ECLI:NL:GHDHA:2022:881

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
200.276.926-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en ondeugdelijke werkzaamheden met betrekking tot schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] over de kwaliteit van verbouwingswerkzaamheden die [appellant] in 2018 heeft uitgevoerd in de woning van [geïntimeerde]. De werkzaamheden betroffen de installatie van een keuken en renovatie van de badkamer. Na oplevering ontstond er een geschil over de kwaliteit van het geleverde werk, waarbij [geïntimeerde] stelde dat er gebreken waren en dat [appellant] schadevergoeding moest betalen. De kantonrechter oordeelde dat [appellant] € 8.047,98 aan [geïntimeerde] moest betalen, maar [appellant] ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Het hof oordeelde dat [appellant] € 9.547,98 aan [geïntimeerde] moest betalen, waarbij het hof de eerdere schadevergoeding verhoogde. Het hof concludeerde dat [appellant] wanprestatie had gepleegd en dat de gebreken tijdig door [geïntimeerde] waren gemeld. De uitspraak van de kantonrechter werd in grote lijnen bekrachtigd, met uitzondering van de hoogte van de schadevergoeding, die werd verhoogd. Het hof veroordeelde [appellant] ook in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.276.926/01
Zaaknummer rechtbank : 7647108 RL EXPL 19-7366
Arrest van 31 mei 2022
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats],
appellant in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. J.P.A. Hoogstad in Den Haag,
tegen
[geïntimeerde],
wonend in [woonplaats],
verweerster in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M.W.P. Buers Bakker in Alkmaar.
Het hof zal partijen hierna [appellant] en [geïntimeerde] noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
[appellant] heeft in 2018 in opdracht van [geïntimeerde] verbouwingswerkzaamheden uitgevoerd in haar badkamer en keuken. Er is tussen partijen een geschil ontstaan over de kwaliteit van het geleverde werk. [appellant] moet volgens de kantonrechter schadevergoeding betalen aan [geïntimeerde]. Na verrekening komt de kantonrechter uit op een bedrag van € 8.047,98.
1.2
Het hof beslist dat [appellant] € 9.547,98 aan [geïntimeerde] moet betalen.

2.Procesverloop

2.1
Het verloop van de procedure in eerste aanleg blijkt uit het bestreden vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 5 december 2019 (zoals hersteld bij verbetervonnis van 20 januari 2020) en de daarbij behorende processtukken. Partijen hebben bij de kantonrechter de volgende producties in het geding gebracht:
- de producties 1 t/m 10 van [appellant] (bij dagvaarding);
- de producties 1 t/m 24 van [geïntimeerde] (bij conclusie van antwoord in conventie/eis in
reconventie);
- een productie van [appellant] bij comparitie;
- de producties 25 tot en met 29 van [geïntimeerde] bij comparitie.
2.2
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 maart 2020, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van voormeld vonnis;
  • de memorie van grieven van [appellant], met producties, genummerd 1 tot en met 3;
  • de memorie van antwoord van [geïntimeerde] tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties, genummerd 1 tot en met 19;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel;
  • de akte uitlaten van [geïntimeerde], met producties genummerd 20 t/m 25;
  • de antwoordakte van [appellant].

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[appellant] heeft in 2018 in opdracht van [geïntimeerde] een elders gekochte keuken in haar woning geïnstalleerd en renovatiewerkzaamheden uitgevoerd in de badkamer. Dit alles op basis van een offerte van [appellant] van 30-08-2017 [1] , die later nog is aangepast.
3.2
[geïntimeerde] heeft op 25 juli 2018 een formulier ondertekend, inhoudende, voor zover van belang:
“OPLEVERINGSFORMULIERDe werkzaamheden zijn volgens offerte opgeleverd. Voor akkoordNaam klant: [geïntimeerde] (met handtekening)Naam vakman: [appellant] bouwbedrijf (met handtekening)25 juli [adres]Nog uit te voeren werkzaamheden: Op moment geen.”
3.3
[geïntimeerde] heeft vervolgens op 26 juli 2018 aan [appellant] een lijst overhandigd met werkzaamheden die [appellant] volgens haar nog moest uitvoeren. [2] Dit heeft [appellant] geweigerd.
3.4
[medewerker leverancier] van
Bouwhof(de leverancier van de keuken) heeft op verzoek van [geïntimeerde] op 19 december 2018 een rapport opgesteld over de volgens hem foutieve montage van de keuken. [3] Hij heeft blijkens een offerte van die datum de herstelkosten begroot op € 3.930,05 (incl btw). Dit bedrag is opgebouwd uit een post materiaal van
€ 1.765,05 en een post montage van € 2.165,--.
3.5
AB Lekdetectie (hierna:
Lekdetectie) heeft op verzoek van [geïntimeerde] op 20 mei 2019 een rapport opgesteld over lekkage in de woning (vochtschade plafond hal woonkamer) [4] . Bij het daartoe uitgevoerde onderzoek was een medewerker van [appellant] aanwezig. De algemene staat van het kitwerk werd goed beoordeeld. Het rapport vermeldt onder meer over de bevindingen in de badkamer:
“ (….) Endoscopisch onderzoek achter het inbouwrecervoir en in de draingoot laten afwijkingen zien. (….)De vochtschade wordt zeer waarschijnlijk veroorzaakt door een lekkende afvoer. Wij adviseren de muur en de vloer in de douche te openen, ter plaatse van de aansluiting van de afvoer op de bestaande afvoer, en de afvoer te herstellen/vervangen.”
