ECLI:NL:GHDHA:2022:890

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
2200144221
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving na hoger beroep

Op 25 mei 2022 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van meerdere tenlastegelegde feiten, maar veroordeeld voor één feit tot een gevangenisstraf van zes maanden. In hoger beroep heeft het hof de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het hoger beroep voor de vrijspraken van de andere tenlastegelegde feiten. Het hof heeft vervolgens de zaak inhoudelijk beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte de telefoon en het identiteitsbewijs van de aangeefster had afgepakt, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het hof sprak de verdachte vrij van dit feit. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding afgewezen, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop de vordering was gebaseerd. Het hof heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen en het conservatoir beslag. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001442-21
Parketnummer: 09-730062-20
Datum uitspraak: 25 mei 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 10 mei 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven. Daarnaast zijn beslissingen genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en de in beslag genomen en nog niet teruggeven voorwerpen, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen hem onder 1, 3, 4 en 5 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze vrijspraken geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken van hetgeen hem onder 1, 3, 4 en 5 is tenlastegelegd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is met inachtneming van het vorenstaande tenlastegelegd dat:
2.
hij in of omstreeks de periode van 5 maart 2020 tot en met 9 maart 2020 te Leiden opzettelijk [aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door telefoon en/of de ID kaart van die [aangeefster] af te pakken en/of die [aangeefster] in zijn, verdachtes woning, op te sluiten en/of die [aangeefster] (telkens) een (gummi)knuppel te tonen en/of meermalen (dreigend) met die (gummi)knuppel op die [aangeefster] af te lopen en/of (vervolgens) die [aangeefster] met (gummi) knuppel en/of een hard en/of stomp voorwerp op/tegen het lichaam te slaan en/of tegen die [aangeefster] te zeggen dat hij, verdachte, haar zou vermoorden als ze naar de politie zou gaan en/of te zeggen dat hij uit de Oekraïne komt en Russische vrienden heeft.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Van de in de tenlastelegging vermelde feitelijke gedragingen “door” welke verdachte volgens het hem gemaakte verwijt het tenlastegelegde heeft begaan, acht het hof op grond van de bewijsmiddelen, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, slechts wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de telefoon en het identiteitsbewijs van aangeefster heeft afgepakt. Uit de bewijsmiddelen kan voorts worden opgemaakt dat de verdachte deze goederen enige tijd onder zich heeft gehouden.
Tegenover de verklaring van de aangeefster dat verdachte deze goederen voor de duur van enige dagen onder zich hield, staat de verklaring van de verdachte dat hij deze slechts voor de duur van het doen van een boodschap onder zich hield en dit als waarborg dat aangeefster gedurende zijn afwezigheid niet van hem zou stelen. Deze niet op voorhand onaannemelijke verklaring van verdachte kan niet met bewijsmiddelen worden weerlegd, terwijl de verklaring van aangeefster op dit punt onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
Daarbij komt dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat aangeefster gedurende verdachtes afwezigheid door omstandigheden van feitelijke aard werd belemmerd in haar vrijheid om de ruimte waarin zij verbleef te verlaten en zich te begeven naar een bestemming van haar voorkeur. Dat zij dan niet zou beschikken over haar telefoon en identiteitsbewijs doet daaraan niet af, gegeven de in het algemeen beschikbare mogelijkheden om zich van hulp -bijvoorbeeld door de politie - te voorzien teneinde het langer voortbestaan van deze situatie af te wenden.
Nu ook overigens de omstandigheden voor zover deze uit de wettige bewijsmiddelen naar voren komen niet het oordeel rechtvaardigen dat de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen voor zover bewezen geen andere conclusie toelaat dan dat hij de aangeefster de vrijheid om te gaan en staan waar zij wil heeft ontnomen, acht het hof het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde tot een bedrag van € 40.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 40.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
Nu verdachte van het tenlastegelegde waarop de vordering is gebaseerd reeds onherroepelijk is vrijgesproken en de vordering niet is gegrond op het tenlastegelegde voor zover in hoger beroep nog aan de orde, moet de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Beslag
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 6, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze voorwerpen toebehoren aan verdachte en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar een feit waarvan hij werd verdacht (voorbereidingshandelingen voor handel in harddrugs). Bovendien zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang, terwijl de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Nu de voorwerpen als genummerd onder 7 tot en met 13 op de lijst reeds aan de verdachte zijn teruggegeven, is een beslissing van het hof omtrent deze voorwerpen thans niet meer noodzakelijk.
Conservatoir beslag
Uit de voorhanden zijnde processtukken volgt dat een bedrag van € 16.150,00 onder de verdachte in beslag is genomen en dat daarop conservatoir beslag is gelegd ex artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering ter bewaring van het recht tot verhaal dan wel ter schadeloosstelling van het slachtoffer (dossierpagina 8).
Het hof heeft kennisgenomen van de mededeling van de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep dat naar het oordeel van het openbaar ministerie de grondslag aan het conservatoir beslag komt te ontvallen indien het hof de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk verklaart en dat voor het voortduren van het conservatoir beslag geen grondslag meer bestaat zodra in dat geval het arrest van het hof onherroepelijk is geworden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraken van het tenlastegelegde onder 1, 3, 4 en 5;
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart
niet bewezendat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals opgenomen onder de nummers 1 tot en met 6 van de aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. T.J. Sleeswijk Visser–De Boer en mr. K.I. de Jong,
in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 mei 2022.
Mr. T.J. Sleeswijk Visser-De Boer en mr. S.S. Mangal zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.