[medeverdachte1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
[thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden, Holstmeerweg 7, 8936 AS Leeuwarden.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de [medeverdachte1] naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de [medeverdachte1] van het bij dagvaarding I met parketnummer 09-857131-18, impliciet cumulatief, onder 4, 1e gedachtestreepje (een semi automatisch pistool, merk Glock, model 17, kaliber 9x19mm) en bij dagvaarding II met parketnummer 09-837394-18 onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het bij dagvaarding I met parketnummer 09-857131-18 onder 1, 2, 3 en 4 (deels) tenlastegelegde, het bij dagvaarding II met parketnummer 09-837394-18 onder 1 tenlastegelegde en het bij dagvaarding III met parketnummer 09-765006-19 tenlastegelegde veroordeeld, tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest.
Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven. Tenslotte is beslist omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen.
Namens de [medeverdachte1] is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de [medeverdachte1] in het hoger beroep
De [medeverdachte1] is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen hem als bovenomschreven bij dagvaarding I is tenlastegelegd met betrekking tot een semi automatisch pistool, merk Glock en van hetgeen hem bij dagvaarding II onder 2 is tenlastegelegd.
Het hoger beroep is namens de [medeverdachte1] onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de [medeverdachte1] tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de [medeverdachte1] mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Het hof heeft – omwille van de leesbaarheid van het arrest - de tenlastegelegde feiten van een doorlopende nummering voorzien. Het zal die nummering in dit arrest verder aanhouden.
Aan de [medeverdachte1] is – voor zover thans in hoger beroep nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-857131-18 (dagvaarding I):
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2018 te Delft, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door meermalen, althans eenmaal,
- een pin uit een handgranaat te trekken, althans het ontstekingsmechanisme van een handgranaat te activeren, en/of
- ( vervolgens) die handgranaat op/tegen de gevel van een pand gelegen in/aan de [adres1] en/of de [adres2] te gooien en/of te leggen, terwijl daarvan (telkens)
- gemeen gevaar voor dat pand en/of in dat pand aanwezige goederen en/of een of meer omliggende panden en/of de inboedel/inrichting van een of meer omliggende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) perso(o)n(en) die zich bevonden in dat pand en/of in omliggende pand(en) en/of op straat, althans in de directe nabijheid van die ontploffing, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
hij op of omstreeks 17 mei 2018 te Delft, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee, althans een of meer wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van een ontploffing, namelijk (een) handgrana(a)t(en), voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 12 juni 2018 te Noordwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van een ontploffing, namelijk een handgranaat, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 12 juni 2018 te Noordwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, drie, althans een of meer, wapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 en sub 3 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een semi automatisch pistool (merk Zastava, model M57, kaliber 7,62 mm) en/of
- een gewijzigd (ingekort) vuurwapen (merk onbekend, model onbekend, kaliber 16) voorhanden heeft gehad;
Zaak met parketnummer 09-837394-18 (dagvaarding II) (gevoegd):
5.
hij op of omstreeks 12 juni 2018 te Rijswijk, (in een woning gelegen [adres], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van een ontploffing, namelijk een handgranaat, voorhanden heeft gehad;
Zaak met parketnummer 09-765006-19 (dagvaarding III) (gevoegd):
6.
hij op of omstreeks 20 maart 2018 te Den Haag, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een revolver (merk Zastava, model 357 Magnum) en/of munitie van categorie III, te weten vijf kogelpatronen (merk Sellier & Bellot, kaliber .38 Special) en een kogelpatroon (merk Lapua, kaliber .38 Special), voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de [medeverdachte1] terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de [medeverdachte1] het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks17 mei 2018 te Delft, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, meermalen
, althans eenmaal, (telkens)opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door meermalen,
althans eenmaal,
- een pin uit een handgranaat te trekken
, althans het ontstekingsmechanisme van een handgranaat te activeren,en
/of
-
(vervolgens
)die handgranaat
op/tegen de gevel van een pand gelegen
in/aan de [adres1] en
/ofde [adres2] te gooien
en/of te leggen, terwijl daarvan
(telkens
)
- gemeen gevaar voor dat pand en
/ofin dat pand aanwezige goederen en/of
een of meeromliggende panden en/of de inboedel/inrichting van
een of meeromliggende panden
, in elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
(een)perso
(o)n
(en
)die zich bevonden
in dat pand en/ofin omliggende pand
(en
)en
/ofop straat,
althans in de directe nabijheid van die ontploffing, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
hij op
of omstreeks17 mei 2018 te Delft, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, twee,
althans een of meerwapen
(s
)als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten
(een)voorwerp
(en
)bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van een ontploffing, namelijk
(een)handgrana
(a)t
(en
), voorhanden heeft gehad;
hij op
of omstreeks12 juni 2018 te Noordwijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van een ontploffing, namelijk een handgranaat, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op
of omstreeks12 juni 2018 te Noordwijk, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
drie, althanseen
of meer,wapen
(s)in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1
en sub 3van de Wet wapens en munitie, te weten
- een semi automatisch pistool (merk Zastava, model M57, kaliber 7,62 mm) en
/of
hij op
of omstreeks12 juni 2018 te Noordwijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, drie, althanseen
of meer,wapen
(s)in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie
II sub 3en sub 3van de Wet wapens en munitie, te weten
- een gewijzigd (ingekort) vuurwapen (merk onbekend, model onbekend, kaliber 16) voorhanden heeft gehad;
5.
hij op
of omstreeks12 juni 2018 te Rijswijk,
(in een woning gelegen [adres],
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten
(een
)voorwerp
(en)bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van een ontploffing, namelijk een handgranaat, voorhanden heeft gehad;
6.
hij op
of omstreeks20 maart 2018 te Den Haag
, in elk geval in Nederland,een
of meerwapen
svan categorie III, te weten een revolver (merk Zastava, model 357 Magnum) en
/ofmunitie van categorie III, te weten vijf kogelpatronen (merk Sellier & Bellot, kaliber .38 Special) en een kogelpatroon (merk Lapua, kaliber .38 Special), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De [medeverdachte1] moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de [medeverdachte1] daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de [medeverdachte1] het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep -op gronden als vermeld in de pleitnotities- op het standpunt gesteld dat de [medeverdachte1] dient te worden vrijgesproken van het bij dagvaarding I onder 1 en 2 tenlastegelegde, nu het bewijs niet overtuigend genoeg is voor een bewezenverklaring.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof is op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep van oordeel dat de volgende feiten en omstandigheden zijn komen vast te staan.