3.6
Lekdetectieheeft op 28 mei 2019 een vervolgonderzoek uitgevoerd. [appellant] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om bij dit onderzoek aanwezig te zijn. Volgens het daarvan opgemaakte rapport was sprake van visuele vochtschade in het plafond van de hal, de woonkamer en in de trapopgang naar de 1e verdieping en zolder. [5] De algemene staat van het kitwerk werd goed beoordeeld. Dit rapport vermeldt verder:
“De vochtschade in de woonkamer en trapopgangen wordt veroorzaakt door loszittend kitwerk in de aansluiting van de douchewand op de douchevloer en rondom de draingoot, zie opnamen.De afvoer vanaf de zolder door de zoldervloer naar de 1e verdieping is aangelegd met een geribbelde slang. Deze slang is tevens in een reparatiesok afgekit. Dit zit tegen de stroomrichting in van het afvoer water. Deze slang is ongeveer 30 mm, dit is te klein om het water van de wasmachine af te voeren en dit is ook te gevoelig voor verstoppingen. Dit moet minimaal wel 40 mm zijn. In de vloer van de badkamer waar de geribbelde slang van de zolder in uitkomt zit de slang ook gekit in een oude mof. Tevens is dit niet op de juiste wijze afgedicht en de geribbelde slang hangt ook los in de wand. Zodra de wasmachine gaat spoelen zou dit een klapperend geluid kunnen veroorzaken aangezien er geen beugel is gebruikt.
Endoscopisch onderzoek achter de voorzetwand in de badkamer wijst uit dat er een verkeerd afvoer materiaal gebruikt is met een onjuiste afdichting.
Echter is er op dit moment geen lekkage van, maar dat gaat in de toekomst met zekerheid wel gebeuren omdat de aansluitingen alleen zijn afgekit en er niks gebeugeld is.
Wij adviseren om:- de herstelwerkzaamheden uit te voeren van ons vorige rapport d.d. 20mei 2019;- de draingoot rondom op juiste wijze af te dichten;- de aansluiting van de douchewand op de douchevoer op juiste wijze afte dichten;- de geribbelde slang te verwijderen en hiervoor het juiste afvoer-materiaal te gebruiken.”
3.7
EXP Bouwadvisering,in de persoon van [deskundige] re, [6] heeft op verzoek van [geïntimeerde] op 13 september 2019 over de lekkages in de badkamer gerapporteerd, nadat deze deskundige begin augustus 2019 de woning had bezocht. Er heeft toen destructief onderzoek plaatsgevonden. In het rapport is onder meer vermeld:
“ (….) Conform onze opdracht hebben wij partijen benaderd om, na overleg over de verhinderdata op 7 augustus 2019 (…) bij onze inspectie ter plaatse aanwezig te zijn. Wederpartij [appellant] is middels mail, brief en sms uitgenodigd om bij dit onderzoek aanwezig te zijn, echter heeft geen reactie gegeven op diverse uitnodigingen. (…)
Ten tijde van ons bezoek hebben we de volgende zaken waargenomen (…)1. Een lekkage ter plaatse van de aansluiting van de afvoerleiding op de draingoot douche in de vloer van de badkamer. Uit het destructieve onderzoek is gebleken dat deze aansluiting niet of niet goed verlijmd was (…), waardoor lekwater vrijkwam in de vloerconstructie van de badkamer.2. Een lekkage ter plaatse van de afvoerleiding achter de voorzetwand. Uit het destructieve onderzoek is gebleken dat een geribbelde afvoerleiding onprofessioneel in de bestaande vloerafvoer/oude afvoerput was gedrukt, waarna deze was opgevuld met kit. Deze aansluiting was onvolledig dan wel niet verlijmd en gescheurd (…). Waardoor er lekwater vrijkwam in de vloerconstructie van de badkamer.3. Kitwerk draingoot onthecht en vertoont lekkages.4 Aansluiting afvoer van zolder achter voorzetwand betreft een 32 mm geribbelde flexibele afvoerbuis, die loszit en foutief is aangesloten. De toepassing van een ribbelbuis en het kronkelige verloop van de afvoerleiding, zal in verband met de ophoping van vuil van wasmachinewater verstoppingen gaan geven.5. Er is gevolgschade aanwezig ter plaatse van het plafond van de woonkamer en de spachtelputz afwerking van wanden van de trapopgang en een deel van het schilderwerk van de trap.
Er is sprake van drie lekkages die te herleiden zijn naar de werkzaamheden van [appellant] in de badkamer. De aansluiting van de draingoot op de afvoer bleek lekkages te vertonen, de kitnaden zijn ondeugdelijk en er is een lekkage geconstateerd ter plaatse van de afvoer op de standleiding achter de voorzetwand.”
3.8
Het rapport van EXP Bouwadvisering bevat verder (i) een uiteenzetting over de (te verwachten) problemen met de (geribbelde) buis voor afvoerwater van wasmachine en condensdroger op de zolder en de aansluiting daarvan op de badkamerafvoer. Het eindigt (ii) met een dringend hersteladvies. De totaalkosten van dit alles worden daarbij begroot op een bedrag van € 8.250,42 (incl btw).
