ECLI:NL:GHDHA:2022:992

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
2200437219
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verduistering in dienstbetrekking door kassier van een tankstation na summier opsporingsonderzoek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1970, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, wegens verduistering in dienstbetrekking. De tenlastelegging betrof het opzettelijk zich wederrechtelijk toe-eigenen van voedingswaren, geld en/of spaarpunten die toebehoorden aan Ligthart Transvaal B.V. in de periode van 7 augustus 2017 tot en met 12 oktober 2017.

Tijdens de zittingen heeft de verdachte zijn ontkenning van de beschuldigingen herhaald en in hoger beroep gesteld dat hij ten onrechte was veroordeeld. Het hof heeft het bewijs dat door de advocaat-generaal was aangedragen, kritisch beoordeeld. Het hof concludeerde dat het opsporingsonderzoek onvoldoende was om de verdachte te veroordelen. De aangifte van de benadeelde, ingediend door een particulier recherchebureau, bevatte slechts summiere waarnemingen van camerabeelden zonder een feitelijk controleerbaar verband met de administratie van de onderneming.

Het hof oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, hoewel ongebruikelijk, niet voldoende bewijs boden voor de conclusie dat hij zich goederen wederrechtelijk had toegeëigend. De gebrekkige bewijsvoering leidde ertoe dat het hof het vonnis van de politierechter vernietigde en de verdachte vrijsprak van alle beschuldigingen. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is niet ondertekend door twee van de rechters, die buiten staat waren om te ondertekenen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004372-19
Parketnummer: 09-178627-18
Datum uitspraak: 23 mei 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 13 september 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 7 augustus 2017 tot en met 12 oktober 2017 te
's-Gravenhage opzettelijk voedingswaren, geld en/of spaarpunten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan Ligthart Transvaal B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als medewerker, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter
zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van dertig uren,
subsidiair vijftien dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg een ontkennende verklaring afgelegd en stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat hij ten onrechte is veroordeeld.
Voor bewezenverklaring van het tenlastegelegde is het hof derhalve in hoofdzaak aangewezen op de overige bewijsmiddelen.
Het opsporingsonderzoek is blijkens het dossier zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting beperkt gebleven tot
  • het in ontvangst nemen van een namens de in de tenlastelegging bedoelde benadeelde ingediende aangifte,
  • het onderzoeken van de bij die aangifte gevoegde camerabeelden,
  • het verhoor van de verdachte op 23 maart 2018,
  • het in opdracht van de officier van justitie nader onderzoeken van de camerabeelden en
  • het naar aanleiding van de eerste terechtzitting in eerste aanleg verzamelen van informatie in verband met het ontslag uit dienstbetrekking bij de benadeelde van de verdachte, waaronder een daaraan gewijd nader verhoor van de verdachte op 9 januari 2019.
De namens de exploitant van de in de tenlastelegging bedoelde benadeelde door een particulier onderzoeker ingediende aangifte bevat, voor zover het gaat om feiten en omstandigheden die specifiek betrekking hebben op het tenlastegelegde, slechts een beschrijving van waarnemingen op bewegende camerabeelden afkomstig van een op de balie waar verdachte zijn werkzaamheden verrichtte gerichte camera.
Voor geen enkele van de aldus beschreven handelingen van de verdachte bevat de aangifte een specifiek gelegd en voor de rechter feitelijk controleerbaar verband met de administratie van de onderneming op zodanige wijze dat daaruit kan worden vastgesteld dat verdachte zich goederen van de onderneming heeft toegeëigend zonder daarvoor te betalen of anderszins zich goederen van de onderneming wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Dat de verdachte ogenschijnlijk in zijn functie ongebruikelijke gedragingen aan de dag legde, bijvoorbeeld het zonder dadelijke betaling consumeren van voedings- of genotswaren uit de winkelvoorraad van de benadeelde, is, zonder dat kan worden vastgesteld dat betaling ook uiteindelijk uitbleef, voor bewezenverklaring van verduistering in dienstbetrekking zoals tenlastegelegd op zichzelf onvoldoende. Bovendien kan bij geen van de aan de hand van de camerabeelden beschreven gedragingen van de verdachte worden geoordeeld dat deze naar hun uiterlijke verschijningsvorm geen andere strekking kunnen hebben dan de wederrechtelijke toe-eigening van aan de benadeelde toebehorende goederen.
De uit eigen waarneming en ondervinding door de betrokken opsporingsambtenaar gerelateerde feiten en omstandigheden zijn daarvoor ook tegen de achtergrond van het overige bewijsmateriaal eveneens onvoldoende. Daar waar dit relaas aanvankelijk beperkt bleef tot de algemene uitlating in het proces-verbaal [nummer] d.d. 5 april 2018 “Ik kon mij niet aan de indruk onttrekken dat het verslag (hof: de bij de aangifte gevoegde beschrijving van waarnemingen op bewegende camerabeelden) accuraat was opgesteld.”, worden de specifiek beschreven waarnemingen van de opsporingsambtenaar in het proces-verbaal [nummer] evenmin in verband gebracht met administratieve gegevens aan de hand waarvan voor de rechter feitelijk controleerbaar kan worden afgeleid dat de betalingen die de opsporingsambtenaar niet waarnam daadwerkelijk zijn uitgebleven.
Het hof heeft in aanmerking genomen dat blijkens pagina 7 van de aangifte de particulier onderzoeker de opdracht had om de camerabeelden te vergelijken “met zowel het volledige elektronische journaal van de desbetreffende dag dat verdachte heeft gewerkt als met het shiftrapport van deze dag”. Er is geen reden om aan te nemen dat de particulier onderzoeker deze opdracht niet naar vermogen heeft uitgevoerd. Het bewijsmateriaal laat echter niet toe te controleren of de aan de hand van deze vergelijking door de particulier onderzoeker getrokken conclusies gerechtvaardigd zijn. Bij gevolg kunnen die conclusies op zichzelf ook niet dienen tot bewijs van wederrechtelijke toe-eigening zoals tenlastegelegd.
In het opsporingsonderzoek naar aanleiding van de met inachtneming van artikel 163, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering ingediende aangifte zou de opsporingsambtenaar vanuit zijn oriëntatie op de rechterlijke bewijsbeslissing als toets voor de kwaliteit van het uit het opsporingsonderzoek voortkomende bewijsmateriaal in dit hiaat dienen te hebben voorzien.
Het hof is dan ook van oordeel dat
niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius, mr. A. de Lange en mr. J.J.H.M. van Gennip, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 mei 2022.
Mr. A. de Lange en mr. J.J.H.M. van Gennip zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.