ECLI:NL:GHDHA:2022:631

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
2200092021
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging, identiteitsfraude en witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van belaging van zijn voormalige beste vriend, identiteitsfraude door het aanmaken van nepprofielen op homodatingwebsites, en witwassen van een aanzienlijk geldbedrag. Het hof oordeelde dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig had gemaakt aan belaging, waarbij het slachtoffer onder druk werd gezet om bepaalde handelingen te verrichten, zoals het lopen op te kleine schoenen en het schrijven van strafregels. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte geldbedragen had witgewassen die voortkwamen uit deze belaging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 124 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren. Het hof oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden en dat zijn gedrag ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer had veroorzaakt. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000920-21
Parketnummer: 10-196207-19
Datum uitspraak: 5 april 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 maart 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de algemene en bijzondere voorwaarden zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, eveneens zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 16 mei 2019 te Vlaardingen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt,
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door
- meerdere malen, althans eenmaal, die [slachtoffer] te bellen en/of berichten te versturen
- meerdere malen, althans eenmaal, die [slachtoffer] opdracht te geven om, al dan niet met ongeschikt schoeisel, te gaan lopen en/of van die wandeling verslag te doen middels een of meerdere foto('s) en/of tekstberichten aan verdachte
- meerdere malen, althans eenmaal, die [slachtoffer] opdracht te geven strafregels te schrijven en daarvan verslag te doen middels een of meerdere foto('s) en/of tekstberichten aan verdachte
- meerdere malen, althans eenmaal, bestellingen te plaatsen bij diverse leveranciers op naam van die [slachtoffer]
- meerdere malen, althans eenmaal, een advertentie te plaatsen van die [slachtoffer] op een website bedoeld voor homo-erotische contacten (te weten g-dating.nl en/of gaybuddy)
- meerdere malen, althans eenmaal, de bankgegevens van die [slachtoffer] te gebruiken om de inhoud, waaronder het saldo, van diens bankgegevens in te zien en/of (vervolgens) betalingen te verrichten ten laste van de bankrekeningen(en) van die [slachtoffer]
- meerdere malen, althans eenmaal, in persoon en/of middels berichtverkeer en/of middels telefoongesprekken, die [slachtoffer] te zeggen dat als hij niet doet wat verdachte zegt, verdachte hem zal mishandelen en/of seksueel getinte foto’s van die [slachtoffer] zal sturen naar diens werkgever en/of te straffen met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 16 mei 2019 te Vlaardingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
van één of meerdere voorwerpen (geldbedragen ad in totaal EUR 39.147,78),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
- dit voorwerp c.q. deze voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen,
geheel of gedeeltelijk,
onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
3.
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2019 tot en met 16 mei 2019 te Vlaardingen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk, identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten de naam van en/of een foto van en/of het e-mailadres van [slachtoffer] heeft gebruikt door
een profiel te maken op een website bedoeld voor homo-erotische contacten (te weten g-dating en/of gaybuddy) van die [slachtoffer],
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 124 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met het slachtoffer. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, zal worden opgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2018 tot en met 16 mei 2019 te Vlaardingen
, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt,
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door
- meerdere malen
, althans eenmaal,die [slachtoffer] te bellen en
/ofberichten te versturen
- meerdere malen
, althans eenmaal,die [slachtoffer] opdracht te geven om, al dan niet met ongeschikt schoeisel, te gaan lopen en
/ofvan die wandeling verslag te doen middels een of meerdere foto
('s
)en
/oftekstberichten aan verdachte
- meerdere malen
, althans eenmaal,die [slachtoffer] opdracht te geven strafregels te schrijven en daarvan verslag te doen middels een of meerdere foto
