ECLI:NL:GHDHA:2022:594

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
2200150021
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging via Telegram met brandstichting van vlag en vrijheid van meningsuiting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar veroordeeld voor bedreiging met een gevangenisstraf van zes weken, waarvan vier weken voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 april 2021 op een Telegramaccount een foto en video heeft geplaatst waarin een vlag met een beschuldigende tekst over de aangever werd verbrand. De aangever voelde zich door deze berichten bedreigd. Het hof oordeelde dat de uitingen van de verdachte, in combinatie met de context van de bedreiging, voldoende waren om de vrees bij de aangever te rechtvaardigen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor het deel dat betrekking had op de vrijspraak in eerste aanleg. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de bedreiging en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd, waarbij rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001500-21
Parketnummer: 09-765038-21
Datum uitspraak: 11 april 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 12 mei 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, waarbij de algemene voorwaarde dat zij zich gedurende deze proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, dadelijk uitvoerbaar is verklaard. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het inhoudelijk oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
2.
zij, op of omstreeks 28 april 2021, te [woonplaats 1] en/of [woonplaats 2] en/of elders in Nederland een persoon, genaamd [aangever], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, door op een Telegramacccount genaamd "Exposekanaal" als reactie op een eerder op dat kanaal geplaatst bericht van een afbeelding van [aangever] met daarbij de tekst: 'Ik ben morgen jarigggggg. Ik wil graag bakstenen voor mijn verjaardag. iedereen van harte welkom op [adres]. Kom allemaal en breng wat leuks' en/of Jaaäaa ik ben jarig. Het liefst heb ik brandnetels en fluitekruit. Maar schroom niet hoor een Baksteen is ook goed!!!!!" een of meerdere video's/afbeeldingen te plaatsen waarop te zien is dat een (omgekeerde) Nederlandse vlag met de tekst: "[aangever] is MK ultra sado pedo" in brand wordt gestoken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met dien verstande dat de dadelijke uitvoerbaarheid van de algemene voorwaarde achterwege wordt gelaten.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
zij, op
of omstreeks28 april 2021,
te [woonplaats 1] en/of [woonplaats 2] en/of eldersin Nederland een persoon, genaamd [aangever], heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling en/of met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, door op een Telegramaccount genaamd "Exposekanaal" als reactie op een eerder op dat kanaal geplaatst bericht van een afbeelding van [aangever] met daarbij de tekst: 'Ik ben morgen jarigggggg. Ik wil graag bakstenen voor mijn verjaardag. iedereen van harte welkom op [adres]. Kom allemaal en breng wat leuks' en
/ofJaaäaa ik ben jarig. Het liefst heb ik brandnetels en fluitekruit. Maar schroom niet hoor een Baksteen is ook goed!!!!!"
een of meerderevideo's/afbeeldingen te plaatsen waarop te zien is dat een (omgekeerde) Nederlandse vlag met de tekst: "[aangever] is MK ultra sado pedo" in brand wordt gestoken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Gevoerd verweer
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. Hij heeft daartoe ten eerste naar voren gebracht dat uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt dat het verbranden van een vlag “expressive behaviour” vormt, dat beschermd wordt door de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), die de uitings- en demonstratievrijheid beschermen. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de tenlastegelegde uitingen van de verdachte niet gekwalificeerd kunnen worden als bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), nu haar uitingen op zichzelf niet van dien aard zijn geweest dat bij de aangever in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of letsel zou kunnen oplopen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat de artikelen 10 en 11 van het EVRM een ieder het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging geven. Deze twee vrijheden zijn echter geen absolute rechten. Ze kunnen worden beperkt, mits bij wet voorzien en noodzakelijk in een democratische samenleving met het oog op legitieme doelstellingen. Artikel 285 Sr moet worden beschouwd als in het kader van het EVRM toegestane, wettelijke inperking van de vrijheid van meningsuiting die in een democratische samenleving noodzakelijk is.
Het hof is van oordeel dat met de bewezenverklaring van het aan de verdachte tenlastegelegde feit de inbreuk op het recht van de verdachte op haar vrijheid van meningsuiting niet in strijd is met het bepaalde in de artikelen 10 en 11 EVRM. Een veroordeling voor het bewezen verklaarde handelen is naar het oordeel van het hof derhalve niet in strijd met voornoemde verdragsbepaling.
Het hof stelt voorts dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met (onder andere) zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel kon oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 28 april 2021 omstreeks 22:26 uur werd op een Telegramaccount genaamd “Exposekanaal” door een onbekende gebruiker een foto gedeeld van de aangever, inclusief zijn adres, met daarop de tekst – zakelijk weergegeven -: “Ik ben morgen jarig. Ik wil graag bakstenen voor mijn verjaardag. Iedereen van harte welkom op mijn [adres]. Kom allemaal en breng wat leuks.” Bij deze afbeelding werd de volgende tekst gedeeld – zakelijk weergegeven-: “Ja, ik ben jarig. Het liefst heb ik brandnetels en fluitekruid. Maar schroom niet, hoor, een baksteen is ook goed.” De verdachte heeft vervolgens omstreeks 22:29 uur op dit bericht gereageerd door een tweetal afbeeldingen en een viertal video’s te plaatsen, waarop te zien is dat een Nederlandse vlag met daarop onder meer de tekst "[aangever] is MK ultra sado pedo" wordt verbrand.
