Uitspraak
Vordering tot schadevergoeding
BESLISSING
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, te vervangen door 10 dagen hechtenis, wegens mishandeling van de aangeefster op 18 juni 2018. De tenlastelegging omvatte het geven van vuistslagen, schoppen en het trekken aan de haren van de aangeefster. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden bevestigd. Echter, het hof heeft geconcludeerd dat het vonnis niet in stand kan blijven, omdat het hof zich niet kan verenigen met de eerdere beslissing.
Het hof heeft vastgesteld dat er een geweldsincident heeft plaatsgevonden, maar dat de verklaringen van de verdachte en de aangeefster sterk van elkaar verschillen. De verdachte heeft steeds volgehouden dat zij zich enkel heeft verdedigd tegen de agressie van de aangeefster. Het hof kon op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.
Daarnaast heeft de aangeefster zich als benadeelde partij gevoegd en een schadevergoeding van € 2.826,49 gevorderd. Aangezien de verdachte is vrijgesproken, heeft het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. De kosten die de verdachte heeft gemaakt in verband met de verdediging tegen deze vordering zijn begroot op nihil. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.