3.9
[geïntimeerde] heeft [appellant] gevraagd om een en ander te herstellen. Dit heeft [appellant] niet gedaan. Dit heeft geleid tot deze procedure. [geïntimeerde] heeft inmiddels door een derde (Installatiebedrijf Verbaan) herstelwerkzaamheden aan de badkamer laten uitvoeren voor een bedrag van € 7.978,15 en aan de keuken voor een bedrag van € 3.930,05.
3.1
[geïntimeerde] heeft geweigerd om de laatste factuur van [appellant] te betalen.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[appellant] heeft [geïntimeerde] gedagvaard en (in conventie) betaling gevorderd van een bedrag van € 4.358,20 (restant aanneemsom) en buitengerechtelijke incassokosten van € 560,82, met rente en kosten.
4.2
[geïntimeerde] heeft erkend dat zij op grond van de aannemingsovereenkomst nog een bedrag van € 2.567,60 aan [appellant] verschuldigd is. Zij heeft de rest van de vordering (een totaalbedrag van € 1.790,60) betwist, namelijk (i) het gevorderde bedrag van € 1.064,60 aan btw en (ii) het gevorderde bedrag van € 726,00 wegens meerwerk leidingen naar zolder.
4.3
[geïntimeerde] heeft zich verder ter afwering van de vordering van [appellant] beroepen op een tegenvordering die zij in verrekening wil brengen. Het gaat daarbij om een schadevordering van € 13.622,08 wegens ondeugdelijk werk door [appellant]. [geïntimeerde] heeft gesteld dat zij voor dit bedrag schade heeft geleden, bestaande uit een factuur van Stedin van € 76,45, facturen van AB Lekdetectie van € 745,13, een factuur van EXP Bouwadvisering van
€ 883,30, de herstelkosten keuken van € 3.930, 05 en herstelkosten badkamer van
€ 7.978,15 (overeenkomstig offerte Verbaan). Na verrekening resteert, aldus nog steeds [geïntimeerde], primair een bedrag van € 11.054,48 dat [appellant] moet betalen. [geïntimeerde] heeft in verband hiermee in reconventie in hoofdsom primair € 11.054,48 (het resterende bedrag na verrekening) gevorderd en subsidiair het totale schadebedrag van € 13.622,08.
4.4
De kantonrechter heeft, voor zover thans nog van belang, geoordeeld dat [geïntimeerde] voormelde (in overweging 4.2 genoemde) vorderingen (i) en (ii) van [appellant] niet verschuldigd is. Het verweer van [appellant] dat [geïntimeerde] het werk in de keuken zonder voorbehoud heeft aanvaard en [appellant] daarom is ontslagen van aansprakelijkheid slaagt niet, aldus de kantonrechter [7] . [geïntimeerde] heeft de zichtbare gebreken tijdig gemeld. [appellant] heeft wanprestatie gepleegd, zowel ten aanzien van de keuken als ten aanzien van de badkamer. [geïntimeerde] heeft voor een bedrag van 10.615,58 schade geleden. Dit schadebedrag is als volgt opgebouwd:
a) geschatte schade aan de keuken € 1.500,--;
b) schade aan de badkamer € 7.478,15
c) expertisekosten € 1.637,43.
Na verrekening met het door [geïntimeerde] verschuldigde bedrag van € 2.567,60 resteert een bedrag van € 8.047,98 (€ 10.615,58 min € 2.567,60) dat [appellant] volgens de kantonrechter moet betalen. De kantonrechter heeft een bedrag van € 500,-- afgetrokken van de schadevordering met betrekking tot de badkamer, omdat de werkzaamheden van Verbaan ook zien op het vervangen van de afvoer op zolder die niet hoorden bij de werkzaamheden die tussen [appellant] en [geïntimeerde] waren afgesproken.
4.5
De kantonrechter heeft op grond hiervan [appellant], uitvoerbaar bij voorraad, (in reconventie) veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 8.047,98, met rente, en (in conventie) een gemachtigde-salaris van € 480,--. De vordering van [appellant] (in conventie) heeft de kantonrechter afgewezen.

5.Procedure in hoger beroep

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft verschillende grieven tegen het vonnis aangevoerd. Hij vordert vernietiging van het vonnis, alsnog toewijzing van zijn vordering en afwijzing van de vordering van [geïntimeerde]. Tevens vordert [appellant] om te bepalen dat [geïntimeerde] het door hem op grond van het vonnis betaalde aan hem moet terugbetalen.
De grieven van [appellant] (in principaal hoger beroep)
5.2
Grief 1:De kantonrechter heeft bij zijn oordeel onvoldoende rekening gehouden met het feit dat [geïntimeerde] de keuken al ruim een half jaar vóór de oplevering van 25 juli 2018 in gebruik heeft genomen. Daardoor ontdekte [geïntimeerde] enkele gebreken, die door [appellant] zijn hersteld. Na het verhelpen hiervan heeft [geïntimeerde] de keuken aanvaard. Dat er definitief geen gebreken waren heeft [geïntimeerde] ook nog eens schriftelijk bevestigd op het opleverformulier op 25 juli 2018. De keuken is zonder gebreken opgeleverd aan [geïntimeerde]. Eventueel daarna ontstane gebreken, ontstaan door onjuist gebruik, althans demontage, zijn voor risico van [geïntimeerde] (artikel 7:758 lid 1 BW).
Grief 2:De kantonrechter heeft geen, althans onvoldoende rekening gehouden met het feit dat vlak na oplevering de keuken gedemonteerd is geweest en door of namens [geïntimeerde] overige werkzaamheden zijn verricht.
