ECLI:NL:GHDHA:2022:84

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
200.298.011/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over beloning voor aanvangswerkzaamheden opvolgend bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beloning voor aanvangswerkzaamheden van de opvolgend bewindvoerder, Verkerk & Vos. De rechtbank had eerder bepaald dat aan Verkerk & Vos geen beloning toekwam voor deze werkzaamheden, wat leidde tot het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter in de bestreden beschikking onbedoeld de uitspraakdatum niet had aangepast, waardoor het hoger beroep tijdig was ingediend. Het hof oordeelde dat de noodzaak tot bedrijfsbeëindiging door de ontslagen bewindvoerder om medische redenen geen uitzonderlijke omstandigheid vormde die afweek van de forfaitaire beloning zoals vastgelegd in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de beloning voor de aanvangswerkzaamheden vastgesteld op € 559,-. Tevens zijn de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.298.011/01
zaaknummer rechtbank : 9156763 \ GZ VERZ 21-2150
beschikking van de meervoudige kamer van 12 januari 2022
inzake
Verkerk & Vos Bewindvoeringen Minnelijk B.V.,
kantoorhoudende te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: Verkerk & Vos,
advocaat mr. A.C. de Bakker te Hendrik-Ido-Ambacht.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de rechthebbende.
Als informant is aangemerkt:
[informant] ,
kantoorhoudende te [plaats] ,
hierna te noemen: [voormalig bewindvoerder] ,
advocaat mr. W.B. Brusse te Almelo.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 15 april 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Verkerk & Vos is op 28 juli 2021 in hoger beroep gekomen van de beschikkingen (waaronder de bestreden beschikking) waarin de kantonrechter heeft overwogen dat aan deze geen beloning toekomt voor de aanvangswerkzaamheden.
2.2
De rechthebbende heeft geen verweerschrift ingediend.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 3 november 2021 plaatsgevonden, tezamen met een aantal zaken (in totaal 29) waarin de kantonrechter dezelfde beslissing heeft genomen. Verschenen zijn:
- Verkerk & Vos, vertegenwoordigd door [naam] en bijgestaan door mr. De Bakker;
- [voormalig bewindvoerder] , bijgestaan door mr. Brusse.
De rechthebbende is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
[voormalig bewindvoerder] heeft aan de zitting deelgenomen via een videoverbinding.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren op [geboortedatum] 1975.
3.2
Over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren is bewind ingesteld. Tot 1 mei 2021 trad [voormalig bewindvoerder] op als bewindvoerder
.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is [voormalig bewindvoerder] , voor zover in hoger beroep van belang, op eigen verzoek per 1 mei 2021 ontslagen als bewindvoerder en is Verkerk & Vos benoemd als opvolgend bewindvoerder. Verder heeft de kantonrechter overwogen dat Verkerk & Vos geen beloning toekomt voor de aanvangswerkzaamheden.
4.2
Verkerk & Vos verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen (het hof begrijpt: slechts voor zover het de overweging met betrekking tot de beloning voor de aanvangswerkzaamheden betreft) en, opnieuw rechtdoende, Verkerk & Vos alsnog een beloning toe te kennen voor de aanvangswerkzaamheden van € 559,- overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, vijfde lid, sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

De ontvankelijkheid
5.1
De bestreden beschikking vermeldt dat de kantonrechter in deze zaak op 15 april 2021 uitspraak heeft gedaan. Gelet op het bepaalde in artikel 358 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. Nu op het moment van de indiening van het beroepschrift op 28 juli 2021 al meer dan drie maanden waren verstreken, zou dit betekenen dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend. Uit informatie van [voormalig bewindvoerder] , die wordt onderschreven door Verkerk & Vos volgt echter dat de beschikkingen in alle zaken – waaronder ook de onderhavige – zijn opgemaakt op 15 april en dat de uitspraakdatum telkens is aangepast naar 28 april 2021 of 30 april 2021. De in de bestreden beschikking vermelde datum van 15 april 2021 is onbedoeld niet aangepast.
5.2
Uit voormelde informatie leidt het hof af dat de kantonrechter in onderhavige zaak uitspraak heeft gedaan op 28 april 2021 of op 30 april 2021, net als in de overige zaken. In beide gevallen is het hoger beroep binnen drie maanden na de dag van de uitspraak – en daarmee tijdig – ingesteld. Er is naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake van enige termijnoverschrijding, zodat het hof Verkerk & Vos in zijn hoger beroep zal ontvangen.
Kennelijke misslag
5.3
Uit de overwegingen in de bestreden beschikking volgt dat de kantonrechter Verkerk & Vos geen beloning heeft toegekend voor zijn aanvangswerkzaamheden. Daarmee heeft de kantonrechter een eindbeslissing gegeven ten aanzien van dit geschilpunt. Het feit dat deze beslissing van de kantonrechter niet met zoveel woorden in het dictum van de bestreden beschikking is opgenomen, levert op zichzelf geen misslag op. Het hof zal dan ook voorbijgaan aan de stelling van Verkerk & Vos dat de bestreden beschikking reeds om die reden niet in stand kan blijven.
