Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop
- de dagvaarding van [eiseres] van 30 november 2020, met bijlagen;
- de conclusie van antwoord van Straight-Line, met bijlagen;
- bijlage 13, door Straight-Line overgelegd voor de hierna genoemde zitting.
3.Feitelijke achtergrond
die daarvan het gevolg mochten zijn, zullen worden beslecht overeenkomst[ig]
het Arbitragereglement van het Nederlands Arbitrage Instituut. (…)
“ondergetekenden”van deze vaststellingsovereenkomst worden omschreven als Straight-Line en
“Mevrouw [eiseres] handelend onder de naam [eiseres] Comm V. (…), hierna ook te noemen ‘mevrouw [eiseres]’”.
Alle geschillen die mochten ontstaan naar aanleiding van de onderhavige overeenkomst dan wel van nadere overeenkomst[en]
die daarvan het gevolg mochten zijn, zullen worden beslecht overeenkomst[ig]
het Arbitragereglement van het Nederlands Arbitrage Instituut. (…) Het Nederlandse recht is van toepassing met betrekking tot de bewijsvoering, de toelaatbaarheid van de bewijsmiddelen, de bewijslastverdeling en de waardering van het bewijs.
4.De vordering van [eiseres]
5.Beoordeling door het hof
- i) De franchiseovereenkomst is nietig omdat deze overeenkomst in strijd is met Belgisch dwingend recht (artikel X.27 e.v. van het Belgische Wetboek van Economisch Recht) en met Europees mededingingsrecht. De nietigheid van de franchiseovereenkomst betekent dat er geen reden was om een vaststellingsovereenkomst te sluiten en deze overeenkomst is dus ook nietig. Omdat beide overeenkomsten nietig zijn, zijn ook de daarin opgenomen arbitrageclausules nietig.
- ii) De arbitrageprocedure is met name gebaseerd op de vaststellingsovereenkomst. Die is gesloten tussen Straight-Line en de (Belgische) commanditaire vennootschap van [eiseres], [eiseres] Com. V. (hierna: de commanditaire vennootschap). Voor de arbitrale procedure tegen [eiseres] was er dus geen arbitrageovereenkomst: [eiseres] heeft niet aanvaard dat geschillen tussen haar en Straight-Line aan arbitrage zijn onderworpen.
“Mevrouw [eiseres] handelend onder de naam [eiseres] Comm V.”en dat [eiseres] onderaan haar handtekening heeft gezet bij de vermelding
“[eiseres] Comm V.
”.
“[eiseres] Comm V.”in de vaststellingsovereenkomst alleen verwees naar een handelsnaam van [eiseres], wat wordt ondersteund door de woorden
“Mevrouw [eiseres] handelend onder de naam”, aldus Straight-Line.
“Jij mag jouw onderneming en de rechten en verplichtingen uit deze Overeenkomst alleen overdragen met mijn voorafgaande schriftelijke toestemming. Aan die toestemming kan ik voorwaarden verbinden.”. In de dagvaarding (zie p. 4) heeft [eiseres] betoogd dat zij de overdracht duidelijk heeft gecommuniceerd, dat zij heeft gevraagd of een formele aanpassing van de franchiseovereenkomst nodig was, maar dat haar werd meegedeeld dat dat niet zo was. Daarbij heeft zij verwezen naar bijlage I.3. Die bijlage bevat echter alleen een e-mail van 13 maart 2019 van [eiseres] aan [medewerkster], een medewerkster van de boekhouding van Straight-Line, met de tekst:
“Bijgevoegd factuur. Opgelet, mijn rekeningnummer en bedrijfsgegevens zijn gewijzigd. Alvast bedankt.”. Op vragen van het hof heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij op de een of andere manier gecommuniceerd zal hebben dat ze een vennootschap had opgericht en dat dat de partij is om mee te werken, en dat zij vermoedt dat ze dit heeft gezegd tegen [medewerkster] die over de financiën ging. Het hof is van oordeel dat de door [eiseres] geschetste gang van zaken onvoldoende is om te kunnen voldoen aan de vereisten van artikel 12.3 van de franchiseovereenkomst. De communicatie met een medewerkster van de boekhouding van Straight-Line over een wijziging van het rekeningnummer en de bedrijfsgegevens is daarvoor onvoldoende. Als [eiseres] de rechten en verplichtingen uit de franchiseovereenkomst had willen overdragen aan de commanditaire vennootschap, dan had zij dat moeten opnemen met een gevolmachtigde van Straight-Line en overdracht was vervolgens alleen mogelijk als die daarvoor schriftelijke toestemming zou verlenen. Dat is niet gebeurd. Uit de omstandigheden dat na het bericht aan een medewerkster van de boekhouding van Straight-Line facturen op naam van [eiseres] Comm. V. worden geaccepteerd en dat Straight-Line haar facturen voor de betaling van commissies richt aan [eiseres] Comm V., kan niet worden afgeleid dat Straight-Line (schriftelijke) toestemming heeft gegeven voor de overdracht van de rechten en plichten uit de franchiseovereenkomsten door [eiseres] aan een andere juridische entiteit, de commanditaire vennootschap, en ook niet dat [eiseres] dat zo mocht begrijpen.
