ECLI:NL:GHDHA:2022:794
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van poging tot uitlokking van moord
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden voor poging tot uitlokking van moord. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf van 36 maanden. De verdachte heeft echter altijd ontkend de intentie te hebben gehad om een moord te laten plegen en heeft aangevoerd dat hij zelf het slachtoffer was van afpersing door een medeverdachte, [betrokkene]. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk heeft geprobeerd [betrokkene] te bewegen om [slachtoffer] te vermoorden. Het hof heeft de verklaringen van [betrokkene] met de nodige voorzichtigheid beoordeeld, gezien zijn eigen belangen in de zaak. Het hof concludeert dat het alternatieve scenario van de verdachte, dat hij zelf werd afgeperst en dat hij nooit de intentie had om [slachtoffer] te laten doden, niet kan worden uitgesloten door de bewijsmiddelen. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot uitlokking van moord.