ECLI:NL:GHDHA:2022:794

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
2200093119
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van poging tot uitlokking van moord

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden voor poging tot uitlokking van moord. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf van 36 maanden. De verdachte heeft echter altijd ontkend de intentie te hebben gehad om een moord te laten plegen en heeft aangevoerd dat hij zelf het slachtoffer was van afpersing door een medeverdachte, [betrokkene]. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk heeft geprobeerd [betrokkene] te bewegen om [slachtoffer] te vermoorden. Het hof heeft de verklaringen van [betrokkene] met de nodige voorzichtigheid beoordeeld, gezien zijn eigen belangen in de zaak. Het hof concludeert dat het alternatieve scenario van de verdachte, dat hij zelf werd afgeperst en dat hij nooit de intentie had om [slachtoffer] te laten doden, niet kan worden uitgesloten door de bewijsmiddelen. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot uitlokking van moord.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-000931-19
Parketnummer: 10-701120-16
Datum uitspraak: 13 mei 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 28 februari 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats op [geboortedatum] 1951,
BRP-adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 11 november 2015 tot en met 12 februari 2016 te Rotterdam, in ieder geval in Nederland, heeft gepoogd om een persoon genaamd [betrokkene], opzettelijk door in artikel 47, eerste lid onder 2e van het Wetboek van Strafrecht vermelde middelen, te weten door giften, beloften en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te bewegen om (al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen) een persoon genaamd [slachtoffer] te vermoorden,
immers heeft verdachte, toen en daar:
- een of meer geldbedragen en/of een of meer goederen in het vooruitzicht gesteld en/of laten stellen voor het plegen en/of laten plegen van de moord op die [slachtoffer] en/of - 2500 euro, althans een geldbedrag, verstrekt aan die [betrokkene] ten behoeve van de aanschaf van een vuurwapen en/of een scooter, althans goederen kennelijk bestemd tot het begaan van de moord en/of
- tegen die [betrokkene] gezegd "ja, hij moet 100% dood ja, als hij gewond is of wat dan ook" en/of
- die [betrokkene] informatie verstrekt over:
- de verblijfplaatsen (Maastricht en Esneux) van die [slachtoffer] en/of
- de ligging van de woning van die [slachtoffer] in Esneux en/of
- de route(s) die die [slachtoffer] doorgaans volgt van en naar zijn woning en/of
- die [betrokkene] het mobiele telefoonnummer van die [slachtoffer] verstrekt en/of
- tegenover die [betrokkene] heeft bevestigd dat hij, verdachte, die [slachtoffer] echt dood wilde hebben en/of
- tegen die [betrokkene] gezegd "als het achter de rug is kan ik je direct duizend betalen" en/of "maar schuif het niet op de lange baan he?"
- met die [betrokkene] besproken of het (beweerdelijk door die [betrokkene] aangeschafte) vuurwapen door een (auto)ruit kon schieten en/of dat er van dichtbij geschoten moest worden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het verweer van de verdediging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities – op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde poging om een ander (door giften en het verschaffen van inlichtingen) te bewegen een moord te begaan. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat van poging tot uitlokking geen sprake is, nu [betrokkene] van het begin af aan het plan heeft opgevat om de verdachte te zullen gaan afpersen en - om dit te bewerkstelligen – juist hij de verdachte heeft uitgelokt informatie te verstrekken over [slachtoffer], zodat het erop moest lijken dat de verdachte hem had gevraagd om [slachtoffer] om het leven te brengen. Echter, zo stelt de verdediging, heeft bij de verdachte nimmer de intentie bestaan om [slachtoffer] om het leven te laten brengen.
De overweging van het hof
In aansluiting op hetgeen de rechtbank heeft overwogen stelt ook het hof vast dat uit het dossier blijkt dat de verdachte en getuige [betrokkene] meerdere gesprekken met elkaar gehad hebben waarin de verdachte uitgebreid zijn beklag heeft gedaan over de ellendige situatie waarin hij en zijn vrouw waren komen te verkeren. Een en ander was volgens de verdachte geheel te wijten aan [slachtoffer]. In deze gesprekken is ook gesproken over het om het leven brengen van [slachtoffer] door [betrokkene]. [betrokkene] stelt dat de verdachte degene was die hiertoe het initiatief heeft genomen en steeds uit eigen beweging hem voorzag van daartoe relevante informatie en hem ook geld heeft gegeven. De verdachte heeft steeds verklaard dat het [betrokkene] was die suggereerde dat [slachtoffer] van het leven beroofd moest worden gelet op wat hij de verdachte had aangedaan. De gesprekken vonden volgens de verdachte plaats op momenten dat door beiden stevig was gedronken. Ook [mededader] heeft verklaard dat er gedronken werd wanneer hij bij de verdachte langs kwam. De verdachte betreurt het dat hij heeft meegepraat met [betrokkene], maar wijt dit aan de kwetsbare en emotionele situatie waarin hij toen verkeerde en het feit dat die gesprekken plaatsvonden nadat er fors gedronken was.