“Mevrouw [eiseres] handelend onder de naam [eiseres] Comm V. (…), hierna ook te noemen ‘mevrouw [eiseres]’”, dat bij de ondertekening is vermeld
“[eiseres] Comm V.” en dat een bestuurder van Straight-Line deze overeenkomst heeft ondertekend, kan evenmin worden afgeleid - ook niet in samenhang met de onder 5.20 vermelde omstandigheden - dat ([eiseres] redelijkerwijs mocht aannemen dat) Straight-Line heeft ingestemd met een eerdere overdracht van de franchiseovereenkomst aan de commanditaire vennootschap en/of dat de vaststellingsovereenkomst is gesloten met deze vennootschap. Straight-Line heeft toegelicht dat zij veronderstelde dat het alleen maar ging om een handelsnaam van [eiseres], temeer omdat de toevoeging Comm. V. in Nederland geen gebruikelijke term is om een commanditaire vennootschap aan te duiden, en dat zij zich er niet van bewust was dat [eiseres] een commanditaire vennootschap had opgericht. Hiertegenover heeft [eiseres] onvoldoende gesteld waaruit kan volgen dat Straight-Line wist of had moeten weten dat zij een overeenkomst met de commanditaire vennootschap en niet met [eiseres] aanging.
maximalecoaching vergoeding op en dat is geen ‘hard core’ restrictie of ‘doelbeperking’. Een maximale coaching vergoeding kan onder omstandigheden tot gevolg hebben dat de mededinging op de markt merkbaar wordt beperkt maar [eiseres] heeft hiervoor ter onderbouwing geen relevante feiten of omstandigheden aangedragen en ook overigens is een dergelijk merkbaar effect op voorhand niet aannemelijk gelet op de omvang van partijen.
- i) niet heeft gemotiveerd hoe een nietig arbitraal beding toch de basis kan vormen voor bevoegdheid van de arbiter;
- ii) niet heeft gemotiveerd waarom het arbitragebeding ook betrekking heeft op de precontractuele fase en niet strikt moet worden geïnterpreteerd;
- iii) niet heeft gemotiveerd waarom [eiseres] gebonden is aan een vaststellingsovereenkomst die alleen werd getekend door de commanditaire vennootschap;
- iv) niet heeft gemotiveerd waarom een ‘hard core’ restrictie in de franchiseovereenkomst niet de nietigheid van de hele overeenkomst tot gevolg heeft;
- v) niet is ingegaan op het verweer dat de vaststellingsovereenkomst nietig is op grond van artikel 6:229 BW omdat deze overeenkomst voortbouwt op een nietige franchiseovereenkomst.
- i) In 7.4 van het vonnis heeft het scheidsgerecht gemotiveerd dat geen sprake is van een nietige overeenkomst tot arbitrage. Daarom hoeft het niet te motiveren hoe een nietig arbitraal beding tot bevoegdheid van het scheidsgerecht kan leiden. Er is volgens het scheidsgerecht immers geen nietig arbitragebeding.
- ii) In 7.6. van het arbitraal vonnis is gemotiveerd waarom het arbitragebeding ook ziet op de precontractuele fase.
- iii) In 7.11 van het vonnis is gemotiveerd waarom [eiseres] gebonden is aan de vaststellingsovereenkomst.
- iv) In 7.21 heeft het scheidsgerecht gemotiveerd, voor het geval sprake zou zijn van een ongeoorloofde verplichte prijsstelling, dat daarmee niet de hele franchiseovereenkomst nietig is.
- v) In 7.22 van het arbitraal vonnis is gemotiveerd waarom het beroep op artikel 6:229 BW wordt verworpen.