ECLI:NL:GHDHA:2022:901
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- F. Ibili
- A.C. Olland
- E.C. Punselie
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezagskwestie van minderjarigen na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake de gezagskwestie van minderjarigen na een echtscheiding. De moeder heeft op 9 april 2021 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 3 september 2020, waarin de vader met eenhoofdig gezag over de minderjarigen is belast. De vader heeft op zijn beurt verweer gevoerd en de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen zijn geboren tijdens een in het buitenland voltrokken huwelijk, dat in Nederland voor erkenning vatbaar is. Hierdoor is de beslissing van de rechtbank om de vader met eenhoofdig gezag te belasten niet juist. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze de vader met eenhoofdig gezag belastte en het verzoek van de vader om hem met eenhoofdig gezag te belasten afgewezen. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd voor zover deze bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader zal zijn. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Den Haag op 18 mei 2022.