ECLI:NL:GHDHA:2022:839

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
2200205321
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkelinbraak op klaarlichte dag met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De zaak betreft een winkelinbraak op klaarlichte dag, waarbij de verdachte samen met anderen een ventilator heeft gestolen uit een Blokker-filiaal in Den Haag. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de winkel door middel van braak. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis van de politierechter wordt bevestigd, met aanvullende bijzondere voorwaarden voor de verdachte, waaronder een klinische opname voor behandeling van psychiatrische en verslavingsproblematiek.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vergelijkbare misdrijven en dat hij zich tijdens de proeftijd niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en heeft de gevangenisstraf bevestigd, met inachtneming van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. De bijzondere voorwaarden zijn aangescherpt, waarbij de verdachte zich moet laten opnemen in een intramurale instelling en zich moet houden aan een behandelplan. Het hof heeft ook de proeftijd verlengd, gezien de omstandigheden van de verdachte en de noodzaak voor behandeling.

De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de samenleving, evenals de noodzaak voor de verdachte om hulp te krijgen bij zijn verslavingsproblematiek. Het hof heeft de beslissing genomen om de verdachte een kans te geven op rehabilitatie, maar onder strikte voorwaarden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002053-21
Parketnummers: 09-168223-21 en 09-174602-20 (TUL)
Datum uitspraak: 15 april 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 7 juli 2021 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met bijzondere voorwaarden als in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juni 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ventilator in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Blokker (filiaal Theresiastraat 133 te Den Haag), in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd onder aanvulling van de navolgende bijzondere voorwaarden:
dat de verdachte zich gedurende de proeftijd voor een termijn van maximaal 12 maanden, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in een door het IFZ/NFIP nader te bepalen intramurale instelling, teneinde zich te laten behandelen voor psychiatrische- en verslavingsproblematiek en diagnostiek, waarbij hij zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van deze instelling worden gegeven en voorts dat hij beschermd gaat wonen en hulp krijgt en aanvaardt bij de aanpak van zijn schulden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks27 juni 2021 te 's-Gravenhagetezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ventilatorin elk geval enig goed,dat/diegeheel of ten deleaan Blokker (filiaal Theresiastraat 133 te Den Haag),in elk geval aan een ander dan aan verdachtetoebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaften/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van braaken/of verbreking;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op klaarlichte dag, op een zondagochtend, schuldig gemaakt aan diefstal van een ventilator bij de Blokker waarbij hij een etalageruit heeft vernield. De verdachte had naar eigen zeggen een slechte dag en drank op.
Dergelijke delicten veroorzaken onrustgevoelens bij het personeel en daarnaast de nodige rompslomp en financiële schade voor het bedrijf. Daarnaast brengen feiten als deze bij de burgers in het algemeen gevoelens van onbehagen teweeg. Zo is in dit geval de diefstal door een omstander waargenomen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder vele malen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van misdrijven, waaronder vermogensdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Hst hof heeft geconstateerd en houdt daar rekening mee, dat de verdachte het onvoorwaardelijke deel van de hem door de rechtbank opgelegde straf al heeft uitgezeten in voorarrest.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Ten aanzien van de in eerste aanleg opgelegde bijzondere voorwaarden overweegt het hof als volgt:
Het hof heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 28 juni 2021 van Fivoor. Uit dit reclasseringsadvies blijkt onder meer dat sprake is van een pro-criminele houding van de verdachte in combinatie met verslavingsproblematiek, emotionele en psychische problematiek en mogelijke LVB-problematiek. Het is de reclassering ondanks toezicht tot op heden niet gelukt om de leefgebieden waar de verdachte in vastloopt te stabiliseren. Gebleken is dat het onmogelijk is om de verdachte binnen een ambulante kader te motiveren om abstinent te blijven en daarmee de kans op recidive te verminderen.
