ECLI:NL:GHDHA:2022:837

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
2200192021
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake het gebruik van een vals rijbewijs in Rotterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Polen en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor het opzettelijk gebruik maken van een vals rijbewijs. De tenlastelegging betrof het gebruik van een vals Pools rijbewijs op 18 april 2021 te Rotterdam, waarbij de verdachte dit rijbewijs overhandigde aan de politie om zijn ingevorderde rijbewijs in te leveren. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden bevestigd.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en heeft de verdachte alsnog schuldig bevonden aan het tenlastegelegde feit. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals identiteitsbewijs, wat in strijd is met artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het vertrouwen in identiteitspapieren heeft geschaad en heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd.

De beslissing van het hof houdt in dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 15 april 2022.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001920-21
Parketnummer: 10-106014-21
Datum uitspraak: 15 april 2022
VERSTEK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 24 juni 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum],
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 18 april 2021 te Rotterdam opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een nationaal rijbewijs van Polen, nummer [nummer], afgegeven op 25 maart 2018, door deze rijbewijs te overhandigen aan de Politie eenheid Rotterdam teneinde zijn ingevorderde rijbewijs in te leveren.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij,opof omstreeks18 april 2021 te Rotterdam opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valsen/of vervalst reisdocument en/ofidentiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een nationaal rijbewijs van Polen, nummer [nummer], afgegeven op 25 maart 2018, door dit rijbewijs te overhandigen aan de Politie eenheid Rotterdam teneinde zijn ingevorderde rijbewijs in te leveren.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Nadat de verdachte was aangehouden door de politie voor een snelheidsovertreding, diende hij bij de politie zijn rijbewijs in te leveren. De verdachte heeft toen een vals Pools rijbewijs overhandigd, waarvan hij ook wist dat het vals was.
De verdachte heeft daarmee het vertrouwen geschaad dat in het internationaal personenverkeer in identiteitspapieren gesteld moet kunnen worden.
Het hof heeft gelet op de straffen die in gelijksoortige zaken plegen te worden opgelegd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 maart 2022, waar geen eerdere veroordelingen op staan.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. H.C. Wiersinga en mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 april 2022.