Het juridisch kader
5.4
Voordat het hof overgaat tot de inhoudelijke beoordeling van het verzoek van Verkerk & Vos, zal het hof vermelden wat daarover in de wet en de bijbehorende regelingen staat.
5.5
In artikel 1:447 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de bewindvoerder aanspraak heeft op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld. Per 1 januari 2015 geldt de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 4 november 2014, nr. 577811 (hierna: de Regeling).
5.6
Op grond van artikel 3 lid 1 van de Regeling stelt de kantonrechter die de bewindvoerder, bedoeld in artikel 1:435 lid 7 BW, benoemt, diens beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid. In artikel 3 lid 5 van de Regeling is bepaald dat de kantonrechter naast de jaarbeloning in voorkomende gevallen een beloning voor aanvangswerkzaamheden toekent. Uit de toelichting bij de regeling volgt dat het uitgangspunt is dat de beloning voor rekening komt van de rechthebbende. Indien de rechthebbende de kosten van de beloning zelf niet kan dragen, komen die kosten in aanmerking voor vergoeding uit de bijzondere bijstand. De beloning voor aanvangswerkzaamheden is voor het jaar 2021 vastgesteld op € 559,-.
5.7
De toelichting bij de Regeling vermeldt verder dat onder aanvangswerkzaamheden van de bewindvoerder onder meer de volgende intakewerkzaamheden worden begrepen: het aanvragen van het bewind, de kennismaking, het bijwonen van de instellingszitting, het verzamelen en kennisnemen van stukken, het opstellen van de boedelbeschrijving (inclusief inventarisatie schulden en uitkeringen), alle reguliere werkzaamheden verband houdende met het inkomen en de werkzaamheden van rechthebbende (het aanschrijven van instanties voor bijzondere bijstand, kwijtschelding gemeentelijke lasten en langdurigheidstoeslag, huurtoeslag, zorgtoeslag, uitkeringen), het openen van een bankrekening, de inschrijving in het Kadaster, het aanmaken van een dossier, overleg over het verkopen van de woning en/of de inboedel met het oog op een verhuizing. Ook stelt de bewindvoerder in overleg met de rechthebbende een plan van aanpak op en verstrekt hij de klachtenregeling aan de rechthebbende.
5.8
Volgens artikel 3 lid 6 van de Regeling kan de kantonrechter in afwijking van het eerste lid wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de bewindvoerder op andere wijze vaststellen. In de toelichting bij de Regeling is ten aanzien van dit artikellid het volgende opgemerkt:
“Naar aanleiding van reacties op de conceptregeling is de formulering gewijzigd van ‘bijzondere omstandigheden’ in ‘uitzonderlijke omstandigheden’, om te benadrukken dat niet te snel mag worden aangenomen dat van de regeling kan worden afgeweken. Indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, kan de kantonrechter door deze ingebouwde ‘noodklep’ bijvoorbeeld een hogere beloning toekennen dan door deze regeling wordt voorgeschreven. Een bijstelling van de jaarbeloning naar beneden is evenwel ook mogelijk. Wat onder uitzonderlijke omstandigheden wordt verstaan, kan niet in een limitatieve opsomming in deze regeling worden vastgesteld. Deze omstandigheden zijn immers toegesneden op de omstandigheden die zich in een specifiek geval kunnen voordoen en zijn naar hun aard niet alle voorzienbaar.”
De standpunten
5.9
Verkerk & Vos stelt dat de kantonrechter ten onrechte geen beloning heeft toegekend voor de aanvangswerkzaamheden. Uit de Regeling blijkt namelijk dat de bewindvoerder naast de jaarbeloning, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, recht heeft op een beloning voor aanvangswerkzaamheden. De rechthebbende dient de kosten voor deze beloning in beginsel zelf te dragen. Verkerk & Vos heeft als opvolgend bewindvoerder diverse aanvangswerkzaamheden moeten verrichten. Zo zijn alle rechthebbenden en betrokkenen aangeschreven en alle reacties daarop verwerkt. Verder heeft Verkerk & Vos alle dossiers gecontroleerd, een boedelbeschrijving opgemaakt en een plan van aanpak geschreven. Deze werkzaamheden vallen onder aanvangswerkzaamheden als bedoeld in de Regeling.