Grief 3:De badkamer is formeel opgeleverd zonder gebreken. [appellant] is niet aansprakelijk voor een achteruitgang in het werk door beschadigingen. [geïntimeerde] of een ingeschakelde partij heeft het kitwerk (tussen de twee rapporten van Lekdetectie) vermoedelijk los gehaald. Het kitwerk in de badkamer is goed en deugdelijk opgeleverd. De kantonrechter heeft de feiten in dit opzicht onjuist, althans onvolledig, vastgesteld. Op het moment van de formele oplevering waren er geen gebreken.
Grief 4:Het rapport van EXP Bouwadvisering is onbetrouwbaar, mede door het onjuiste verhaal over de geribbelde afvoerleiding. De kantonrechter heeft geen rekening gehouden met het feit dat EXP Bouwadvisering diverse hakwerkzaamheden heeft verricht in de badkamer.
5.3
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en van haar kant incidenteel hoger beroep ingesteld en daarbij ook een aantal grieven aangevoerd. Zij vordert (samengevat) op haar beurt gedeeltelijke vernietiging van het vonnis en toewijzing van een schadebedrag van
€ 10.978,03, met bekrachtiging van het vonnis voor het overige.
De grieven van [geïntimeerde] (in incidenteel hoger beroep)
5.4
Grief I: Ten onrechte heeft de kantonrechter de schade aan de keuken slechts op
€ 1.500,-- geschat. De schade aan de keuken bedraagt € 3.930,05. De kantonrechter heeft dus € 2.430,05 te weinig toegekend. Het tweede rapport van Bouwhof van 19 december 2018 gaat over de rond november 2019 ontdekte montagefouten (verborgen gebreken) en komt daarom niet een op een overeen met [geïntimeerde] lijst van gebreken van 26 juli 2018.
Grief II:Ten onrechte heeft de kantonrechter een bedrag van € 500,-- afgetrokken voor het herstel van de badkamer. De kantonrechter heeft ten onrechte aangenomen dat het in de schadeopstelling (offerte Verbaan) [8] gaat om de (niet aangenomen) afvoer vanaf de zolder. Dat klopt niet. De afvoer waarover wordt gesproken betreft de afvoer achter de voorzetwand in de badkamer, die op de bestaande afvoer van de wasmachine is gekoppeld.

6.Beoordeling in hoger beroep

De vordering van [appellant] (in conventie)
6.1
[appellant] vordert alsnog toewijzing van zijn oorspronkelijke vordering. Het gaat daarbij in hoofdsom om het verschil (een bedrag van € 1.790,60) tussen de gevorderde restant aanneemsom van € 4.358,20 en het volgens de kantonrechter door [geïntimeerde] wegens de werkzaamheden van [appellant] verschuldigde bedrag van € 2.567,60.
6.2
Zoals volgt uit de procedure in eerste aanleg, is dit verschil opgebouwd uit een post btw van € 1.064,60 en een bedrag van € 726,00 wegens meerwerk leidingen naar zolder. De kantonrechter heeft deze beide bedragen niet toewijsbaar geacht. [9] [appellant] heeft hiertegen geen grieven gericht. Deze beslissing staat dus vast. Daarom blijft deze beslissing in stand.
De schadevordering van [geïntimeerde] (in reconventie)
ALGEMEEN TEN AANZIEN VAN DE SCHADEVORDERING VAN [geïntimeerde]
6.3
Dit is het grootste geschilpunt in deze procedure. Volgens [appellant] (met zijn vier grieven) heeft hij geen wanprestatie gepleegd en is hij dus (anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld) helemaal geen schadevergoeding verschuldigd. [geïntimeerde] op haar beurt vindt juist (met haar twee grieven) dat de kantonrechter te weinig schadevergoeding heeft toegekend. Concreet gaat het over de badkamer en de keuken. Het hof zal deze kwesties aan de hand van de stellingen van partijen beoordelen.
6.4
De kantonrechter heeft het verweer van [appellant], inhoudende dat [geïntimeerde] het werk in de keuken (op 25 juli 2018) onvoorwaardelijk heeft aanvaard, verworpen in overweging 4.5 van het vonnis. De kantonrechter heeft daaraan de conclusie verbonden dat [appellant] daarom niet zonder meer van elke aansprakelijkheid is ontslagen. Eventuele zichtbare gebreken heeft [geïntimeerde] volgens de kantonrechter tijdig (op 26 juli 2018) gemeld. [appellant] heeft dit oordeel niet, althans niet voldoende kenbaar, bestreden. Voor zover [appellant] met zijn grieven toch heeft bedoeld om ook hierover te klagen, wordt deze klacht verworpen. Het hof sluit zich aan bij hetgeen de kantonrechter hierover ten aanzien van de keuken heeft geoordeeld. Voor de oplevering van de badkamer geldt naar het oordeel van het hof hetzelfde. Dit betekent dat het beroep van [appellant] op formele oplevering op 25 juli 2018 en risico-overgang naar [geïntimeerde] wordt verworpen. Daarnaast merkt het hof nog het volgende op. Voor zover sprake is van verborgen gebreken is uit de stellingen van [appellant] niet af te leiden dat hij vindt dat [geïntimeerde] hierover niet voldoende tijdig heeft geklaagd.
