ECLI:NL:GHDHA:2022:781

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
200.297.119/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming inschrijving school voor minderjarige in het kader van gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor de inschrijving van de minderjarige [minderjarige] op basisschool [school 1] te [plaats 1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Den Haag een verzoek ingediend dat was afgewezen. De moeder was van mening dat de huidige school, [school 2] te [plaats 2], niet geschikt was vanwege de lange reistijd. De vader, verweerder in hoger beroep, was het daar niet mee eens en weigerde toestemming te geven voor de inschrijving op de nieuwe school. Het hof heeft het hoger beroep van de moeder afgewezen en de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat de situatie niet was veranderd ten opzichte van de eerdere procedure. Het hof oordeelde dat er sprake was van nodeloos procederen en heeft de moeder in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 500,-. De beslissing is genomen met inachtneming van het belang van het kind, waarbij het hof alle omstandigheden van het geval heeft meegewogen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.297.119/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 21-708
zaaknummer rechtbank : C/09/606812
beschikking van de meervoudige kamer van 20 april 2022
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat voorheen mr. S. Salhi te Den Haag , thans mr. E.E. Nauta-Rijsdijk te Rotterdam
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.B. Peters te Zoetermeer.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak en de beschikking in het kort

1.1
Het gaat in deze zaak over de vraag of aan de moeder vervangende toestemming kan worden verleend voor inschrijving van de minderjarige [minderjarige] op basisschool [school 1] te [plaats 1] . De rechtbank Den Haag heeft in een beschikking van 6 april 2021 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming afgewezen. De moeder is het met deze beslissing niet eens. Zij vindt dat de huidige school van [minderjarige] , de [school 2] te [plaats 2] , niet geschikt is, onder meer vanwege de reisafstand. De vader denkt daar anders over en wil daarom geen toestemming geven om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [school 1] .
1.2
Het hof wijst in deze beschikking het hoger beroep van de moeder af en bekrachtigt de bestreden beschikking. Dat betekent dat de moeder geen toestemming krijgt om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [school 1] . Het hof geeft hierna eerst een beschrijving van het verloop van de procedure tot nu toe en van hetgeen in hoger beroep in geschil is. Daarna zal het hof zijn beslissing motiveren.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 5 juli 2021 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 26 augustus 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn verder de volgende stukken binnengekomen:
van de zijde van de moeder:
  • een journaalbericht van 7 maart 2022 met bijlagen, ingekomen op 8 maart 2022;
  • een e-mailbericht van 8 maart 2022 met bijlage;
van de zijde van de vader:
- een e-mailbericht van 2 maart 2022 met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 17 maart 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en de heer P.M. Cuijpers als tolk in de Engelse taal;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De raad is niet verschenen, zoals aangekondigd bij brief van 24 februari 2022.
Beide advocaten hebben het woord gevoerd aan de hand van een overgelegde pleitnota.
2.5
Mr. Peters heeft in zijn verweerschrift en ter zitting bezwaar gemaakt tegen de overlegging door de moeder van productie 7. Het betreft een brief van de moeder aan het hof van 14 pagina’s met daarin haar bevindingen. Volgens mr. Peters is de indiening van deze productie in strijd met de goede procesorde, omdat het op de weg van de advocaat ligt om de stellingen die van belang zijn voor de beslissing op te nemen in de processtukken. Het hof is met mr. Peters van oordeel dat de verklaring van de moeder in productie 7 een extra procesronde zou inhouden en dat dit in strijd is met de goede procesorde. Het hof zal daarom op deze productie geen acht slaan.
Mr. Peters heeft eveneens bezwaar gemaakt tegen de indiening van de producties 9 tot en met 11 door de moeder, omdat iedere toelichting bij deze stukken ontbreekt, maar aan dat bezwaar gaat het hof voorbij. De moeder heeft de stukken op de zitting bij het hof nader toegelicht.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van dezelfde feiten als de rechtbank in de bestreden beschikking. Daartegen is in hoger beroep niet opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2014 te [plaats 3] , Egypte. Zij zijn de ouders van [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [plaats 3] , Egypte (hierna te noemen: [minderjarige] ).
3.3
De moeder en de vader zijn samen belast met het gezag over [minderjarige] .
3.4
[minderjarige] verblijft feitelijk bij de moeder en staat op haar adres ingeschreven in de Basisregistratie Personen.
3.5
Bij beschikking van 17 december 2020 van de rechtbank Den Haag is aan de vader vervangende toestemming verleend om [minderjarige] in te schrijven op de basisschool [school 2] te [plaats 2] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op de basisschool [school 1] te [plaats 1] afgewezen. Verder is bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4.2
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [school 1] te [plaats 1] . Kosten rechtens.
4.3
De vader verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren althans die verzoeken aan haar te ontzeggen, zulks met bekrachtiging van de bestreden beschikking en met veroordeling van de moeder in de kosten van deze procedure waaronder mede te verstaan het salaris advocaat ten bedrage van € 1.500,- te vermeerderen met 21% BTW en de verschuldigde griffierechten en het nasalaris van de advocaat, althans die beslissingen te nemen die het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.

