ECLI:NL:GHDHA:2022:651
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarigen en de gevolgen voor de zorgregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor een verhuizing met haar minderjarige kinderen naar [plaats 1]. De moeder had eerder in eerste aanleg een verzoek ingediend dat was afgewezen door de rechtbank. De vader, die gezamenlijk gezag uitoefent, verzet zich tegen de verhuizing, omdat hij vreest dat dit de zorgregeling en het contact met de kinderen negatief zal beïnvloeden.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De moeder is in de herfstvakantie van 2021 met de kinderen verhuisd naar [plaats 1], zonder de toestemming van de vader af te wachten. Dit heeft geleid tot een conflict over de zorgregeling, waarbij de vader zijn recht op contact met de kinderen in gevaar ziet komen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was en dat zij niet heeft geprobeerd om in de omgeving van de vader een alternatieve woon- of werkplek te vinden.
De beslissing van het hof is dat de verzoeken van de moeder worden afgewezen en de bestreden beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd. Dit betekent dat de kinderen terug moeten verhuizen naar de omgeving van de vader, zodat het contact tussen hen en de vader kan worden gewaarborgd. Het hof benadrukt het belang van een goede communicatie tussen de ouders en de continuïteit van de zorg voor de kinderen. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat inhoudt dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.