Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 12 april 2022
[appellante] , h.o.d.n. Coached,
Stap voor Stap Jobcoaching B.V.,
Waar deze zaak over gaat
Feiten
“Artikel 5: Relatiebeding
Het is opdrachtnemer verboden om gedurende een periode van 12 maanden na afloop van deze overeenkomst op enigerlei wijze zakelijke contacten aan te gaan of te onderhouden met relaties van de opdrachtgever. […]
Bij elke overtreding van het bepaalde in bovenstaande bedingen verbeurt de opdrachtnemer zonder dat voorafgaande sommatie of ingebrekestelling nodig is, een onmiddellijk opeisbare boete van
[A] , [B] en [C] ) voortgezet.
Procesverloop in eerste aanleg
Procesverloop in hoger beroep
De vorderingen in hoger beroep
primairte verklaren voor recht dat SvS na 2 december 2019, dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen datum geen beroep meer kan doen op het relatiebeding,
subsidiairte verklaren voor recht dat [appellante] het relatiebeding niet heeft geschonden, dus ook geen boetes heeft verbeurd door werkzaamheden te verrichten voor of met de in het bestreden vonnis genoemde personen, en
meer subsidiairde eventueel door [appellante] aan SvS verschuldigde boetes en schadevergoeding wegens overtreding van het relatiebeding te matigen tot nihil dan wel een ander in goede justitie te bepalen bedrag. Tot slot vordert [appellante] dat SvS wordt veroordeeld in de kosten van de procedure bij de kantonrechter en het hof, daaronder de nakosten begrepen, te verhogen met wettelijke rente.
Beoordeling van het hoger beroep
grieven 1A en 1Bbetoogt [appellante] dat de kantonrechter ten onrechte het beroep op verrekening heeft aanvaard. Deze grieven slagen omdat het beroep op verrekening niet opgaat. Dit wordt als volgt toegelicht.
€ 3.375,49 (r.o. 1.9) en de tweede set bedraagt in totaal € 2.022,86 (r.o. 1.11).
(productie 3 inleidende dagvaarding). Bij elkaar opgeteld gaat het om een bedrag van € 9.406,96 inclusief BTW. Van deze set vordert [appellante] geen betaling van de voorschotfactuur met nummer 2019087/12, voor een bedrag van € 6.031,51 inclusief BTW (memorie van grieven sub 97). Dan resteert een bedrag van € 3.375,45
inclusief BTW.
sub 99). SvS heeft geen op deze afspraak gericht bewijsaanbod gedaan. Dit heeft tot gevolg dat de gestelde afspraak niet in de weg staat aan de opeisbaarheid van de vorderingen tot betaling van de factuurbedragen.
(productie 5 inleidende dagvaarding). Bij elkaar opgeteld gaat het om een bedrag van € 2.022,75 inclusief BTW. De facturen betreffen werkzaamheden voor [B] ,
[D] en [E] , alsmede een voorschot.
onder c BW).
ABC-groep heeft gewerkt en dat de daarmee gemoeide inkomsten in mindering strekken op de schadevergoeding. Het hof verwerpt dit standpunt, omdat onvoldoende is onderbouwd om welke werkzaamheden het gaat en waarom de vergoeding daarvoor in mindering zou moeten strekken op de schadevergoeding.
grief 2Abetoogt [appellante] dat het relatiebeding en het boetebeding zijn vervallen omdat zij de overeenkomst van opdracht gedeeltelijk heeft ontbonden vanwege de in r.o. 2.1 eerder genoemde toerekenbare tekortkoming van SvS. Deze grief faalt. Deze bedingen zijn bedoeld om te gelden na het einde van de overeenkomst van opdracht. De tekst van deze bedingen is in dit opzicht duidelijk, terwijl gesteld noch gebleken is dat deze bedingen anders moeten worden uitgelegd. Daargelaten of ontbinding nog mogelijk was na de opzegging met onmiddellijke ingang van SvS op 2 december 2019, heeft een ontbinding geen terugwerkende kracht, dus laat deze de bedingen in stand. Waarom desondanks de ontbinding van de overeenkomst door [appellante] de geldigheid van deze bedingen zou aantasten, is onvoldoende onderbouwd.
grieven 2B tot en met 2Gbetoogt [appellante] dat art. 7:653 BW al dan niet via reflexwerking van toepassing is en moet leiden tot – kort samengevat – het buiten toepassing laten van het relatiebeding. Deze grieven falen. Art. 7:653 BW is uitsluitend van toepassing op arbeidsovereenkomsten, dus niet ook op overeenkomsten van opdracht. Dat
“de kwetsbare positie van [appellante] ”veel overeenkomsten vertoont met die van een werknemer is – wat daar ook van zij – geen grond het regime van
art. 7:653 BW in dit geval analoog toe te passen. Dat in lid 3 van het relatiebeding in de overeenkomst expliciet wordt verwezen naar een zwaarwegend bedrijfsbelang in de zin van art. 7:653 lid 2 BW leidt niet tot een ander oordeel.
grief 3Abetoogt [appellante] dat een redelijke uitleg en toepassing van het relatiebeding
“gelet op alle door [ [appellante] ] aangevoerde feiten en omstandigheden”met zich brengt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat SvS zich op het relatiebeding beroept, althans ten aanzien van de betreffende drie kandidaten. Deze grief faalt omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Naar het oordeel van het hof is de hiervoor als toerekenbare tekortkoming van SvS aangemerkte beëindiging met onmiddellijke ingang van de overeenkomst van onvoldoende betekenis en gewicht om het relatiebeding buiten toepassing te laten. Op dit punt is van belang dat de rechter bij de toepassing van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid terughoudendheid past. Verder heeft SvS naar de aard van haar bedrijf en het doel van het relatiebeding – het beschermen tegen concurrentie op haar relaties – een zwaarwegend belang bij het beding.
grief 3Abetoogt [appellante] dat SvS zich op het relatiebeding beroept met geen ander doel dan [appellante] te schaden, zodat sprake is van misbruik van recht (art. 3:13 BW). Deze grief faalt omdat onvoldoende is onderbouwd dat dit het enige doel van SvS was. Op dit punt is van belang, zoals hiervoor in r.o. 26 al is geoordeeld, dat SvS een zwaarwegend belang heeft bij het relatiebeding.
grieven 4A en 4B(abusievelijk aangeduid als grieven 3A en 3B) betoogt [appellante] dat zij toestemming had van SvS, althans dat zij in de gerechtvaardigde veronderstelling verkeerde dat het haar was toegestaan, om de coaching van
[A] , [B] en [C] na het einde van de overeenkomst van opdracht voort te zetten. Daartoe beroept [appellante] zich op schriftelijke verklaringen. Deze voorstelling van zaken is gemotiveerd door SvS betwist. Aangezien [appellante] concreet heeft aangeboden haar voorstelling van zaken te bewijzen (memorie van grieven sub 237 en 239) zal zij daartoe in de gelegenheid worden gesteld.
Beslissing
- laat [appellante] toe te bewijzen dat zij van SvS toestemming had de coaching van
- bepaalt dat, indien [appellante] getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris
- bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van alle partijen en de te horen getuigen in de maanden april 2022 tot en met september 2022, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
- verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
- houdt iedere verdere beslissing aan.