat de verdachte met ingang van 1 juni 2012 voor onbepaalde tijd bij [afkorting bedrijf] in dienst was en dat de verdachte veertig uren per week zou werken voor een netto maandsalaris van € 1.350,-. De overeenkomst is ondertekend door de verdachte en namens [afkorting bedrijf] door medeverdachte [medeverdachte 2].
1.2.1
de inhoud van de arbeidsovereenkomst
Op 10 november 2015 heeft de verdachte bij de politie onder meer - kort en zakelijk weergegeven - als volgt verklaard over haar werkzaamheden bij [afkorting bedrijf]:
  • ‘Ik werkte er zo weinig mogelijk, want ik vond er niets aan. Ik werkte alleen soms tijdens de vakantie daar.’
  • ‘Nee, dat [ik 38 uur per week bij [afkorting bedrijf] werkte] klopt niet. Ik zat op school toen. Ik kan niet op school zitten en 38 uur in de week werken.’
Op grond van (onder meer) deze verklaringen – mede in aanmerking genomen hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de geloofwaardigheid van de bij de politie afgelegde verklaringen - is het hof van oordeel dat de verdachte niet daadwerkelijk het aantal uren zoals beschreven in de arbeidsovereenkomst heeft gewerkt, te weten voor onbepaalde tijd en met een arbeidstijd van veertig uren per week. De bedragen die aan de verdachte zijn overgemaakt door [afkorting bedrijf], kunnen derhalve niet als salaris gelden. Zij heeft deze immers niet verdiend met het verrichten van de overeengekomen arbeid. Naar het oordeel van het hof is de tenlastegelegde arbeidsovereenkomst derhalve valselijk opgemaakt.
1.2.2
Oogmerk om de arbeidsovereenkomst als onvervalst te gebruiken
Het feit dat de verdachte onder een valse arbeidsovereenkomst haar handtekening heeft gezet, geeft reeds aan dat zij het oogmerk had om het geschrift, waarvan zij moest weten dat deze vals was, enige bewijswaarde te geven.
Dat de arbeidsovereenkomst ook daadwerkelijk een bewijsbestemming heeft gekregen blijkt uit de omstandigheid dat deze op 9 november 2015 aangetroffen in het pand [adres 3] in een administratiemap met het opschrift [“naam”]. In dezelfde mappen zaten stukken die betrekking hadden op de aanvraag van een hypothecaire lening bij [bank 2]. Uit het dossier blijkt dat het pand [adres 3] op naam van de verdachte stond, evenals het pand aan de [adres 4].
Het hof concludeert dat de verdachte het oogmerk had om de valse arbeidsovereenkomst als echt onvervalst te gebruiken.
1.2.3
Tussenconclusie
Het hof concludeert op basis van het hiervoor overwogene dat het onder 1A tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
1.3
Huurovereenkomst tussen verdachte en [getuige 1]
De onder 1B tenlastegelegde huurovereenkomst houdt onder meer in – kort en zakelijk weergegeven – dat de verdachte de woonruimte aan de [adres 1] verhuurt aan [getuige 1] (de toenmalige vriend van de verdachte) vanaf 3 juni 2011 voor een huurprijs van € 1.250,- per maand. De overeenkomst bevat onder de kopjes ‘huurder’ en ‘verhuurder’ twee verschillende handtekeningen.
1.3.1
De verklaringen van de verdachte en [getuige 1] over de huurovereenkomst
De verdachte heeft op 10 november 2015 bij de politie verklaard dat zij de huurovereenkomst heeft ingevuld en ondertekend. Ook heeft ze verklaard dat [getuige 1] hier nooit gewoond heeft en dat ze nooit huur heeft ontvangen van [getuige 1].
[getuige 1] heeft op 9 november 2015 bij de politie verklaard dat de huurovereenkomst hem niets zegt, dat hij het pand niet kent, dat hij het document ook nooit heeft getekend en dat hij nooit ergens een woonruimte heeft gehuurd. Op 15 januari 2018 bij de rechter-commissaris heeft [getuige 1] enigszins anders verklaard.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van [getuige 1] bij de politie betrouwbaar is. Zijn verklaring van 9 november 2015 is stellig en kan niet anders begrepen worden dan dat hij op dat moment zeker wist dat hij de huurovereenkomst niet heeft ondertekend. Dat hij ruim twee jaar later bij de rechter-commissaris niet meer wist of hij de overeenkomst wel of niet heeft ondertekend, maakt zijn eerdere verklaring bij de politie niet minder betrouwbaar. Bovendien heeft [getuige 1] ook in zijn verklaring bij de rechter-commissaris verklaard dat hij nooit iets heeft gehuurd.
