ECLI:NL:GHDHA:2022:975

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
2200306021
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhandeling van vuurwapens en munitie zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren op Curaçao en thans gedetineerd in PI Rijnmond, werd beschuldigd van het zonder erkenning verhandelen van vuurwapens en munitie, alsook van het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk en verdovende middelen. De tenlastelegging omvatte onder andere het overdragen en verhandelen van wapens van categorie II en III van de Wet wapens en munitie tussen 13 maart 2021 en 15 juni 2021 in Nederland. Het hof oordeelde dat de verdachte, als tussenpersoon, heeft onderhandeld over transacties voor de aankoop, verkoop of levering van wapens, en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het verhandelen van wapens in de zin van artikel 9 lid 1 WWM. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden. Het hof overwoog dat de verdachte een gewoonte had gemaakt van het verhandelen van wapens en dat zijn handelen een groot risico voor de veiligheid van de samenleving met zich meebracht. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmotivering. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-003060-21
Parketnummer: 10-148679-21
Datum uitspraak: 7 juni 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 oktober 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op
[geboortedatum],
thans gedetineerd in PI Rijnmond - Gev. De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 juni 2021 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (namelijk een raketwerper / antitankraket, model RBR M80, kaliber 64 millimeter), met daarbij een voor dat wapen bestemde raket, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van
13 maart 2021 tot en met 15 juni 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, en/of Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, althans in Nederland, een of meer wapen(s) van categorie II en III van de Wet wapens en munitie, heeft overgedragen en/of zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf heeft verhandeld en daar een beroep of gewoonte van heeft gemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van
13 maart 2021 tot en met 15 juni 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, en/of Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, althans in Nederland,
meermalen ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf een of meer wapens van categorie II en III van de Wet wapens en munitie over te dragen en zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf te verhandelen, afspraken heeft gemaakt en heeft onderhandeld over de aankoop, verkoop, vraagprijs, functie en/of beschikbaarheid van bovengenoemde
wapens en afbeeldingen en/of filmmateriaal van bovengenoemde wapens naar personen heeft verzonden, zulks terwijl hij van het feit een beroep of gewoonte heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 15 juni 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten één of meer stuk(s) knalvuurwerk (Retorno 100 en/of Super Cobra 12 en/of SUPER No. 1 EXTREME NOIS AND POWER BANG en/of Power Thunder en/of Spanish Cracker XL)
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 15 juni 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, en/of Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten te weten
10 kogelpatronen van het kaliber .357 Magnum en/of
5 kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm en/of
5 kogelpatronen van het kaliber .22 LR
voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 15 juni 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 9,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 6,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 1,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 0,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende (meth)amfetamine en/of
zijnde amfetamine en/of cocaïne en/of MDMA en/of (meth)amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep – met aanvulling van gronden - zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Artikel 9, lid 1, van de Wet wapens en munitie (hierna: ‘WWM’) stelt strafbaar het zonder erkenning vervaardigen, transformeren of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselen, verhuren of anderszins ter beschikking stellen, herstellen, beproeven of verhandelen van een wapen of munitie. Dit verbod is sinds de Wet van
5 juni 2019 tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22), welke wet in werking is getreden op 23 juli 2019, ook van toepassing op het onderhandelen over of regelen van transacties voor de aankoop, verkoop of levering van wapens of munitie of het organiseren van de overbrenging van wapens of munitie binnen, naar of vanuit een lidstaat van de Europese Unie (Stb. 2019-267).
Op 29 mei 2021 is [medeverdachte 1] als verdachte aangehouden in verband met het bezit van een doorgeladen
pistool. Op de bij hem inbeslaggenomen iPhone is een Signal-chat aangetroffen met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer]. De gebruiker van dit telefoonnummer noemt zichzelf ‘[bijnaam 1]’ en staat op de telefoon van [medeverdachte 1] onder contacten opgeslagen als ‘[bijnaam 2]’.
Uit nader onderzoek is gebleken dat voormeld telefoonnummer toebehoort aan de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep ook bevestigd dat hij de gebruiker is van dat telefoonnummer en dat hij de aangetroffen chatberichten heeft verzonden en ontvangen.
In diverse chatberichten tussen 13 maart 2021, 15:26 uur en 27 mei 2021, 18:33 uur, stuurt de verdachte meerdere keren afbeeldingen en video's van vuurwapens naar [medeverdachte 1], waarop [medeverdachte 1] hem vraagt naar de prijs, beschikbaarheid en/of het kaliber van de wapens. De verdachte beantwoordt deze vragen. Hij noemt de prijzen, het kaliber en wanneer de wapens beschikbaar zijn.
Op 26 april 2021 stuurt de verdachte een foto van een raketwerper naar [medeverdachte 1]. Deze reageert hierop met: “Hvl babys erbij”, “mensen zijn geïnteresseerd”, “mensen willen die ding pa”. Waarop de verdachte reageert met: “zit vol gwn” en “1 er in”.