('s
)en
/oftekstberichten aan verdachte
- meerdere malen
, althans eenmaal,bestellingen te plaatsen bij diverse leveranciers op naam van die [slachtoffer]
- meerdere malen
, althans eenmaal,een advertentie te plaatsen van die [slachtoffer] op een website bedoeld voor homo-erotische contacten (te weten g-dating.nl en
/ofgaybuddy)
- meerdere malen
, althans eenmaal,de bankgegevens van die [slachtoffer] te gebruiken om de inhoud, waaronder het saldo, van diens bankgegevens in te zien en
/of(vervolgens) betalingen te verrichten ten laste van de bankrekening
en(en)van die [slachtoffer]
- meerdere malen
, althans eenmaal,in persoon en/of middels berichtverkeer en/of middels telefoongesprekken, die [slachtoffer] te zeggen dat als hij niet doet wat verdachte zegt, verdachte hem zal mishandelen en/of seksueel getinte foto’s van die [slachtoffer] zal sturen naar diens werkgever en/of te straffen met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
2.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2018 tot en met 16 mei 2019 te Vlaardingen
, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
, althans alleen,
van één of meerdere voorwerpen (geldbedragen ad in totaal EUR 39.147,
7843),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
- dit voorwerp c.q. deze voorwerpen heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragenen/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist
dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,dat
dit voorwerp c.q. die voorwerpenbovenomschreven geldbedrag,
geheel of gedeeltelijk,
onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was
/warenuit
enig (eigen
)misdrijf;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 12 mei 2019 tot en met 16 mei 2019 te Vlaardingen
, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk, identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten de naam
vanen
/ofeen foto
vanen
/ofhet e-mailadres van [slachtoffer] heeft gebruikt door
een profiel te maken op een website bedoeld voor homo-erotische contacten (te weten g-dating en
/ofgaybuddy) van die [slachtoffer],
met het oogmerk om
zijn identiteit te verhelen en/ofde identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van witwassen en dat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft daartoe – verkort en zakelijk weergegeven – bepleit dat de geldbedragen die vanaf de bankrekening van [slachtoffer] op de ‘en/of rekening’ van de verdachte en zijn partner werden gestort, zien op (de aflossing van) een lening die [slachtoffer] bij de verdachte en zijn partner had.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de raadsvrouw verwezen naar haar in eerste aanleg aan het openbaar ministerie verzonden brief d.d. 31 januari 2020 met bijgevoegde bankafschriften van de ‘en/of rekening’ van de verdachte en zijn partner, waaruit zou blijken dat er in het verleden in dat kader bedragen zijn overgemaakt naar de bankrekening van [slachtoffer].
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat vanaf de bankrekening van [slachtoffer] een bedrag van in totaal € 34.615,00 (afgerond) is overgeschreven naar de ‘en/of-rekening’ van de verdachte en zijn partner. Voorts is vanaf de bankrekening van [slachtoffer] een bedrag van
€ 4.033,89 afgeschreven ter zake van internetbestellingen. Tot slot is er vanaf de bankrekening van [slachtoffer] een betaling van
€ 498,54 gedaan met betrekking tot een parkeerplaats ten behoeve van de verdachte. Anders dan de rechtbank en het proces-verbaal voordeelberekening komt het hof tot een totaalbedrag van €39.147,43 aan betalingen ten behoeve van de verdachte en/of zijn partner.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat voornoemde geldbedragen afkomstig zijn van een misdrijf zoals door de verdachte gepleegd, namelijk de onder 1 bewezenverklaarde belaging. Het hof is voorts met de rechtbank van oordeel dat het bestaan van een lening van de verdachte en zijn partner aan [slachtoffer] van
€ 67.000,00 niet aannemelijk is geworden. Het hof stelt hierbij voorop dat uit de financiële analyse van de verdachte en zijn partner is gebleken dat de verdachte en zijn partner in de periode 2014 tot en met 2017 beperkte financiële ruimte hadden. Uit het bij de belastingdienst bekende inkomen van verdachte en zijn partner kan de gestelde lening dan ook niet zijn verstrekt uit gelden, welke in die periode zijn verkregen. Een dergelijk bedrag wordt evenmin (volledig) verklaard door eerder door de verdachte ontvangen bedragen, te weten een in 2007 ontvangen erfenis van € 15.000 en een in 2011 ontvangen bedrag van € 29.997,88 aan salaris van zijn voormalig werkgever.
