4.2.De rechtbank heeft, met het oog op de beslissing in de onderhavige zaak, een deskundigenonderzoek gelast, waarbij aan de deskundige is verzocht antwoord te geven op de vragen (kort gezegd) of [geïntimeerde] schade heeft geleden doordat hij zijn eenmanszaak niet geruisloos maar ruisend heeft ingebracht en zo ja, wat de omvang van die schade is.
Na ontvangst van het deskundigenrapport en de commentaren van partijen op het rapport heeft de rechtbank bij eindvonnis [appellant] hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van:
- een hoofdsom van € 113.758,- en een bedrag van € 47.080,- aan wettelijke rente tot
1 november 2019, te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 november 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
- een bedrag van € 3.029,- aan buitenrechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 22 juli 2016 tot aan de dag van volledige betaling;
- de proceskosten, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 21.967,08;
- de nakosten, begroot op € 133,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [appellant] c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, tot een bedrag van € 199,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten, met inbegrip van de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening.
De rechtbank heeft voorts de kosten van de deskundige begroot op € 11.906,40 en bepaald
dat de griffier van de rechtbank die kosten uit het door [geïntimeerde] betaalde voorschot aan de deskundige zal voldoen.
De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.
5. De vordering in hoger beroep en de grieven (bezwaren) tegen het eindvonnis van de rechtbank