ECLI:NL:GHDHA:2022:641
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over loonbetaling en beëindiging arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding tussen [X] Transport Europe B.V. (appellante) en [geïntimeerde]. [geïntimeerde] is in dienst getreden bij [appellante] en heeft sinds 14 november 2019 geen loon meer ontvangen. In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst niet eerder dan op 1 maart 2020 zou eindigen en dat [appellante] verplicht was het loon door te betalen tot die datum. [appellante] is in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis, waarbij zij vernietiging van het vonnis en afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] heeft gevorderd.
Het hof heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen in ieder geval niet eerder is geëindigd dan op 1 maart 2020. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] recht heeft op doorbetaling van het loon en vakantiebijslag over de periode tot 1 maart 2020, aangezien [appellante] geen gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen van [geïntimeerde]. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep.
De uitspraak benadrukt de verplichting van de werkgever om het loon door te betalen en de noodzaak van voldoende bewijs bij geschillen over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het hof heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen aan [geïntimeerde], omdat deze voldoende onderbouwd waren.