Het bij [slachtoffer] aangetroffen schrift met daarin de vermelding van diverse data en bedragen, volgens [slachtoffer] onder druk van de verdachte genoteerd, maakt dat niet anders, nu uit dat overzicht blijkt dat de gestelde schuld van [slachtoffer] aan de verdachte vanaf medio 2017 tot begin 2019 fors zou zijn toegenomen, terwijl de verdachte geen plausibele verklaring heeft kunnen geven omtrent de herkomst van deze gestelde gelden in die periode. De verdachte heeft immers volstaan met de enkele opmerking dat hij in die tijd over grote hoeveelheden cash geld beschikte en deze thuis bewaarde. Deze verklaring vindt echter geen steun in het dossier.
Het hof is – alles afwegende - van oordeel dat de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand volslagen onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven, waardoor van het openbaar ministerie zou kunnen worden verlangd om (nader) onderzoek te doen naar die verklaring.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van het hem tenlastegelegde geldbedrag van (na hercalculatie) € 39.147,43.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

belaging.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van witwassen.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van die ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan belaging van zijn voormalige beste vriend. Uit de door het slachtoffer afgelegde verklaringen blijkt dat het leven van het slachtoffer volledig werd bepaald door de verdachte als gevolg waarvan het slachtoffer – dat onvoldoende weerbaar was – niet meer in staat was zich aan de situatie te onttrekken. Zo moest het slachtoffer van de verdachte meermalen nachtenlang lopen op te kleine schoenen, ondanks de pijn aan met name zijn voeten, werd het slachtoffer daarin gecontroleerd door het door middel van foto’s verslag moeten doen en moest hij meermalen strafregels schrijven. De verdachte heeft door zijn handelen – dat sadistische trekken vertoont – het slachtoffer langdurig vernederd en op zeer indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. Als gevolg hiervan is het slachtoffer – zowel lichamelijk als geestelijk - volkomen uitgeput geraakt. Het is op zijn minst opmerkelijk te noemen dat de verdachte zich op het standpunt blijft stellen dat slechts sprake was van plagerijtjes dan wel geintjes tussen twee beste vrienden. Deze gestelde wederkerigheid is het hof op geen enkele wijze gebleken. De verdachte lijkt voorts enkel oog te hebben voor de nadelige gevolgen voor zichzelf ten gevolge van deze strafzaak.
De verdachte heeft tot op heden dan ook geen inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen, en om die reden geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan identiteitsfraude door twee nepprofielen van het slachtoffer op homodatingwebsites aan te maken. Door zo te handelen heeft de verdachte herhaaldelijk een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen van een aanzienlijk geldbedrag waarover hij ten gevolge van de belaging van het slachtoffer kon beschikken. De verdachte heeft zich kennelijk slechts laten leiden door eigen financieel gewin en geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen voor het slachtoffer.