DE BADKAMERDe grieven 3 en 4 van [appellant]
6.5
stelt dat het kitwerk goed is opgeleverd op 25 juli 2018 en dat het rapport van EXP Bouwadvisering onbetrouwbaar is, omdat het verhaal over de geribbelde afvoerslang niet klopt en omdat men hakwerkzaamheden heeft verricht. [geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6.6
Het hof oordeelt als volgt.
Vaststaat dat in het voorjaar van 2019 sprake is geweest van lekkages, die gelet op de locatie ervan onmiskenbaar te maken hadden met water/vocht dat van de badkamer afkomstig was. Volgens [appellant] in zijn grieven heeft de kantonrechter in dit verband over het kitwerk en de ‘geribbelde’ afvoerslang (afkomstig van de wasmachine op zolder) een onjuist oordeel gegeven. Het hof verwerpt deze stelling en overweegt daartoe het volgende.
6.7
Nadat in rapportages van Lekdetectie al sprake was van een lekkende afvoer en bij het vervolgonderzoek van Lekdetectie ook nog loszittend kitwerk bij de draingoot aan de orde kwam, heeft EXP Bouwadvisering begin augustus 2019 grondiger (namelijk destructief) onderzoek gedaan. In het daarvan opgemaakte rapport wordt heel gedetailleerd gesproken over drie verschillende oorzaken van de lekkages, namelijk (i) ondeugdelijk kitwerk, (ii) problemen bij de afvoer achter de voorzetwand in de badkamer en (iii) problemen bij de aansluiting met de draingoot. Vaststaat dat [appellant] ter plaatse werkzaamheden heeft uitgevoerd.
6.8
De omstandigheid dat het kitwerk door Lekdetectie in zijn algemeenheid als goed werd beoordeeld, betekent niet dat reeds hierom het kitwerk op detailniveau in orde was. Vast staat immers dat bij het tweede onderzoek van Lekdetectie al problemen met het kitwerk werden gesignaleerd – volgens [geïntimeerde] na controle op waterdichtheid met flinterdun gereedschap – en dat ruim twee maanden later door EXP Bouwadvisering na grondiger (destructief) onderzoek duidelijk mankementen aan het kitwerk naar voren zijn gekomen. De suggestie van [appellant] dat tussen 20 en 28 mei 2019 kitwerk losgehaald lijkt te zijn, strookt niet met de daarvoor geconstateerde lekkages en wordt als ongefundeerd gepasseerd.
Uit de rapporten komt verder naar voren dat de aansluiting van de draingoot op de afvoer niet in orde was
(“niet of niet goed verlijmd”). Ook de aansluiting van de wasmachineslang op de afvoer in de badkamer deugde niet
(“afvoerleiding onprofessioneel in de bestaande vloerafvoer/oude afvoerput (…) gedrukt, waarna deze was opgevuld met kit. Deze aansluiting was onvolledig dan wel niet verlijmd en gescheurd”). [appellant] heeft hier slechts heel globaal (en dus onvoldoende precies) op gereageerd. Het hof wijst er voor de volledigheid op dat ‘met de aansluiting van de wasmachineslang’ niet werd gedoeld op de aansluiting bij de wasmachine op de tweede etage (dit was inderdaad niet geoffreerd door [appellant]), maar om de aansluiting op badkamerniveau waarvan [appellant] erkent dat zij deze heeft gemaakt.
6.9
De stelling van [appellant] (bij grief 4) dat het destructieve onderzoek door EXP Bouwadvisering het hele rapport onbetrouwbaar maakt wordt verworpen. Destructief onderzoek is immers een gebruikelijke, doeltreffende onderzoeksmethode. Dat daarbij iets mis is gegaan, is niet deugdelijk toegelicht. De klacht van [appellant] dat zij de ‘geribbelde’ slang niet heeft aangebracht, is niet relevant. Daar gaat het immers niet over in deze procedure. Het gaat slechts om de (ondeugdelijk beoordeelde) aansluiting ervan door [appellant] op de afvoer in de badkamer. De grieven 3 en 4 van [appellant] falen dus.
Grief II van [geïntimeerde]
6.1
Deze grief slaagt wel. Anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld [10] heeft Verbaan niet het vervangen van de afvoer op zolder in rekening gebracht, maar herstel van de ondeugdelijke aansluiting (door [appellant]) van de badkamerafvoer. Dat betekent dat de korting van € 500,- die de kantonrechter heeft toegepast, niet terecht is.
6.11
Het hof passeert het bewijsaanbod van [appellant] als te vaag, dan wel niet relevant. Het hof heeft hiervóór (overweging 6.4) al geoordeeld dat het beroep van [appellant] op formele oplevering op 25 juli 2018 en risico-overgang naar [geïntimeerde] wordt verworpen.
DE KEUKENDe grieven 1 en 2 van [appellant]
6.12
Volgens [appellant] in zijn grieven heeft [geïntimeerde] de keuken zonder gebreken aanvaard en is de keuken op 25 juli 2018 zonder gebreken opgeleverd. Eventueel daarna ontstane gebreken, ontstaan door onjuist gebruik, althans demontage, zijn voor risico van [geïntimeerde] (artikel 7:758 lid 1 BW). Vóórdien zijn de door [geïntimeerde] gemelde gebreken telkens verholpen. Daarná op 26 juli 2018 is de keuken gedemonteerd geweest. Dit is niet gedaan door [appellant] en dus niet voor zijn risico.
