Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 20 april 2020, waarmee Torque in hoger beroep is gekomen van de vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 21 oktober 2015 (hierna: het eerste tussenvonnis), 19 december 2018 (hierna: het tweede tussenvonnis) en 22 januari 2020 (hierna: het eindvonnis);
- de memorie van grieven van Torque, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van [de scheepswerf] .
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
grief 1klaagt Torque dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat Torque haar standpunt zou hebben laten vallen dat [de scheepswerf] het fundament van het steunlager onjuist heeft aangepast. Volgens Torque staat tussen partijen vast dat [de scheepswerf] het steunlager twee keer heeft verplaatst: in juli 2012 en in december 2012. [de scheepswerf] zou het steunlager volgens Toque beide keren scheef hebben geplaatst. Dit is een zwaarwegende reparatiefout.
grief 2betoogt Torque dat de scheefstand van het steunlager geen geringe tekortkoming was. Anders dan de rechtbank heeft aangenomen zijn de lagers binnen het druklager niet bedoeld om scheefstand van het lager zelf te compenseren. Ter onderbouwing van deze stelling heeft Torque een rapport van (partijdeskundige) dr. D. Postel (hierna: Postel) van 23 oktober 2020 in het geding gebracht. Ook heeft Torque aangeboden om Postel te doen horen als deskundige. Volgens Torque heeft deze scheefstand overmatige slijtage van en schade aan diverse lagers veroorzaakt. Deze schade is zichtbaar op de foto’s bij het rapport van Postel die zijn gemaakt na een bezichtiging op 22 december 2012. Bij die bezichtiging zijn ook metaalsporen in de olie van het steunlager aangetroffen.
grief 3bestrijdt Torque het oordeel van de rechtbank dat [de scheepswerf] niet tekort is geschoten bij het vullen van de schroefaskoker met vet. Torque wijst erop dat de schroefaskoker gevuld moet worden met ongeveer tachtig kilogram vet. Tien dagen na de derde reparatie werd echter al oververhitting van en lekkage via de schroefaskoker geconstateerd, waarna bij controle slechts een zeer geringe hoeveelheid bruin vet in de schroefaskoker werd aangetroffen. Tachtig kilogram vet kan volgens Torque niet in zo’n korte tijd verdwijnen. Het verdwijnen van het vet kan bovendien niet zijn veroorzaakt door de pompende werking van de tijdelijke tussenas, zoals [de scheepswerf] stelt. Een pompende werking kan immers niet door scheefstand ontstaan. Verder zit tussen de schroefaskoker en de tijdelijke tussenas het steunlager, dat een eventuele pompende werking kan opvangen. Torque heeft deze stellingen onderbouwd met het hiervoor genoemde rapport van Postel van 23 oktober 2020.
grieven 4 en 5klaagt Torque dat de rechtbank ten onrechte de zienswijze van de deskundige heeft overgenomen, respectievelijk ten onrechte heeft geoordeeld dat Torque die zienswijze onvoldoende heeft betwist. Torque heeft haar bezwaren in het licht van de gemotiveerde conclusies van de deskundige in het deskundigenbericht naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd. Voor zover sprake is van een gemotiveerde betwisting als bedoeld in rov. 6.1 heeft het hof hiervoor gemotiveerd waarom die niet leidt tot een andere uitkomst. De grieven falen om die reden.
grief 6klaagt Torque over het feit dat de rechtbank haar aanbod om Postel als deskundige en als getuige te horen heeft gepasseerd. Die grief verwerpt het hof op de grond van hetgeen het hiervoor in rov. 6.10 heeft geoordeeld over het horen van Postel. Grief 6 faalt.