ECLI:NL:GHDHA:2022:618

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
2200018821
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van ontuchtige handelingen met een 15-jarig meisje, waarbij het primair tenlastegelegde bestond uit verkrachting. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde verkrachting, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. Wel heeft het hof geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde, namelijk ontuchtige handelingen met het minderjarige slachtoffer. De verdachte heeft deze handelingen gepleegd op 2 augustus 2019 in Cambrils, Spanje, terwijl hij onder invloed van alcohol was en het slachtoffer onder zijn hoede had. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar moeder, heeft recht op schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade, die het hof heeft vastgesteld op in totaal € 2.702,58, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft ook een contactverbod opgelegd aan de verdachte ten aanzien van het slachtoffer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000188-21
Parketnummer: 10-741016-20
Datum uitspraak: 12 april 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 januari 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Spanje) op [geboortedatum]
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Voorts is beslist op de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 02 augustus 2019 te Cambrils, in elk geval in Spanje, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen, althans op de clitoris, van die [slachtoffer], en/of
- betasten van en/of knijpen in de (ontblote) billen en/of borsten van die [slachtoffer],
waarbij het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- naast die [slachtoffer] op bed gaan liggen, en/of
- ( onverhoeds) zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer] doen en/of (vervolgens) betasten van en/of knijpen in de (ontblote) billen van die [slachtoffer], en/of
- ( onverhoeds) uittrekken van de onderbroek van die [slachtoffer] en/of (vervolgens), terwijl die [slachtoffer] op haar linkerzij lag zijn, verdachtes, arm onder de rechterarm van die [slachtoffer] door steken en/of (vervolgens) brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen, althans op de clitoris, van die [slachtoffer] en/of (daarbij) betasten van en/of knijpen in de (ontblote) borsten van die [slachtoffer], en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer] weer terugdraaien op haar rug, en/of
- verrichten van voornoemde seksuele handelingen ondanks dat die [slachtoffer] huilde en/of tegen verdachte zei dat het pijn deed en/of zich van verdachte wegdraaide en/of hem wegduwde;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 augustus 2019 te Cambrils, in elk geval in Spanje, met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [slachtoffer] (geboren op [datum]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen, althans op de clitoris, van die [slachtoffer], en/of
- betasten van en/of knijpen in de (ontblote) billen en/of borsten van die [slachtoffer].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak primair tenlastegelegde
Het dossier bevat naast het informele gesprek en de aangifte van het slachtoffer bij de politie, steunbewijs in de vorm van verklaringen van getuigen, te weten haar moeder en twee vriendinnen, waarin dezen verklaren over wat het slachtoffer hen heeft verteld over hetgeen tussen haar en de verdachte is gebeurd. Een van deze vriendinnen heeft ook verklaard over hetgeen zij zelf heeft waargenomen. Het hof acht het steunbewijs van deze verklaringen, gezien de inhoud en op onderdelen onderling wisselende inhoud daarvan, onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de feitelijkheden die primair aan de verdachte zijn tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht. Het dossier bevat ook overigens onvoldoende aanvullend bewijs, ook indien alles in onderling verband wordt bezien.
Het hof zal de verdachte derhalve van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks02 augustus 2019 te Cambrils,
in elk geval in Spanje,met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen,
althansop de clitoris, van die [slachtoffer]
, en/of
- betasten van en/of knijpen in de (ontblote) billen en/of borsten van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, onder invloed van alcohol en na een nacht uitgaan, thuis in haar slaapkamer, zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met een 15-jarig meisje. Deze handelingen hebben mede bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Het slachtoffer was met de familie van de verdachte op vakantie in Spanje. De verdachte was jaren ouder en hem was gevraagd die avond en nacht juist op het meisje te letten en haar zonodig te beschermen.
Het is algemeen bekend dat, eens te meer jonge, slachtoffers van zedenmisdrijven nog lange tijd ernstige psychische gevolgen kunnen ondervinden van wat hen is overkomen. Het kan hen in hun ongestoorde ontwikkeling bedreigen.
Hoe ingrijpend de gevolgen voor het slachtoffer en haar familie zijn geweest, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaringen die op de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep (door de moeder van het slachtoffer) zijn voorgelezen. Het slachtoffer voelde zich altijd thuis en veilig bij de familie van de verdachte door wie ze als een tweede dochter werd beschouwd. De verdachte heeft zich vergrepen aan een aan hem toevertrouwd jong meisje, dat ver van huis was en ten tijde van het incident weerloos, ook door moeheid en drankgebruik. Hij heeft daardoor haar vertrouwen ernstig beschaamd. Dat het incident heel kort heeft geduurd maakt dit niet anders. De verdachte heeft niet stilgestaan bij de consequenties voor het slachtoffer en heeft slechts gehandeld ter bevrediging van zijn eigen behoefte.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
15 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte, afgezien van één eerdere overtreding, nimmer met politie of justitie in aanraking is geweest.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, en voorts meegewogen dat de verdachte van meet af aan er blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.
Gelet op de omstandigheid dat in hoger beroep sprake is van een andere bewezenverklaring dan waar de rechtbank van is uitgegaan, komt het hof tot een lagere straf dan in eerste instantie is opgelegd en door de advocaat-generaal is geëist.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [vertegenwoordigster] zich in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige [slachtoffer] als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 7.235,17, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 7.235,17, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet anders betwist dan met een beroep op de bepleite vrijspraak.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 202,58 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.702,58 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.702,58 (tweeduizend zevenhonderdtwee euro en achtenvijftig cent) bestaande uit € 202,58 (tweehonderdtwee euro en achtenvijftig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.702,58 (tweeduizend zevenhonderdtwee euro en achtenvijftig cent) bestaande uit € 202,58 (tweehonderdtwee euro en achtenvijftig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
37 (zevenendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 2 augustus 2019.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge, mr. A.J.M. Kaptein en mr. C.G.M. van Rijnberk, in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 april 2022.