6.13
Allereerst herhaalt het hof zijn oordeel dat de formele oplevering op 25 juli 2018 niet betekent dat [geïntimeerde] het werk onvoorwaardelijk heeft aanvaard. Bovendien mag [geïntimeerde] in ieder geval binnen redelijke termijn ook klagen over daarna ontdekte verborgen gebreken. Anders dan [appellant] aanvoert, is uit de foto’s die als productie 1 bij de memorie van grieven zijn overgelegd, niet af te leiden dat de door [geïntimeerde] gestelde gebreken er niet waren. Die foto’s laten immers slechts een nog niet volledig geïnstalleerde keuken zien. Ook uit de schriftelijke verklaringen van R. Joseph en M. Berrevoets, kan dit niet worden afgeleid. Berrevoets heeft volgens zijn verklaring alleen in de badkamer enkele opleverpunten uitgevoerd, zodat zijn verklaring voor de keuken niet relevant is. De verklaring van R. Joseph houdt feitelijk slechts in dat hij zelf van oordeel is dat zijn eigen werkzaamheden voldeden. Die verklaring is onvoldoende om afbreuk te doen aan de bevindingen van Bouwhof, dit nog daargelaten dat R. Joseph ook stelt dat alle apparaten deugdelijk waren gemonteerd. Dat laatste is in ieder geval niet juist, nu [appellant] heeft erkend dat de aansluiting met de IKEA-stekkerdoos onder de maat was. De stelling van [appellant] dat de keuken na 25 juli 2018 door een ander is gedemonteerd, heeft [geïntimeerde] gemotiveerd weersproken. Volgens [geïntimeerde] heeft zij slechts de inbouwoven uit de ombouwkast geschoven om [appellant] te confronteren met het feit dat [appellant] haar IKEA stekkerdoos had gepakt om de magnetron en oven op aan te sluiten. [appellant] heeft blijkens het vonnis erkend dat een dergelijke wijze van aansluiting niet de bedoeling was. [11]
6.14
Onder deze omstandigheden kon [appellant] niet volstaan met de stelling dat (een dag na de formele oplevering) ‘de hele keuken is gedemonteerd’. Tenminste had gevergd mogen worden van [appellant] dat hij met enige detaillering had onderbouwd wat er dan in de keuken was gedemonteerd (anders dan de kwestie met de stekkerdoos). Hierbij laat het hof ook meewegen dat het niet voor de hand ligt ([appellant] voert daarvoor ook geen aannemelijke reden aan) dat in een dag ‘een hele keuken wordt gedemonteerd’. Het hof gaat daarom aan deze stelling van [appellant] voorbij. Aan bewijslevering door [appellant] op dit punt komt het hof, bij gebreke van deugdelijke stellingen, niet toe. Dat geldt ook voor de stelling van [appellant] in grief 1 dat [geïntimeerde] de keuken voor 25 juli 2018 al een half jaar in gebruik had. Ook die stelling is gemotiveerd betwist en door [appellant] tegenover die betwisting niet van een voldoende onderbouwing voorzien. [geïntimeerde] heeft er daarbij terecht op gewezen dat de keuken pas in februari 2018 is geleverd en daarna is gemonteerd (zie ook de hierna nog te bespreken brief van Bouwhof (productie 12 bij memorie van antwoord/incidenteel appel).
6.15
Het voorgaande betekent dat de grieven van [appellant] falen, zodat in ieder geval de veroordeling tot betaling van een schadevergoeding van € 1.500,-- in stand blijft. Hiermee is de kwestie van de schadevordering echter nog niet helemaal afgehandeld. Het hof moet namelijk nog de grief I van [geïntimeerde] beoordelen.
Grief I van [geïntimeerde]
6.16
heeft gesteld dat de kantonrechter haar volledige schadevordering ten bedrage van € 3.930,05 had moeten toewijzen. Het gaat hierbij dus nog om een verschil van
€ 2.430,05.
6.17
[geïntimeerde] klaagt met haar grief I over overweging 4.6 van het vonnis, waarbij de kantonrechter de schade wegens herstelwerkzaamheden in de keuken – in afwijking van het rapport van Bouwhof – heeft geschat op € 1.500,--. De gebreken, die [geïntimeerde] heeft genoemd op 26 juli 2018 zijn de voor haar zichtbare gebreken geweest, die [appellant] niet heeft willen herstellen. Pas in november 2018, nadat korte tijd na elkaar gebreken van het niet ondersteunde aanrechtblad en de twee uit elkaar geduwde panelen naar voren kwamen, heeft [geïntimeerde] navraag gedaan bij Bouwhof. Uit de aanwezige montagetekeningen bleek dat de keuken niet volgens tekening was gemonteerd. Dit is door Bouwhof bevestigd. De begroting van Bouwhof is opgebouwd uit kosten die enkel nodig zijn om de keuken naar behoren te laten functioneren. De oorzaak van de gebreken moet worden opgelost; de afstandhouders moeten worden geplaatst.
6.18
Volgens [appellant] is nogal wat aan te merken op het onderzoek door Bouwhof, Ten eerste heeft dit onderzoek plaatsgevonden vijf maanden na installatie van de keuken, terwijl derden werkzaamheden aan de keuken hebben verricht en de keuken deels is gedemonteerd door onder meer delen van de keuken en apparatuur te verwijderen om deze kennelijk later terug te monteren. Ten tweede is [appellant] niet uitgenodigd voor het onderzoek door Bouwhof. Ten derde is daardoor niet controleerbaar van welke montagetekening Bouwhof is uitgegaan. Ten vierde is de monteur van Bouwhof geen onafhankelijke deskundige, nu [geïntimeerde] de keuken bij Bouwhof heeft gekocht. Ten vijfde zijn de pretense fouten niet onderbouwd met bewijsstukken en wordt er weer zonder enige onderbouwing een prijskaartje aan gehangen. Tot slot merkt [appellant] op dat Bouwhof bij het inmeten van de keuken fouten heeft gemaakt. De blokjes (afstandhouders) waarover wordt gesproken zijn in overleg met [geïntimeerde] weggelaten omdat Bouwhof bij het inmeten/opstellen van de tekening vergeten was een afdekplaat mee te nemen in de berekening.