Uit een e-mail van de advocaat-generaal van 21 maart 2022 betreffende een verslag van een telefonisch gesprek met het slachtoffer volgt, dat dat het slachtoffer het erg moeilijk had en nog steeds heeft met deze zaak. Een verschijning ter terechtzitting waarbij het slachtoffer de verdachte weer zou zien, zou volgens het slachtoffer voor hem te confronterend zijn. Het slachtoffer wil graag dat het contactverbod met verdachte voortduurt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
7 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een psychologisch Pro Justitia Rapport, opgesteld en ondertekend door dr. drs. L.E.E. Ligthart, klinisch psycholoog en klinisch neuropsycholoog, d.d. 10 december 2019. Uit het rapport volgt dat geen ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens is vastgesteld. Op basis van de informatie gedurende het onderhavige onderzoek verzameld en de problemen met de symptoomvaliditeit en de sterk ontkennende houding van betrokkene kon onvoldoende zicht verkregen worden in verdachtes gedachten en emoties ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Een delictscenario kon niet worden geschetst en duidelijk psychische pathologie werd niet gevonden. De onderzoeker heeft geadviseerd het tenlastegelegde aan de verdachte toe te rekenen en heeft geadviseerd om – in het kader van een deels voorwaardelijke straf – uit zorgoogpunt een verplicht reclasseringstoezicht op te leggen ter ondersteuning en behandeling. Dit met als doel het verkrijgen van werk dan wel een zinvolle vrijetijdsbesteding en het monitoren van de ontwikkelingen binnen het sociale netwerk van de verdachte.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een rapportage van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering), d.d. 29 juli 2020. Dit rapport houdt onder meer in dat er geen zicht is op (persoonlijkheids)problematiek en daarmee evenmin op de eventuele invloed hiervan op het delictgedrag en het recidiverisico. Volgens de reclassering lijkt er een laag risico op een herhaling van gedrag zoals het tenlastegelegde te bestaan, maar de reclassering stelt dat de kans op herhaling evengoed niet kan worden uitgesloten. Blijkens het “Afloopbericht toezicht” van de reclassering van 25 mei 2021 heeft de verdachte in het kader van schorsende voorwaarden tot 4 maart 2021 onder toezicht van de reclassering gestaan. Hierbij heeft hij zich aan de bijzondere voorwaarden gehouden.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en onder na te melden bijzondere voorwaarden, waarbij het hof de hoogte van het onvoorwaardelijke deel op hetzelfde aantal dagen stelt als dat de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht - alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 44.147,78.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 39.147,43 aan materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde. Nu de verdachte het onder 2 bewezenverklaarde samen met een ander heeft gepleegd,
zal de vordering van de benadeelde partij derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu het hof reeds hiervoor heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van in totaal € 39.147,43 en niet een bedrag van € 39.147,78, zal de vordering voor het overige worden afgewezen.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich op grond van artikel 6:106 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof overweegt hierbij dat de onder feit 1 bewezen verklaarde gedragingen van de verdachte zodanig grievend en ingrijpend zijn geweest voor het slachtoffer, dat op basis hiervan vastgesteld kan worden dat de verdachte het oogmerk had hiermee nadeel – niet bestaande uit vermogensschade – aan de verdachte tot te brengen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 44.147,43, bestaande uit geleden materiële en immateriële schade, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]. Het hof zal de verplichting tot het betalen aan de Staat voor het deel betreffende de materiële schade ad € 39.147,78 hoofdelijk met diens mededader opleggen.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 231b, 285b en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
124 (honderdvierentwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
120 (honderdtwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

1. dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam of op andere wijze door de reclassering te bepalen, zo lang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht. Als de reclassering dat noodzakelijk acht, werkt de veroordeelde binnen het reclasseringstoezicht ook mee aan de toeleiding naar passende verdere interventies gericht op gedragsverandering en/of risicobeperking. Ook kan er binnen het reclasseringstoezicht zicht worden gehouden, zoals aangewezen geacht door het NIFP, op de ontwikkelingen binnen de sociale contacten c.q. bewegingen van de veroordeelde;
2. dat de veroordeelde op geen enkele wijze contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht.
De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een passende vorm van dagbesteding.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden sub 1 en 3 en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 44.147,43 (vierenveertigduizend honderdzevenenveertig euro en drieënveertig cent) bestaande uit € 39.147,43 (negenendertigduizend honderdzevenenveertig euro en drieënveertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
De verdachte is met de mededader hoofdelijk aansprakelijk voor het materiële deel van de schade ad € 39.147,43.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 44.147,43 (vierenveertigduizend honderdzevenenveertig euro en drieënveertig cent) bestaande uit € 39.147,43 (negenendertigduizend honderdzevenenveertig euro en drieënveertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Legt voor het deel van de voornoemde verplichting - te weten om aan de Staat het bedrag van € 39.147,43 aan materiële schade te betalen – deze verplichting hoofdelijk met diens mededader op.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
255 (tweehonderdvijfenvijftig) dagen.
Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een (deel) van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere (voor dat deel) vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 16 mei 2019.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A. Pit,
mr. H.M.D. de Jong en mr. M.C. Bruining, in bijzijn van de griffier mr. R. van Eekeres.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 april 2022.