Het hof acht bewezen dat de inhoud van de huurovereenkomst vals is.
1.3.2
Oogmerk om de huurovereenkomst als echt en onvervalst te gebruiken
Het hof is van oordeel dat de verdachte wist dat de huurovereenkomst een bewijsbestemming zou krijgen. Niet valt in te zien waarom de overeenkomst anders zou zijn opgemaakt met de handtekeningen van zowel de verdachte als [getuige 1], terwijl [getuige 1] nooit de intentie heeft gehad het pand te huren. Ook heeft de huurovereenkomst daadwerkelijk een bewijsbestemming gekregen, omdat het in het dossier voor de hypotheekaanvraag bij [bank 1] is opgenomen en omdat de huurinkomsten van het pand bij de bank bekend waren.
1.3.3
Tussenconclusie
Het hof concludeert op basis van het hiervoor overwogene dat het onder 1B tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
1.4
Huurovereenkomst tussen de verdachte en [persoon 1]
De onder 1C tenlastegelegde huurovereenkomst houdt onder meer in – kort en zakelijk weergegeven – dat de verdachte de woning aan [adres 2] verhuurt aan [persoon 1] vanaf 1 januari 2012 voor een huurprijs van € 1.250,- per maand. De overeenkomst is op 28 december 2011 ondertekend en bevat onder de kopjes ‘huurder’ en ‘verhuurder’ twee verschillende handtekeningen.
1.4.1
De verklaringen van de verdachte en [persoon 1] betreffende de huurovereenkomst
De verdachte heeft op 10 november 2015 bij de politie verklaard dat zij de huurovereenkomst tussen haar en [persoon 1] heeft ingevuld en ondertekend. Ze heeft verklaard dat het eigenlijk hetzelfde ging als de hiervoor besproken huurovereenkomst tussen haar en [getuige 1].
Op 11 november 2015 werd [persoon 1] door de politie geconfronteerd met een ‘intentieverklaring huurovereenkomst’ betreffende het pand [adres 2], gedateerd 11 juli 2011 en bevattende een handtekening onder de namen [verdachte] als verhuurder en [persoon 1] als huurde[persoon 1] verklaarde dat ze die verklaring niet kende en dat ze nooit een dergelijk formulier heeft getekend. Zij verklaarde dat het huurbedrag van € 15.000,- per jaar voor haar onbetaalbaar was en dat het een vals document was.
Op 15 januari 2018 bij de rechter-commissaris is [persoon 1] op haar verklaring teruggekomen. Zij heeft verklaard dat ze de intentieverklaring wel heeft ondertekend, maar dat ze na overleg met haar partner toch had besloten de woning niet te huren. Volgens [persoon 1] zou het in juli of augustus [het hof begrijpt: 2011] afgehandeld zijn, in de zin dat zij hadden laten weten dat de woning niet doorging.
Met betrekking tot de tenlastegelegde huurovereenkomst, die ondertekend zou zijn op 28 december 2011, verklaarde [persoon 1] dat het best zou kunnen dat zij dezelfde dag of een dag na het tekenen van de intentieverklaring van 11 juli 2011 een huurovereenkomst heeft getekend, maar dat zij in november of december 2011 niet iets heeft ondertekend met betrekking tot het pand en dat zij nooit huur heeft betaald. Als [persoon 1] later wordt geconfronteerd met haar handtekening op de huurovereenkomst van 28 december 2011, heeft zij daar geen verklaring voor en verklaarde ze staan te kijken van de datum op de overeenkomst.
Het hof is op grond van bovenstaande van oordeel dat in ieder geval op 28 december 2011 duidelijk was dat [persoon 1] de woning niet zou huren. Niet is gebleken dat [persoon 1] op enig moment huur heeft betaald, noch dat zij in het betreffende pand heeft gewoond. De huurovereenkomst is derhalve in strijd met de waarheid en valselijk opgemaakt.