In het kader van een lopend toezicht is de verdachte inmiddels gestart met een ambulant woonbegeleidingstraject bij St. Middin, maar de verdachte is niet afsprakentrouw en dit traject verloopt volgens de reclassering moeizaam. Een aanmelding bij de Forensische Polikliniek Fivoor voor nieuwe verdiepingsdiagnostiek, die noodzakelijk wordt geacht, is geannuleerd omdat de verdachte niet abstinent is van middelen waardoor een diagnose niet gesteld kan worden.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de heer A.B.R. Pancham, de toezichthouder van de verdachte bij de reclassering, ter toelichting op voormeld reclasseringsrapport geadviseerd om, naast de in eerste aanleg opgelegde bijzondere voorwaarden, ook de bijzondere voorwaarde op te nemen van een langdurige klinische opname voor de duur van 9 à 12 maanden bij een intramurale instelling.
De verdachte, die nu bij zijn vader woont voor wie hij als mantelzorger zegt te fungeren, wil het allemaal zelf doen en doet ook zijn best om afspraken na te komen, maar gebleken is dat hij het gezien zijn algehele situatie niet kan volhouden. Hij heeft een stevige stok achter de deur nodig. Zolang hij zijn middelengebruik niet onder controle heeft kan er geen diagnose worden gesteld en geen plan van aanpak worden gemaakt. Er is ook controle op het middelengebruik nodig, aldus de toezichthouder van de verdachte.
Alhoewel ter terechtzitting in hoger beroep door en namens de verdachte een positief beeld is geschetst over de motivatie van de verdachte voor de detoxbehandeling die de verdachte binnenkort op vrijwillige basis bij Fundamentum wil ondergaan, is het hof van oordeel dat dit traject veel te onzeker is en niet de juiste weg voor de verdachte is, onder meer omdat er geen direct aan de detoxbehandeling volgend en daarmee verbonden natraject is. Het hof is van oordeel dat, mede gelet op het reclasseringsrapport van Fivoor en hetgeen door de toezichthouder omtrent de persoonlijke omstandigheden en genoemde verslavings- en andere problematiek van de verdachte naar voren is gebracht, naast de in eerste aanleg opgelegde bijzondere voorwaarden ook de bijzondere voorwaarden van een langdurige klinische opname, beschermd wonen en schuldhulpverlening dienen te worden opgelegd, een en ander zoals door de advocaat-generaal is geëist.
Het verzoek van de raadsman om de behandeling van de zaak aan te houden, teneinde te bezien hoe de detoxbehandeling bij Fundamentum afloopt, wordt dan ook afgewezen.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 4 december 2020 onder parketnummer 09-174602-20 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, zoals reeds overwogen, gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd en daarmede gepersisteerd bij de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering is in beginsel gegrond.
In de na te noemen op te leggen bijzondere voorwaarden ziet het hof echter aanleiding om in plaats van een last tot tenuitvoerlegging te geven, de proeftijd die bij vermeld vonnis is bepaald, te verlengen met één jaar.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd,
tenzijde rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich zal melden bij GGZ Reclassering Fivoor, gevestigd aan het Johanna Westerdijkplein 40 te Den Haag, zo lang en frequent als dat door deze reclasseringsinstelling nodig wordt geacht;
  • zich onder behandeling stelt van Ambulant Centrum Haaglanden Fivoor of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling/begeleider aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor psychiatrische problematiek en instabiliteit waarbij een kortdurende (maximaal 7 weken) klinische opname ten behoeve van detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek tot de mogelijkheden behoort;
  • zich gedurende de proeftijd voor een termijn van maximaal 12 maanden, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in een door het IFZ/NFIP nader te bepalen intramurale instelling, teneinde zich te laten behandelen voor psychiatrische- en verslavingsproblematiek en diagnostiek, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van deze instelling worden gegeven;
  • verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich houdt aan het
  • zich met betrekking tot zijn schulden laat begeleiden door MJD Fivoor (maatschappelijk juridische dienstverlening);
  • meewerkt aan middelencontrole op alcohol en drugsgebruik, middels bloedonderzoek, een alcoholband en ademonderzoek (blaastest) of urineonderzoek;
geeft aan voornoemde Reclasseringsinstelling opdracht om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de verdachte daarin te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verlengt de proeftijdals vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 4 december 2020 onder parketnummer 09-174602-20, met een termijn van
1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. H.C. Wiersinga en mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 april 2022.