ECLI:NL:GHDHA:2022:838

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
2200220821
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van een woningraam en oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarvan 15 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte had in de periode van 8 tot 9 mei 2021 opzettelijk en wederrechtelijk een woningraam beschadigd dat toebehoorde aan de moeder van zijn ex-vriendin. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, maar met een wijziging van de bijzondere voorwaarden naar een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inclusief een contactverbod en een gebiedsverbod.

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de vernieling en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is strafbaar verklaard en er is een taakstraf van 30 uren opgelegd, met daarnaast een maatregel die de verdachte verbiedt om zich gedurende twee jaren aan het adres van de aangeefster te bevinden en contact met haar op te nemen. Het hof heeft de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van de feiten. De beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van zijn daden op de aangeefster.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002208-21
Parketnummer: 10-122720-21
Datum uitspraak: 15 april 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 23 juli 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarvan 15 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest en met bijzondere voorwaarden als in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 8 mei 2021 tot en met 9 mei 2021 te Rotterdam, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk en wederrechtelijk een woningraam, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever] en/of Vestia, in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft beschadigd en/of vernield en/of onbruikbaar gemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de bijzondere voorwaarden, en dat door het hof, in zoverre opnieuw rechtdoende, in plaats van de bijzondere voorwaarden, aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zal worden opgelegd, in de vorm van een contactverbod met [aangeefster], geboren op [geboortedatum], en een gebiedsverbod met betrekking tot het adres: [adres], met per overtreding van de maatregel een week vervangende hechtenis, met een maximum van zes maanden. De advocaat-generaal heeft ook gevorderd dat vrijheidsbeperkende maatregel direct uitvoerbaar wordt verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij inof omstreeksde periode van 8 mei 2021 tot en met 9 mei 2021 te Rotterdam,meermalen, althans eenmaal,opzettelijk en wederrechtelijk een woningraam,in elk geval enig goed,datgeheel of ten deleaan[aangever] en/ofVestia, in elk geval aan een andertoebehoorde, heeftbeschadigd en/ofvernielden/of onbruikbaar gemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een raam van de woning van de moeder van zijn ex-vriendin, door tot twee maal toe waaronder ‘s avonds laat, een steen door de ruit te gooien. Hij heeft dit gedaan uit boosheid op zijn ex-vriendin omdat zij niet naar hem wilde luisteren. Aldus heeft de verdachte angst, overlast en gevoelens van onveiligheid bij haar veroorzaakt. Daarnaast brengt een dergelijk feit in de regel bij burgers, waaronder in dit geval naar aannemelijk is de moeder van zijn ex-vriendin, gevoelens van onveiligheid teweeg.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van merendeels andersoortige misdrijven en voor vernieling en mishandeling in 2017.
Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht

Namens de verdachte is aangevoerd dat de verdachte en [aangeefster] (weer) een relatie hebben met elkaar, reden waarom het appel zich richt tegen het locatie- en contactverbod dat in eerste aanleg bij wijze van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel aan de verdachte is opgelegd.
Naar het oordeel van het hof is een herstelde relatie tussen beiden uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk geworden.
Gelet hierop en op de aangifte van [aangeefster] en de Justitiële Documentatie van de verdachte, acht het hof het passend en geboden om aan de verdachte, ter voorkoming van strafbare feiten jegens zijn ex-vriendin in de toekomst, een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, op te leggen voor de duur van twee jaren.
Deze maatregel houdt in dat de verdachte voor de duur van twee jaren zich niet zal bevinden aan de [adres] alsmede dat de verdachte voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met [aangeefster], geboren op [geboortedatum].
Het hof is van oordeel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard moet worden, omdat er -
gelet op het voren overwogene en nu uit het strafblad van de verdachte ook blijkt van een (zij het niet onherroepelijke) veroordeling voor overtreding van een gedragsaanwijzing betreffende dezelfde ex-vriendin, op 12 mei 2021, (classificatie: huiselijk geweld)- ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens zijn ex-vriendin.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
15 (vijftien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
7 (zeven) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de
maatregelstrekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de verdachte voor de duur van twee jaren zich niet zal bevinden aan de [adres].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Legt op de
maatregelstrekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de verdachte voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met [aangeefster], geboren op [geboortedatum].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. H.C. Wiersinga en mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 april 2022.