Het hof oordeelt net als de rechtbank dat aan de hand van het dossier niet kan worden vastgesteld of de verdachte als eerste begonnen is over het om het leven brengen van [slachtoffer] of dat dat [betrokkene] is geweest. [betrokkene] heeft verklaard dat hij nooit de bedoeling heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven, maar dat hij wel “aan geld wilde komen” en dat hij het geld dat hij van de verdachte kreeg “mooi verdiend vond”. Uit het dossier blijkt voorts dat [betrokkene] ook geprobeerd heeft geld van [slachtoffer] te krijgen in ruil voor tapes met daarop opgenomen gesprekken die hij met de verdachte had gevoerd. Hij heeft aan [slachtoffer] een bedrag van € 5000,- gevraagd voor die tapes. [betrokkene] had dus heel duidelijk een eigen belang bij zijn bewering dat de verdachte hem gevraagd had [slachtoffer] van het leven te beroven; hij zag dit kennelijk als een mogelijkheid om zowel van [slachtoffer] als van de verdachte geld te krijgen. Om die reden dient uiterst behoedzaam met de verklaringen van [betrokkene] te worden omgegaan. Nu bovendien niet duidelijk is of de door [betrokkene] aangeleverde gesprekken volledig zijn, zal ook uiterst behoedzaam moeten worden omgegaan met de interpretatie van die opgenomen gesprekken.
Het alternatieve scenario dat de verdachte heeft aangevoerd komt er - kort gezegd - op neer dat het [betrokkene] is geweest die op enig moment voorgesteld heeft om [slachtoffer] van het leven te beroven. De verdachte heeft verklaard dat hij dit voorstel nooit serieus heeft genomen, nu het gedaan was in gesprekken waarbij flink gedronken was. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij slechts met [betrokkene] heeft meegepraat. Hij werd als het ware -zo begrijpt het hof de stellingname van de verdachte- in een aangeschoten, emotionele en kwetsbare toestand meegezogen in het verleidingsspel van [betrokkene]. [Betrokkene] heeft vervolgens met delen van door hem opgenomen gesprekken de verdachte afgeperst, waarvoor [betrokkene] ook daadwerkelijk is veroordeeld.
Het alternatieve scenario van de verdachte wordt niet uitgesloten door de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden. Evenmin kan geoordeeld worden dat het alternatieve scenario onvoldoende aannemelijk is geworden. Zo vindt het scenario van de verdachte steun in het feit dat hij daadwerkelijk is afgeperst door [betrokkene] en dat [betrokkene] ook geprobeerd heeft geld te krijgen van [slachtoffer]. Ook het feit dat [betrokkene] geen contact met de politie heeft opgenomen nadat hij, zoals hij zelf stelt, door de verdachte was benaderd om [slachtoffer] van het leven te beroven ziet het hof als een ondersteuning voor het scenario van de verdachte. Ook enkele gesprekken die door de verdachte zijn opgenomen, ziet het hof als een bevestiging van dit scenario.
Zo zegt [betrokkene] op een vraag van de verdachte: “Denk even na wat je van plan bent”, “Ja, mijn plan is al klaar, ik zeg je het enige dat nodig is is dat ding” [1] . Voorts is het [betrokkene] die de verdachte om geld vraagt om benodigde zaken aan te schaffen: “Ik zei ook tegen jou van luister, geef me geld voor die scooter” [2] . Het hof heeft in het dossier geen gesprekken aangetroffen op grond waarvan onomstotelijk geconcludeerd kan worden dat de verdachte geprobeerd heeft om [betrokkene] door een van de tenlastegelegde uitlokkingsmiddelen te bewegen om [slachtoffer] van het leven te beroven. Het dossier bevat een aantal gesprekken tussen de verdachte en [betrokkene] waaruit blijkt dat de verdachte [betrokkene] in ieder geval niet tegenspreekt, wanneer hij zijn plan met hem bespreekt. Het dossier bevat geen gesprekken waaruit blijkt dat de verdachte probeert [betrokkene] te weerhouden van diens plan. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat de verdachte er kennelijk geen bezwaar tegen had wanneer [betrokkene] [slachtoffer] van het leven zou beroven, conform het plan dat [betrokkene] zelf gemaakt had en dat hij met de verdachte had besproken. In dat licht ziet het hof ook de bereidheid van de verdachte om [betrokkene] een bedrag van € 2500,- te betalen wanneer deze daarom vraagt. Hieruit kan wel de conclusie getrokken worden dat de verdachte er geen bezwaar tegen had wanneer [betrokkene] zijn plan zou uitvoeren, maar niet dat hij [betrokkene] heeft uitgelokt of wilde uitlokken om [slachtoffer] van het leven te beroven. Het hof komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om het alternatieve scenario van de verdachte te weerleggen. Het gedrag van de verdachte is uiterst verwerpelijk, maar het levert geen poging tot uitlokking van moord op.
Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging uitlokking zoals ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De overige standpunten van de raadsman behoeven daarom geen nadere bespreking.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout, mr. F.W. van Lottum en mr. V.M. de Winkel, in bijzijn van de griffier mr. M. Rouw.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 mei 2022.
Mr. G. Knobbout is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen pl1700-2016111945-25, blad 2
2.Pl1700-2016111945-25, blad 3