1.4.2
Opzet van de verdachte op de valsheid van de overeenkomst
Het hof is van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op de valsheid van de overeenkomst. Bij de politie heeft zij verklaard dat het invullen en ondertekenen van het document hetzelfde ging als de huurovereenkomst tussen haar en [getuige 1], gedateerd 1 juni 2011. Zoals hiervoor overwogen wist de verdachte dat [getuige 1] nooit de intentie heeft gehad de woning te huren. Tijdens het invullen en ondertekenen van de huurovereenkomst tussen haar en [persoon 1], had voor de verdachte duidelijk moeten zijn dat [persoon 1] de woning niet zou gaan huren na het opmaken van het huurcontract. Desondanks heeft zij op 28 december 2011, net als bij de huurovereenkomst met [getuige 1] op aanwijzen van medeverdachten [medeverdachte 3] (de moeder van de verdachte) en [medeverdachte 2], de huurovereenkomst met [persoon 1] ingevuld en ondertekend.
1.4.3
Oogmerk om de huurovereenkomst als echt en onvervalst te gebruiken
Het hof is eveneens van oordeel dat de verdachte het oogmerk had om de huurovereenkomst als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken. Naast de omstandigheid dat zij de huurovereenkomst heeft ondertekend, wist zij tijdens die ondertekening op 28 december 2011 al dat de huurovereenkomst met [getuige 1] een bewijsbestemming had gekregen. Op 19 september 2011 is de verdachte namelijk op het kantoor van hypotheekaanvrager [persoon 2] geweest om de hypotheekofferte voor de panden gelegen aan [adres 3 en 2] door te spreken en te ondertekenen. Als onderdeel van die offerte heeft [persoon 2] op 11 augustus 2011 een mail gestuurd naar [bank 1], waarin hij heeft opgegeven dat het pand in [plaats] € 12.000,- aan huurinkomsten opbrengt. De huurovereenkomst met [getuige 1] was in het dossier van [bank 1] opgenomen.
Uit het hiervoor overwogene kan worden afgeleid dat de verdachte tijdens het ondertekenen van de hypotheekofferte op 19 september 2011 al wist dat de huurovereenkomst met [persoon 1], betreffende het pand aan [adres 2], een bewijsbestemming zou krijgen. Het hof concludeert dan ook dat de verdachte het oogmerk had om de huurovereenkomst als echt en onvervalst te gebruiken.
1.4.4
Tussenconclusie
Het hof concludeert op basis van het hiervoor overwogene dat het onder 1C tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 2 – Oplichting [bank 1]
Onder 2 primair is aan de verdachte tenlastegelegd dat zij zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van de [bank 1], door de bank middels valse informatie te bewegen tot het aangaan van een hypothecaire geldlening.
Het hof overweegt als volgt.
Reeds hiervoor heeft het hof geoordeeld dat de eventuele werkzaamheden die de verdachte bij [afkorting bedrijf] heeft verricht, geenszins het karakter hadden van een voltijds dienstverband waarvoor een netto salaris van € 1.350,- per maand gerechtvaardigd zou zijn. De werkgeversverklaring van 23 juni 2011, inhoudende dat de verdachte een bruto jaarsalaris verdiende van € 22.500,-, en de salarisspecificatie van mei 2011, waarin staat dat de verdachte die maand € 1.500,- aan salaris heeft verdiend, zijn derhalve eveneens in strijd met de waarheid.
Het hof heeft hiervoor ook overwogen dat de verdachte wist dat de huurovereenkomst met [getuige 1] vals was.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat zij zowel bij [persoon 2] op kantoor als bij de notaris is geweest om de hypotheekaanvraag door te spreken. De verdachte verklaarde dat zij met haar vader bij de notaris was en dat de notaris alles voorlas. De verdachte was dus op de hoogte van de inhoud van de hypotheekaanvraag en wist dat de valse werkgeversverklaring, salarisspecificatie en huurovereenkomst met [getuige 1] waren ingediend bij [bank 1].
Het hof is van oordeel dat de bank door het indienen van de werkgeversverklaring en de salarisspecificatie is bewogen tot de afgifte van een geldbedrag en het aangaan van een hypothecaire lening. In de aangifte van [bank 3], de opvolger van [bank 1], van 21 april 2016 verklaarde de fraudespecialist van [bank 3] dat de bank als voorwaarde voor het beoordelen van een hypotheek wordt gesteld dat een werkgeversverklaring en een recente loonstrook aangeleverd worden waaruit moet blijken wat de status van het dienstverband is, welke functie men vervult en wat het bruto jaarsalaris is en dat op basis van deze stukken wordt beoordeeld of een hypotheek al dan niet verstrekt wordt. Aangever verklaarde voorts dat als de (werkelijke) inkomensgegevens van de verdachte ten tijde van de totstandkoming van de hypotheek bekend waren geweest bij de bank, de aanvraag zou zijn afgewezen.