6.19
[geïntimeerde] heeft hierop als volgt gereageerd. De montagetekeningen van de keuken hebben steeds in de keuken gehangen. [12] Dit is ook te zien op de foto’s bij memorie van antwoord. [13] [appellant] heeft de keuken niet gemonteerd volgens deze tekeningen. Het niet door [appellant] gebruikte montagemateriaal is nog steeds in het bezit van [geïntimeerde]. [14] In de offerte van Bouwhof [15] specificeert Bouwhof zijn offerte aan de hand van materiaalkosten en manuren bij montagekosten. [appellant] komt nu pas (bij memorie van antwoord in incidenteel appel) met zijn beschuldiging dat Bouwhof verkeerd heeft ingemeten. Als [geïntimeerde] dat eerder had gehoord, had zij uiteraard meteen Bouwhof ingeschakeld. Anders dan [appellant] zegt hebben de afstandhouders (de ‘blokjes’) wel degelijk een functie, zoals [geïntimeerde] ook al bij memorie van antwoord tevens grieven in incidenteel appel heeft uitgelegd. [geïntimeerde] verwijst daarbij ook naar de nadere toelichting van Bouwhof in productie 12 memorie van antwoord/incidenteel appel. Hierin heeft Bouwhof het volgende geschreven:
“[geïntimeerde] keuken - Ref. 778173
Na grondige inspectie van de montage van de keuken, geleverd door Bouwhof op 7 februari 2018, is vastgesteld dat door foutieve montage dat de keuken niet naar behoren kan functioneren.
Oorzaak
De afstandhouders zijn niet gebruikt voor het plaatsen van de keuken.
Gevolg
  • De onderkasten zijn te ver naar achteren geplaatst. Deze hadden met 15 mm afstand van de muur af moeten worden geplaatst.
  • De steunwand naast de vaatwasser is op de verkeerde plek (naast de hoge kasten)
geplaatst, waardoor het aanrechtblad boven de vaatwasser niet ondersteund was
  • Het aanrechtblad is niet goed geplaatst, de koppelnaad ligt niet vlak
  • De vaatwasser deur is ten opzichte van de vaatwasser niet in het midden geplaatst
  • De gaskookplaat is te ver naar achteren gemonteerd. De glasplaat past daardoor niet.
De gaskookplaat kan niet naar behoren functioneren omdat er, bij gebruik van deachterste pit. geen ruimte zit tussen de pan en de opstaande rand.
-
De keukenkraan is te ver naar achteren gemonteerd. De warmwater kraan kan nietworden opengedraaid omdat deze tegen de opstaande rand aankomt.
De klant heeft niet kunnen waarnemen dat er geen afstandhouders zijn gebruikt voor het plaatsen van de keukenHerstel van deze gebreken is uitsluitend mogelijk door de keuken in zijn geheel te demonteren, de afstandhouders alsnog te plaatsten en de keuken opnieuw op te bouwen.
De kostenspecificatie hiervan is op 19 december 2018 reeds gemaakt.
Met vriendelijke groet,
[medewerker leverancier]
Ass. Manager Bouwhof keukens(…)”
6.2
[appellant] heeft bij antwoordakte van 16 maart 2021 gereageerd op voormelde akte van [geïntimeerde]. [appellant] erkent dat de afstandhouders niet zijn gebruikt, maar dat houdt, aldus [appellant], niet direct in dat de keuken onjuist zou zijn gemonteerd. Dergelijke afstandhouders worden vaker niet dan wel gebruikt, nu er betere – minstens zo juiste – montagewijzen voorhanden zijn. [onderaannemer], die werkzaamheden in de keuken heeft uitgevoerd, heeft verklaard dat in plaats van de afstandhouders een rachel is geplaatst waaraan de kasten zijn gefixeerd door middel van schroeven en dat voorts uitdrukkelijk met [geïntimeerde] is besproken dat en waarom de afstandhouders niet zijn gebruikt. Dit had te maken met de onjuiste inmeting door Bouwhof waardoor anders de vaatwasser niet meer had gepast. Het staande paneel is volgens [onderaannemer] geplaatst op de betreffende plek omdat anders een kier zichtbaar zou zijn.
6.21
Het hof oordeelt als volgt. [geïntimeerde] verwijt [appellant] in essentie dat de keuken onjuist is gemonteerd. Als oorzaak daarvan noemt zij (in lijn met Bouwhof) het niet gebruiken van de afstandshouders. In het midden kan blijven of dit de oorzaak is geweest en/of met [geïntimeerde] is besproken dat in plaats van afstandhouders op een andere manier zou worden gemonteerd. Het resultaat is hoe dan ook niet toereikend. Het hof wijst in dit verband op de uitvoerige opsomming door Bouwhof en in de verdere toelichting door Bouwhof, waaruit met name naar voren komt dat sprake is van verkeerde plaatsing van kasten en wanden en hoogteverschillen. [appellant] is daarop nauwelijks ingegaan, hoewel dit wel van hem gevergd had mogen worden. Dit betekent dat het hof als vaststaand aanneemt dat de montage op tal van onderdelen onjuist is geweest.