Onder verwijzing naar uitspraken van het hof Den Bosch en het hof Arnhem-Leeuwarden is Verkerk & Vos van mening dat geen sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid in de zin van artikel 3 lid 6 van de Regeling. [voormalig bewindvoerder] heeft haar werkzaamheden immers noodgedwongen moeten beëindigen. Om ervoor te zorgen dat de rechthebbenden zo min mogelijk nadeel ondervinden hiervan heeft Verkerk & Vos zich bereid verklaard de lopende zaken van [voormalig bewindvoerder] over te nemen. Het niet-toekennen van een beloning voor de aanvangswerkzaamheden is daarom in strijd met de Regeling. De rechthebbende kan er weliswaar niets aan doen dat hij of zij onder bewind staat, maar dat betekent niet dat van Verkerk & Vos kan worden verwacht dat er werkzaamheden worden verricht zonder dat daar een beloning tegenover staat.
Het oordeel van het hof
5.1
Het hof stelt het volgende voorop. Een rechthebbende die niet in staat is zijn of haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen en die daarbij de hulp van een bewindvoerder nodig heeft, moet in beginsel zelf de kosten van de werkzaamheden van deze persoon vergoeden. Uitgangspunt in de Regeling is dat een forfaitaire vergoeding wordt toegekend aan curatoren, bewindvoerders en mentoren.
5.11
Ter zitting bij het hof is gebleken dat kantonrechters in het land verschillend omgaan met de toekenning van een beloning voor aanvangswerkzaamheden in die gevallen waarin het verzoek tot ontslag van de voormalig bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder niet van de rechthebbende zelf afkomstig is. Het hof overweegt als volgt. Uit het eerder genoemde juridische kader volgt dat slechts wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van een bewindvoerder op een andere wijze door de rechter kan worden vastgesteld. Het hof benadrukt dat uit de toelichting bij de Regeling volgt dat uitzonderlijke omstandigheden niet te snel aangenomen mogen worden. Naar het oordeel van het hof is in de onderhavige zaak geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden die rechtvaardigen dat kan worden afgeweken van het forfaitaire systeem. Gebleken is dat [voormalig bewindvoerder] vanwege medische redenen niet meer in staat is om haar werkzaamheden als bewindvoerder uit te oefenen. Het hof vindt het daarom alleszins redelijk dat zij om haar eigen ontslag heeft verzocht en dat zij al haar dossiers (in totaal 29) heeft overgedragen aan een opvolgend bewindvoerder. In dit geval is Verkerk & Vos tot opvolgend bewindvoerder benoemd. Vast staat dat Verkerk & Vos vervolgens verschillende aanvangswerkzaamheden heeft verricht. Het hof ziet op grond van het voorgaande geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat Verkerk & Vos voor deze werkzaamheden de forfaitaire beloning ontvangt. Dat het ontslag van [voormalig bewindvoerder] en de benoeming van Verkerk & Vos niet de keuze is van de rechthebbende, levert naar het oordeel van het hof evenmin een uitzonderlijke omstandigheid op als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de Regeling. Nu de noodzaak tot bedrijfsbeëindiging om medische redenen geen uitzonderlijke omstandigheid is, is er geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan de vergoeding voor een opvolgend bewindvoerder op een andere manier dan via het forfaitaire systeem zou kunnen worden vastgesteld.
5.12
Het hof begrijpt dat het voor de rechthebbende nadelig is dat de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van Verkerk & Vos voor zijn of haar rekening komt, maar dat vormt net zo min aanleiding om af te wijken van het forfaitaire systeem. Zodra sprake is van een onderbewindstelling, brengt dat nu eenmaal bepaalde kosten met zich. Het enkele feit dat deze kosten ten laste komen van de rechthebbende, kan er naar het oordeel van het hof niet toe leiden dat van een opvolgend bewindvoerder kan worden verwacht dat hij of zij werkzaamheden verricht zonder dat daar een beloning tegenover staat.
5.13
Ten overvloede overweegt het hof voorts nog dat de Regeling geen onderscheid maakt in de aanvangswerkzaamheden door een eerste bewindvoerder en de aanvangswerkzaamheden door een opvolgend bewindvoerder. Het hof kan begrijpen dat in sommige gevallen door een opvolgend bewindvoerder minder werkzaamheden worden verricht dan door een eerste bewindvoerder, omdat een en ander al in gang is gezet. De Regeling biedt echter geen ruimte om daar verschillend mee om te gaan. Evenmin biedt de Regeling ruimte om het beloningsbedrag aan te passen, omdat ook daarvoor sprake moet zijn van uitzonderlijke omstandigheden.
5.14
Van overige omstandigheden, die een inbreuk op het forfaitaire systeem wel zouden rechtvaardigen, is het hof niet gebleken.
5.15
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek van Verkerk & Vos om deze een beloning toe te kennen voor de aanvangswerkzaamheden alsnog toewijzen.
Proceskosten
5.16
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
5.17
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt de beloning van Verkerk & Vos voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 559,-;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van de Poll, A.C. Olland en A.A.F. Donders, bijgestaan door mr. L.A.J. Brouwer als griffier en is op 12 januari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.