Met betrekking tot de huurovereenkomst overweeg het hof als volgt. In de hypotheekofferte van [bank 1] van 13 september 2011, door de verdachte ondertekend op 19 september 2011, vraagt de bank expliciet om de huurcontracten van de panden [adres 3 en 2] nog te mogen ontvangen. De huurovereenkomst was derhalve kennelijk noodzakelijk voor de beoordeling van de hypotheekaanvraag. Het hof is derhalve anders dan de rechtbank van oordeel dat de verdachte ook met het indienen van de huurovereenkomst de bank heeft bewogen tot afgifte van de hypothecaire geldlening.
Het hof concludeert op grond van bovenstaande dat het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 3 – oplichting [bank 2]
Onder 3 primair is aan de verdachte tenlastegelegd dat zij zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van de [bank 2], door de bank middels valse informatie te bewegen tot het aangaan van een hypothecaire geldlening.
Het hof overweegt als volgt.
Reeds hiervoor heeft het hof geoordeeld dat de eventuele werkzaamheden die de verdachte bij [afkorting bedrijf] heeft verricht, geenszins het karakter hadden van een voltijds dienstverband, waarvoor een netto salaris van € 1.350,- gerechtvaardigd zou zijn. De werkgeversverklaring van 13 maart 2013, inhoudende dat de verdachte een bruto jaarsalaris verdiende van € 19.834,08,- en een vakantietoeslag ontving van € 1.586,76, en de salarisspecificatie van februari 2013, waarin staat dat de verdachte die maand € 1.347,23,- aan salaris heeft verdiend, zijn derhalve eveneens in strijd met de waarheid.
Zoals eveneens hiervoor besproken, werd de hypotheekaanvraag met de verdachte en haar vader op het kantoor van [persoon 2] doorgesproken en ging de verdachte mee naar de notaris. De verdachte was daarom op de hoogte van de inhoud van de hypotheekaanvraag en het feit dat de valse documenten als onderbouwing waren ingediend.
Het hof is van oordeel dat ook in dit geval de bank door het indienen van de werkgeversverklaring en de salarisspecificatie is bewogen tot de afgifte van een geldbedrag en het aangaan van een hypothecaire lening. In de aangifte namens [bank 2] van 27 januari 2016 heeft de aangever verklaard dat, indien de verdachte een juiste voorstelling van zaken had gegeven omtrent haar inkomen, de bank de hypotheek niet had verstrekt.
Het hof concludeert op grond van bovenstaande dat het onder 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 4 – Witwassen van de panden
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de verdachte wist dat de hypothecaire leningen bij [bank 1] en [bank 2] waren afgesloten door middel van oplichting. Door vervolgens de uit deze leningen verkregen gelden aan te wenden voor de aankoop van de in de tenlastelegging genoemde panden, zijn deze panden middellijk verkregen uit misdrijf en heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde witwassen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij
op één of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 juni 2011 tot en met 29 mei 2012 te Nieuw-Vennep en/of [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
(een
)ander
(en) en/of alleen,
A) een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf] en haar, verdachte, gedateerd op 27 of 29 mei 2012
(pag. 333 ZD), en
/of;
B) een huurovereenkomst tussen [getuige 1] en haar, verdachte, gedateerd op 1 juni 2011 (
pag. 74 en 646 ev AH-dossier), en
/of;
C) een huurovereenkomst tussen [persoon 1] en haar, verdachte, gedateerd op 28 december 2011
(pag. 208 en 646 ev AH-dossier),
zijnde
(een)geschrift
(en
)die
/datbestemd waren
/wasom tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt
en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft zij, verdachte,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen,toen en daar valselijk en/of opzettelijk in strijd met de waarheid in
/op:
de(onder A
)voornoemde arbeidsovereenkomst vermeld
en/of doen vermeldendat:
- zij, verdachte, met ingang van 1 juni 2012 bij [bedrijf] in
(loon
)dienst
was/zou treden
(in de functie van algemeen werkneemster), en
/of;
- zij, verdachte, een dienstverband bij [bedrijf]
had/zou hebben voor onbepaalde tijd, en
/of;
- er sprake
was/zou zijn van een arbeidstijd van 40 uren per week, en
/of;
- zij, verdachte, een netto maandsalaris
had/zou hebben van 1.350 euro,
en
/ofde(onder B