6.22
De stelling van [appellant] (pas bij memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep) dat de leverancier van de keuken (Bouwhof) verkeerd heeft ingemeten, lijkt zich in de eerste plaats niet te verdragen met de verklaring van 31 juli 2020 van [onderaannemer] (de onderaannemer die de keuken heeft geplaatst) [16] . Daarin rept deze alleen over de aanpassing van de koelkast links van het aanrechtblad waar de klant zeer tevreden over was, maar zegt hij niets over de verkeerd ingemeten keuken. Belangrijker is echter dat van [appellant] als professional gevergd had mogen worden dat na constatering van de verkeerde maatvoering effectief was gereageerd (bijvoorbeeld door zelf voor een deugdelijke oplossing te zorgen of door ‘de bal terug te (doen) leggen bij de leverancier’). De uiteindelijke oplossing/montage is blijkens het voorgaande echter niet effectief geweest en heeft tot een ondeugdelijk resultaat geleid. Dit risico had tevoren met de klant besproken moeten worden. Gesteld noch gebleken is dat dit is gebeurd. [appellant] stelt weliswaar dat de wijze van montage met [geïntimeerde] is besproken, maar hij stelt niet dat het feit dat de alternatieve wijze van montage tot gebreken zou kunnen leiden ook met [geïntimeerde] is besproken. Onder deze omstandigheden kan [appellant] zich niet ‘verschuilen’ achter de instemming van [geïntimeerde], veronderstellenderwijs aannemende dat met [geïntimeerde] is besproken waarom de ‘blokjes’; niet zijn gebruikt.
6.23
Het laatste verweer van [appellant] is hiermee verworpen, evenals het beroep op het latere demonteren van de keuken (zie overweging 6.14). Het hof verwerpt ook de overige weren, behoudens het navolgende. Aan [appellant] moet worden toegegeven dat zij niet aanwezig is geweest bij de opname door Bouwhof in december 2018, terwijl er geen aanwijzing is dat zij daarvoor is uitgenodigd. Wél staat vast dat [appellant] bij e-mail van 5 februari 2019 [17] in gebreke is gesteld, zonder dat [appellant] hier gevolg aan heeft gegeven. Daarnaast houdt het hof er rekening mee dat [medewerker leverancier] van Bouwhof weliswaar deskundig mag worden geacht, maar wel moet worden aangemerkt als een partijdeskundige. Alles afwegend komt het hof, evenals de rechtbank, tot het oordeel dat de schade (herstelkosten keuken) niet precies kan/kunnen worden vastgesteld, zodat het hof de schade zal schatten. Het hof komt echter, anders dan de rechtbank, gelet op het voorgaande tot een aanzienlijk hoger schadebedrag en zal de schade aan de keuken door de wanprestatie van [appellant] schatten op € 2.500,--. De grief van [geïntimeerde] slaagt dus gedeeltelijk.
7.
Slotsom en conclusie
7.1
De conclusie van het voorgaande is dat het principaal hoger beroep van [appellant] niet slaagt. Het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde] slaagt grotendeels. Het vonnis zal bekrachtigd worden, met uitzondering van de beslissing in reconventie omtrent de hoogte van het schadebedrag. Dit bedrag wordt € 1.500,-- hoger (€ 500,-- voor de badkamer en
€ 1.000,-- voor de keuken).
7.2
Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Partijen hebben niet voldoende precies feiten te bewijzen aangeboden, die – indien bewezen – tot een andere beslissing zouden kunnen leiden. Voor zover het bewijsaanbod betrekking heeft op overige stellingen heeft te gelden dat die stellingen niet van een voldoende onderbouwing zijn voorzien.
7.3
[appellant] zal als de in het overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het principaal en incidenteel hoger beroep.
7.4
Het hof beslist daarom als volgt.

8.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van
  • veroordeelt [appellant] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [geïntimeerde] te voldoen een bedrag van € 9.547,98, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 december 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde]
  • wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, J.J. van der Helm en J.N. de Blécourt en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2022 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Productie 2 conclusie van antwoord.
2.Productie 8 conclusie van antwoord (onder meer in keuken en badkamer) .
3.Vonnis 2.4 en productie 13 conclusie van antwoord.
4.Productie 16 conclusie van antwoord
5.Productie 17 conclusie van antwoord
6.Zie ook vonnis overweging 2.12 en productie 26 van [geïntimeerde] ter gelegenheid van comparitie bij de
7.Overweging 4.5
8.Productie 28 van [geïntimeerde] in eerste aanleg.
9.Overwegingen 4.1 en 4.2 vonnis.
10.Overweging 4.10 vonnis
11.Vonnis 4.6 (onweersproken door [appellant]).
12.Productie 20 bij akte uitlaten d.d. 2 februari 2021,inclusief overleggen producties 20 t/m 25.
13.Producties 1 en 6 (opnieuw overgelegd als productie 21 bij akte uitlaten d.d. 2 februari 2021).
14.Productie 7 memorie van antwoord, tevens productie 22 bij akte uitlaten d.d. 2 februari 2021,
15.Productie 13 conclusie van antwoord
16.Productie 2 memorie van grieven
17.Overweging 2.5 vonnis