Op 14 april 2021 is [medeverdachte 2] als verdachte aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet. Ook op zijn telefoon zijn chatberichten aangetroffen die afkomstig zijn van ‘[bijnaam 1]’ met het telefoonnummer [telefoonnummer]. De verdachte heeft bevestigd ook deze berichten te hebben verstuurd. In deze chatberichten spreekt de verdachte eveneens over (vuur)wapens en verstuurt hij afbeeldingen en video's van wapens, dempers en munitie.
Op 15 juni 2021 is de verdachte aangehouden in de woning gelegen aan de [adres 1] te Spijkenisse, waarna deze woning, alsmede een ander adres waar de verdachte regelmatig verbleef, de [adres 2] te Oud-Beijerland, zijn doorzocht. In beide woningen is een hoeveelheid kogelpatronen aangetroffen. In de woning aan de [adres 2] is op de eerste etage in een open inloopkast tevens een raketwerper aangetroffen. Deze raketwerper is door de politie en de Explosieve Opruimingsdienst onderzocht, uit welk onderzoek volgt dat het gaat om een intacte raketwerper, die tevens is voorzien van een bijbehorende antitank-brisantgranaatraket.
Op de foto van een raketwerper die de verdachte op
26 april 2021 aan [medeverdachte 1] stuurde, is het serienummer zichtbaar van het wapen. De onder de verdachte inbeslaggenomen raketwerper blijkt hetzelfde serienummer te hebben als zichtbaar is op de verzonden foto.
Ten aanzien van de handel in (vuur)wapens heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij over geen van de wapens daadwerkelijk heeft beschikt; hij zou de foto’s van internet hebben gehaald en met anderen hier uitsluitend uit interesse over hebben gepraat waarbij hij zich naar zijn neef en een bekende stoer heeft willen voordoen. De verdachte heeft over de raketwerper ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij deze raketwerper (naar eigen zeggen ongevraagd) van een onbekende had gekregen en hem vervolgens naar de woning in Oud-Beijerland heeft gebracht.
Het hof acht de verklaringen van de verdachte dat hij uitsluitend uit interesse en met de nodige bluf in algemene bewoordingen heeft gesproken over wapens waarvan de foto’s op het internet zijn te vinden, gelet op de aard en inhoud van de chats en het aantreffen van de raketwerper en munitie, niet geloofwaardig.
Met betrekking tot het gestelde bluffen merkt het hof op dat dit overigens ook niet rijmt met het feit dat telkenmale – door zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] - contact wordt opgenomen met de verdachte. Indien een vermeende handelaar keer op keer niet levert of kan leveren, ligt het niet in de lijn der verwachting dat iemand met deze persoon blijft onderhandelen.
Gelet op de aard en inhoud van de chatberichten met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over de beschikbaarheid en prijzen van wapens, is het hof van oordeel dat de verdachte, minst genomen als een tussenpersoon, heeft onderhandeld over transacties voor de aankoop, verkoop of levering van wapens of munitie. Daarmee heeft hij - gelet op de hiervoor genoemde uitbreiding van het toepassingsbereik - wapens verhandeld in de zin van artikel 9, eerste lid, WWM. Desgevraagd heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard daarvoor geen erkenning te hebben (gehad). Het hof acht dan ook – en anders dan de rechtbank - het onder 2 primair tenlastegelegde verhandelen van wapens en munitie wettig en overtuigend bewezen.
Uit de chatberichten met [medeverdachte 1] blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 1] gedurende een periode van ruim twee maanden regelmatig, te weten op vijf verschillende dagen contact hadden over (telkens) verschillende vuurwapens. Met [medeverdachte 2] heeft de verdachte in de periode van 14 maart 2021 tot en met 2 april 2021 eveneens op regelmatige basis contact gehad over (telkens) verschillende vuurwapens (waarbij de op 17 maart 2021 aangeboden vuurwapens overeenkomen met de op dezelfde dag aan [medeverdachte 1] aangeboden vuurwapens). De verdachte heeft aldus met twee verschillende personen intensief en over een langere periode contact onderhouden en onderhandeld over transacties rondom en de levering van wapens.
Het hof is dan ook – anders dan de verdediging - van oordeel dat de verdachte van voornoemd verhandelen van wapens een beroep of gewoonte heeft gemaakt als bedoeld in artikel 55, vierde lid, WWM.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks15 juni 2021 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken
door vuur ofdoor middel van ontploffing (namelijk een raketwerper / antitankraket, model RBR M80, kaliber 64 millimeter), met daarbij een voor dat wapen bestemde raket, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van
13 maart 2021 tot en met 15 juni 2021
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, en/of Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, althansin Nederland,
een of meerwapen
(s
)van categorie II en III van de Wet wapens en munitie,
heeft overgedragen en/ofzonder erkenning heeft verhandeld en daar een beroep of gewoonte van heeft gemaakt;
3.
hij op
of omstreeks15 juni 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten meer
derestuk
ken(s)knalvuurwerk (Retorno 100 en
/ofSuper Cobra 12 en
/ofSUPER No. 1 EXTREME NOIS AND POWER BANG en
/ofPower Thunder en
/ofSpanish Cracker XL)
heeft opgeslagen en
/ofvoorhanden heeft gehad;
4.
hij op
of omstreeks15 juni 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, en
/ofOud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten te weten
10 kogelpatronen van het kaliber .357 Magnum en
/of
5 kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm en
/of
5 kogelpatronen van het kaliber .22 LR
voorhanden heeft gehad;
5.
hij op
of omstreeks15 juni 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer
9,29,6gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en
/of
- ongeveer
5,86,3gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
/of
- ongeveer 1,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
en/of
- ongeveer 0,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende (meth)amfetamine en/of
zijnde amfetamine en
/ofcocaïne en
/ofMDMA
en/of (meth)amfetamine (telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde levert op:

De voortgezette handeling van

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II

en

handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het in strijd met de wet verhandelen van wapens een beroep of een gewoonte maken.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer (artikel 1.2.2 derde lid Vuurwerkbesluit), opzettelijk begaan.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk, verdovende middelen, munitie en een geladen raketwerper. Deze raketwerper is in gebruik geweest bij het voormalige Joegoslavische leger en was bedoeld om ingezet te worden tegen bepantserde voertuigen. Doordat de onder de verdachte in beslaggenomen raketwerper geladen was met een antitankbrisantgranaatraket en uit het onderzoek geen onvolkomenheden naar voren zijn gekomen, was de raketwerper na het verrichten van enkele relatief eenvoudige handelingen gereed voor gebruik. Het onderhavige wapen wordt gebruikt voor oorlogsvoering en aanslagen en kan naast materiële schade ook direct of indirect gevaar voor (dodelijk) letsel aan personen in auto’s en/of gebouwen opleveren. Het is dan ook evident dat het voorhanden hebben van een raketwerper door particulieren een groot risico voor de veiligheid van de samenleving met zich brengt.
Daarnaast heeft de verdachte zich gedurende een periode van ongeveer drie maanden beziggehouden met het een gewoonte maken van het zonder erkenning verhandelen van wapens en munitie. Dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de risico’s die vuurwapens met zich meebrengen, blijkt uit de in dit verband door de verdachte gevoerde gesprekken. Zo doet een gesprekspartner de mededeling dat hij alle beschikbare wapens wil kopen in verband met het beginnen van een “war” (het hof begrijpt: oorlog). Door zijn handelen heeft de verdachte een bijzonder verwerpelijke bijdrage geleverd aan het in Nederland voorhanden zijn van vuurwapens voor personen met kwade bedoelingen, met potentieel verstrekkende gevolgen. De verdachte heeft daarmee ook een bijdrage geleverd aan de reeds bestaande (gevoelens van) onveiligheid als gevolg van de aanwezigheid van vuurwapens in de maatschappij en zijn opstelling getuigt niet van enig inzicht in het kwalijke van zijn handelen.
Al met al betreft het zeer ernstige delicten. Daarbij wegen het verhandelen van de wapens en munitie en het in dat kader voorhanden hebben van de raketwerper het zwaarst.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
21 april 2022, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen – zij het wel steeds langere tijd geleden - onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Gelet op de straffen die in (tot op zekere hoogte) vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd, komt het hof tot een lagere straf dan de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 9, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge,
mr. B.P. de Boer en mr. O.M. Harms, in bijzijn van de griffier mr. J.J. Mossink.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 juni 2022.
Mr. H.C. Plugge en mr. B.P. de Boer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.