)voornoemde huurovereenkomst vermeld en/of doen vermelden dat:
- [ getuige 1] met ingang van 3 juni 2011 de woning aan [adres 1]
huurde/zou huren, en
/of;
- de huurprijs 1.250 euro per maand
bedroeg/zou bedragen,
en
/ofde(onder C
)voornoemde huurovereenkomst vermeld en/of doen vermelden dat:
- [ persoon 1] met ingang van 1 januari 2012 de woning aan [adres 2]
huurde/zou huren, en
/of;
- de huurprijs 1.250 euro per maand
bedroeg/zou bedragen;
2. primair
zij
op één of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 11 augustus 2011 tot en met 23 november 2011 te Nieuw-Vennep en/of Leimuiden en/of Heemstede en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
(een
)ander
(en),
en/of alleen,
met het oogmerk om zich en/of
(een
)ander
(en)wederrechtelijk te
(doen)bevoordelen, door
het (doen) aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door (het doen plegen en/of gebruikmaken van) een of meer listige kunstgrepen en/ofeen samenweefsel van verdichtsels,
[bank 1] heeft bewogen
en/of doen bewegentot de afgifte van een geldbedrag
(ter grootte van 340.000 euro
)en
/ofhet aangaan van een schuld,
(te weten een (hypothecaire) geldlening ter waarde van 340.000 euro
) (ten behoeve van de aankoop van de panden aan [adres 3 en 2] te [plaats]
), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en
/ofhaar mededader
(s)met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/ofbedrieglijk en
/ofin strijd met de waarheid,
een
(valse
/vervalste)werkgeversverklaring
(van [bedrijf], d.d. 23 juni 2011,
pag. 38 AH-dossier)en
/of
een
(valse
/vervalste)salarisspecificatie
(van [bedrijf] betreffende de maand mei 2011
, pag. 40 AH-dossier) (waarin ten onrechte valse
en/of vervalstewerkgeversgegevens en
/ofsalarisgegevens van [verdachte]
en/of anderszins valse en/of vervalste gegevenswaren opgenomen
), en
/of
een
(valse
/vervalste)huurovereenkomst,
(te weten een huurovereenkomst tussen [verdachte] en [getuige 1] met betrekking tot [adres 1], gedateerd op 1 juni 2011,
pag. 74 AH-dossier),
(al dan nietvia een tussenpersoon, te weten [persoon 2]
)ingediend en/of doen indienen bij
en/of toegezonden en/of doen toezenden aan[bank 1]
(pag. 36 AH-dossier)en
/ofeen hypotheekofferte
(waarin
(in strijd met de waarheid
)is vermeld dat het woonhuis gelegen aan [adres 1] in verhuurde staat was met een huuropbrengst van 12.000 euro per jaar
)ondertekend
en/of doen ondertekenen (d.d. 19 september 2011,
pag. 86 AH-dossier),waardoor [bank 1] werd bewogen tot voornoemde afgifte en
/ofhet aangaan van voornoemde schuld;
3. primair
zij in
of omstreeksde periode van 1 februari 2013 tot en met 16 mei 2013 te Nieuw-Vennep en/of Leimuiden en/of Heemstede en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
(een
)ander
(en),
en/of alleen,
met het oogmerk om zich en/of
(een
)ander
(en)wederrechtelijk te
(doen)bevoordelen, door
het (doen) aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door (het doen plegen en/of gebruikmaken van) een of meer listige kunstgrepen en/ofeen samenweefsel van verdichtsels,
[bank 2] heeft bewogen
en/of doen bewegentot de afgifte van een geldbedrag
(ter grootte van 38.500 euro)en
/ofhet aangaan van een schuld,
(te weten een
(hypothecaire
)geldlening
ter waarde van 38.500 euro) (ten behoeve van de aankoop van een pand aan de [adres 4]
), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en
/ofhaar mededader
(s)met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/ofbedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
een
(valse
/vervalste)werkgeversverklaring
(van [bedrijf], d.d. 13 maart 2013,
pag. 390 AH-dossier)en
/of
een
(valse
/vervalste)salarisspecificatie
(van [bedrijf] betreffende de maand februari 2013
, pag. 389 AH-dossier),
(waarin ten onrechte valse
en/of vervalstewerkgeversgegevens en
/ofsalarisgegevens van [verdachte] en
/ofanderszins valse
en/of vervalstegegevens waren opgenomen
),
(al dan nietvia een tussenpersoon, te weten [persoon 2]
)ingediend
en/of doen indienenbij
en/of toegezonden en/of doen toezenden aan[bank 2]
(pag. 401 AH-dossier)en
/of
een hypotheekofferte,
(waarin is verwezen naar voornoemde
(valse
/vervalste)werkgeversverklaring en
/ofsalarisspecificatie
)ondertekend
en/of doen ondertekenen (d.d. 6 maart 2013, pag. 342 AH-dossier), waardoor [bank 2] werd bewogen tot voornoemde afgifte en
/ofhet aangaan van voornoemde schuld;
4.