Aangever heeft verklaard zich door alle berichten (ook die van de verdachte) bedreigd te hebben gevoeld.
Het hof overweegt dat het enkele verbranden van een vlag met een naam en een beschuldigende tekst niet van dien aard is dat dit als een strafwaardige bedreiging in de zin van artikel 285 Sr zou kunnen worden aangemerkt. Echter, het plaatsen van de afbeeldingen, waarop een vlag is te zien, en video’s, waarin te zien is dat die vlag wordt verbrand, op het Telegramaccount door de verdachte stond niet op zichzelf. Verdachte heeft deze afbeeldingen en video’s immers om 22:29 uur op een Telegramaccount geplaatst als reactie op het om 22:26 uur geplaatste bericht met de afbeelding over het meenemen van bakstenen naar het adres van aangever voor diens verjaardag. Naar het oordeel van het hof werd met het eerste bericht dat om 22:26 uur werd geplaatst, gedreigd met zware mishandeling en/of openlijke geweldpleging richting aangever en kon bij de aangever de vrees ontstaan dat hij en mogelijk ook anderen, te weten zijn vrouw en zijn kinderen, zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen en/of dat er stenen door de ruit(en) van zijn woning zouden worden gegooid, welke ook hem of zijn gezinsleden zouden kunnen raken. Door het binnen drie minuten plaatsen van de afbeeldingen/video’s waarin te zien is dat een vlag met daarop een beschuldigende tekst over aangever wordt verbrand, heeft de verdachte naar het oordeel van het hof de eerdere bedreigingen kracht bijgezet. De
combinatievan de berichten (de berichten over de bakstenen én de reactie daarop van de verdachte door genoemde afbeeldingen en video’s te plaatsen), zoals tenlastegelegd, kon naar het oordeel van het hof bij aangever de redelijke vrees opwekken dat jegens hem en/of zijn gezinsleden en/of zijn woning geweldshandelingen zouden worden gepleegd.
Het hof is voorts van oordeel dat naar de uiterlijke verschijningsvorm het hiervoor door het hof vastgestelde handelen van de verdachte ten tijde van het plaatsen van de berichten onder de gegeven omstandigheden niet anders kan worden beoordeeld dan als te zijn verricht met opzet.
Dat maakt dat het hof van oordeel is dat ook het handelen van verdachte strafwaardig is.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Bedreiging met zware mishandeling en/of met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan een ernstige bedreiging. Dat er sprake is van een ernstige bedreiging heeft alles te maken met de omstandigheden waaronder dat feit is gepleegd. Het gaat hier om bedreiging, gericht
tegen een ambtenaar op een verantwoordelijke positie, te weten de directeur van het Centrum van Infectieziektebestrijding van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) die als gevolg van zijn werkzaamheden ten behoeve van de volksgezondheid is uitgegroeid tot een publieke persoonlijkheid, terwijl die bedreiging te maken heeft met de bekendheid die hem daarmee ten deel is gevallen. De bedreiging staat bovendien niet op zichzelf, maar is ingebed in een grotere beweging, waarvan (grotendeels) anonieme personen gebruik maken om gevoelens van onlust ten aanzien van de bedreigde persoon op te wekken.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder en ook niet nadien onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat voor een bedreiging als deze geen enkele andere strafmodaliteit in aanmerking komt dan een gevangenisstraf. Voor de duur van de op te leggen gevangenisstraf, houdt het hof rekening met het gegeven dat de verdachte aansluitend op haar aanhouding meer dan 2 weken in voorarrest heeft doorgebracht, hetgeen naar het oordeel van het hof maakt dat aan de verdachte reeds indringend duidelijk is gemaakt dat haar gedrag niet kan worden getolereerd. Het hof is – anders dan de advocaat-generaal – voorts van oordeel dat het niet langer geboden is dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk wordt opgelegd, nu de verdachte al sinds het beroepen vonnis van 12 mei 2021 in een proeftijd heeft gelopen en niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen en zij ter zitting in hoger beroep bovendien nog eens nadrukkelijk heeft verklaard zich niet meer met dergelijke feiten bezig te willen houden, welke verklaring het hof overtuigend voorkomt.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Benadeelde partij
De politierechter heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zijn vordering in hoger beroep niet gehandhaafd. Die vordering is in hoger beroep derhalve niet aan de orde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het inhoudelijk oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. C.H.M. Royakkers,
mr. J.A.W. van 't Westeinde en mr. O.M. Harms, in bijzijn van de griffier mr. M.V. Lievers-Roza.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 april 2022.