5.De motivering van de beslissing

Vervangende toestemming inschrijving school
Het juridisch kader
5.1
Voordat het hof overgaat tot de beoordeling van het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [school 1] , zal het hof vermelden wat daarover in de wet staat.
5.2
Uit 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter kunnen worden voorgelegd.
5.3
Op grond van artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met gezamenlijk gezag een verschil van mening hebben over de schoolkeuze van het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
Het oordeel van het hof
5.4
Gebleken is dat de ouders het onderling niet eens kunnen worden over de schoolkeuze voor [minderjarige] . In anderhalf jaar tijd is de inschrijving op een basisschool al eerder onderwerp van geschil geweest in een gerechtelijke procedure tussen de ouders. Het hof zal hierna eerst een kort overzicht daarvan geven, zodat duidelijk is wat zich voorafgaand aan dit hoger beroep heeft afgespeeld.
5.5
De rechtbank heeft op 17 december 2020 vervangende toestemming verleend aan de vader om [minderjarige] in te schrijven op de [school 2] in [plaats 2] . De moeder was het daar niet mee eens en heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld. Zij was ten tijde van dat hoger beroep reeds verhuisd van [plaats 2] naar [plaats 1] en vroeg het hof mede daarom om haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [school 1] in [plaats 1] . Het hof heeft dat verzoek op 9 juni 2021 afgewezen en de beschikking van de rechtbank van 17 december 2020 bekrachtigd. Voorafgaand aan het instellen van het hiervoor genoemde hoger beroep, had de moeder nog een wijzigingsprocedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank waarin zij eveneens vroeg om vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [school 1] . Dat is het inleidende verzoek in deze procedure. In dit hoger beroep komt de moeder op tegen de afwijzende beslissing van de rechtbank op dat verzoek van 6 april 2021.
5.6
Inmiddels gaat [minderjarige] al ruim een jaar naar de [school 2] in [plaats 2] . Volgens de vader is zij gewend op deze school en heeft zij daar vriendjes en vriendinnetjes. Hij vindt het niet in haar belang om van school te wisselen. De moeder denkt daar anders over. Zij voert aan dat haar verhuizing naar [plaats 1] een lange reistijd oplevert voor [minderjarige] : zij moet vanaf de woning van de moeder een halfuur lopen voordat zij op school is. Basisschool [school 1] is op loopafstand van de woning van de moeder en bovendien sluit deze school beter aan bij de ontwikkeling van [minderjarige] , aldus de moeder.
5.7
Het hof overweegt als volgt. Allereerst rijst de vraag, zoals ook op de zitting in hoger beroep met partijen is besproken, welk toetsingskader moet worden aangelegd. De moeder voert aan dat sprake is van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden ten opzichte van de eerdere procedure, namelijk haar verhuizing naar [plaats 1] . Ten tijde van het vorige hoger beroep bij dit hof was de moeder echter al woonachtig in [plaats 1] . De verhuizing is in die procedure reeds aan bod gekomen. Met de vader is het hof dan ook van oordeel dat de moeder de kwestie van de schoolkeuze niet nogmaals aan het hof kan voorleggen, omdat het hof in zijn vorige uitspraak al rekening heeft gehouden met de verhuizing van de moeder naar [plaats 1] . Uit de beschikking van 9 juni 2021 volgt dat het hof in zijn belangenafweging van destijds onder meer heeft meegewogen de standpunten van de moeder over het aansluiten van basisschool [school 1] bij de behoeften van [minderjarige] , het kiezen van partij voor de vader door de [school 2] en de reisafstand naar beide scholen. Dezelfde standpunten brengt de moeder in dit hoger beroep opnieuw naar voren, terwijl het hof hier in zijn beschikking van 9 juni 2021 reeds op heeft beslist en deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Anders gezegd, is de situatie thans niet veranderd ten opzichte van de situatie die het hof eerder te beoordelen had. Het hof komt dan ook niet toe aan een (nieuwe) inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de moeder.
5.8
Voor zover de moeder nog heeft bedoeld te stellen dat de wijziging van omstandigheden is gelegen in de praktische uitwerking van de beschikking van 9 juni 2021 – volgens haar is gebleken dat de reistijd naar de [school 2] een negatieve weerslag heeft op [minderjarige] –, het coronabeleid en de problemen bij de uitvoering van haar werk, overweegt het hof als volgt. De vader heeft deze stellingen van de moeder betwist en de moeder heeft nagelaten een en ander nader te onderbouwen. Bovendien heeft de moeder deze stellingen pas voor het eerst naar voren gebracht op de zitting in hoger beroep. Het hof is van oordeel dat de moeder al eerder met deze stellingen, inclusief stukken ter onderbouwing, had kunnen en moeten komen.
5.9
Op grond van het voorgaande zal het hof het hoger beroep van de moeder afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
Proceskosten
5.1
De vader heeft verzocht om de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure, gelet op haar wijze van procederen. De vader hoopt daarmee een herhaling van dezelfde procedure over de schoolinschrijving te voorkomen.
5.11
Het hof overweegt als volgt. Met de vader is het hof van oordeel dat sprake is van nodeloos procederen aan de zijde van de moeder. Het is al de vierde keer in anderhalf jaar tijd dat de schoolkeuze van [minderjarige] het onderwerp is van een gerechtelijke procedure. De moeder voert in de onderhavige procedure exact dezelfde stellingen aan als in het eerdere hoger beroep bij dit hof. Voor zover zij wel nieuwe stellingen naar voren heeft gebracht, zijn deze door haar niet onderbouwd en ook nog eens te laat in het geding gebracht, zoals overwogen onder 5.8. Het hof ziet daarom aanleiding om de moeder te veroordelen in de proceskosten. Het hof zal daarbij wel het door de vader verzochte bedrag matigen en de kosten in redelijkheid vaststellen op € 500,-.
5.12
Dit leidt tot de volgende beslissing.
6. De motivering van de beslissing
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
veroordeelt de moeder in de kosten van het hoger beroep, door het hof in redelijkheid vastgesteld op € 500,-;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.W. Koek, F. Ibili en A.J. van Montfoort, bijgestaan door mr. L.A.J. Brouwer als griffier, en is op 20 april 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.