zij in of omstreeks de periode van 23 november 2011 tot en met 9 november 2015, te Leimuiden, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen,
- het pand/de panden gelegen aan [adres 3] en
/of[adres 2], en
/of;
- het pand/de woning gelegen aan de [adres 4],
heeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad
en/of van die panden/woning gebruik heeft gemaakt, terwijl zij
en/of haar mededader(s)wist
(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoedendat die panden/woning uit enig misdrijf afkomstig waren.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van oplichting.
Het onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van oplichting.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
witwassen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van valsheid in geschrift, door drie geschriften valselijk op te maken en als echt en onvervalst te (doen) gebruiken. Eén van deze geschriften betrof een arbeidsovereenkomst, waarin in strijd met de waarheid was vermeld dat de verdachte een voltijds dienstverband had met [afkorting bedrijf]. De andere twee geschriften betroffen huurovereenkomsten. Met het plegen van dit feit heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer wordt gesteld in dergelijke documenten.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan medeplegen de oplichting van banken om een hypotheek te verkrijgen door valse informatie te verstrekken over de aard en omvang van haar dienstverband. Met de uit de leningen verkregen gelden heeft de verdachte vervolgens panden aangekocht, en zich hiermee schuldig gemaakt aan witwassen. Door aldus te handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hypotheekverstrekkers in de juistheid van dergelijke documenten mogen stellen en de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast.
Strafblad van de verdachte
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Aandeel van de verdachte
Het hof overweegt dat uit het dossier blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 4], stiefvader van de verdachte – inmiddels onherroepelijk is veroordeeld voor zijn aandeel in de zaak - een initiërende en leidende rol heeft gespeeld in onderhavig onderzoek. Het hof heeft de indruk gekregen dat hij samen met de moeder van de verdachte de verdachte heeft betrokken bij het plegen van de strafbare feiten. Dit neemt niet weg dat de verdachte een belangrijk aandeel heeft gehad in het bewerkstelligen van de strafbare feiten en daarvoor zelf de verantwoordelijk draagt. Het hof zal echter wel rekening houden met haar jeugdige leeftijd ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten. Het hof ziet evenwel in hetgeen omtrent de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan geen aanleiding voor toepassing van het adolescentestrafrecht.
Ouderdom feiten en overschrijding redelijke termijn
De verdachte is op 9 november 2015 in verzekering gesteld. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 1 november 2018 en het hof wijst arrest op 31 maart 2023, nadat op 14 november 2018 hoger beroep is ingesteld. In beide instanties is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden fors overschreden en in totaal heeft de zaak ruim zeven jaar en vier maanden boven het hoofd van de verdachte gehangen.
Het hof zal dan ook in plaats van een onvoorwaardelijke straf een geheel voorwaardelijke straf opleggen.
Het hof neemt daarnaast de ouderdom van de feiten, de bewezenverklaarde feiten dateren uit 2011 tot en met 2015, in aanmerking.
Conclusie
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Inbeslaggenomen voorwerpen
Het hof merkt op dat ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat het beslag in de strafzaak niet meer aan de orde is. Er is ten laste van verdachte (tevens) conservatoir beslag op onroerend goed rust en dat er een ontnemingsprocedure loopt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 225, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. W.J. van Boven, mr. E.C. van Veen en mr. M.H. Vos, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Smit.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 maart 2023.
Mr. M.H. Vos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.