Op 17 mei 2018 omstreeks 05.15 uur werden verbalisanten gestuurd naar de [adres1] te Delft waar een ontploffing had plaatsgevonden. Ter plaatse zagen zij zwarte schroeiplekken in het wegdek, ter hoogte van [coffeeshop1]. Daarnaast zagen zij dat in de ruit van [coffeeshop1] diverse gaten zaten en dat in ruiten en gevels van omliggende panden diverse inslagpunten zaten. Vlak daarna kwam de melding dat in de [adres2] te
Delft, ter hoogte van [coffeeshop2], ook een knal was gehoord. Ter plaatse zagen verbalisanten dat de [adres2] bezaaid lag met glas en plastic. Daarnaast zagen zij zwarte stukjes rubber op het wegdek liggen.
Als gevolg van de ontploffing bij [coffeeshop1] is een [voetganger] in zijn gezicht geraakt en heeft hij daarbij letsel opgelopen. Daarnaast hebben diverse panden, bedrijven en omliggende woningen in zowel de [adres1] als de Adres2 forse schade (onder meer kapotte ruiten en beschadigde
gevels) opgelopen.
[adres1]
Op de camerabeelden van 17 mei 2018 van [horecagelegenheid], gevestigd op de hoek van de [adres1] en de [adres3] in Delft, is te zien dat rond 05.10 uur een scooter met daarop twee personen vrijwel recht onder de camera van voornoemde horecagelegenheid stopt.
De bijrijder stapt af en pakt een tas die bij de bestuurder tussen zijn voeten ligt. De bijrijder legt de tas op de grond, stopt zijn hand in de tas en pakt er ten
minste twee voorwerpen uit; één voorwerp stopt hij in zijn jaszak, het andere voorwerp houdt hij in zijn hand. Ook is te zien dat het gezicht van de bijrijder is bedekt. De bijrijder loopt vervolgens de [adres1] in, terwijl de bestuurder zijn jas omhoog trekt, zodat ook
zijn gezicht bedekt is. De bestuurder blijft staan op de [adres3]. Op beelden gemaakt met een camera in de [adres1] zelf is te zien dat de bijrijder naar de gevel van [coffeeshop1] loopt. Hij steekt het zwarte langwerpige voorwerp onder zijn oksel en haalt een voorwerp uit zijn zak. Hij bukt en verricht handelingen bij de brievenbus.
Vervolgens legt hij een voorwerp op de beugel die uit de gevel steekt en rent weg. Kort hierna is een grote flits te zien.
Ongeveer dertig seconden nadat de bijrijder de [adres1] in is gelopen, komen twee personen met hun rolkoffers vanaf de Wijnhaven ook de [adres1] in gelopen, op de voet gevolgd door een fietser.
Ongeveer vijf seconden nadat de voetgangers en de fietser de [adres1] in zijn gegaan, wordt het camerabeeld opgelicht door een lichtflits. Enkele seconden later is te zien dat de bijrijder weer terug komt rennen vanuit de [adres1] en achterop de scooter springt. De scooter rijdt weg over de [adres3].
De politie relateert dat verder op de camerabeelden (gericht op de voordeur) van [coffeeshop1] te zien is dat de persoon die een handgranaat naar de coffeeshop gooit, een masker draagt dat sterk lijkt op de kaak van een skelet.
[Adres2]
Op de camerabeelden van [coffeeshop2] van
17 mei 2018 is om 05.13 uur te zien dat de scooter
met de twee personen vanaf de [adres3] de [adres2] komt inrijden. De scooter stopt in de [adres2], waarna de bijrijder afstapt en richting [coffeeshop2] loopt.
De bijrijder gooit een voorwerp tegen de gevel van
[coffeeshop2] en rent weer terug naar de scooter. Kort daarop zijn een flits en rook te zien. De scooter rijdt de hoek om in de richting van het Achterom. Op de hoek van de [adres2] met het Achterom is te zien dat de bestuurder van de scooter wacht op de aanrennende bijrijder, om vervolgens weg te rijden verder het Achterom op.
Vervolgens is te zien dat de scooter uit de richting van de [adres2] komt aanrijden en de Rozemarijnstraat oversteekt.
Tijdens het onderzoek op 17 mei 2018 in de [adres1] in Delft is bij de voordeur van [coffeeshop1] een beugel van een handgranaat met opschrift “8124” aangetroffen.
Op de [adres3], ter hoogte van de [adres1], lag een pin van een handgranaat.
Tijdens het onderzoek in de [adres2] in Delft is ook een beugel van een handgranaat met opschrift “8817” aangetroffen. De aangetroffen restanten zijn inbeslag-genomen en onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat op de in de [adres1] aangetroffen beugel (SIN-nummer: AALB9306NL#01) DNA-materiaal van de [medeverdachte1] is aangetroffen en daarnaast het DNA-materiaal van minimaal één ander persoon (mengspoor). Daarnaast is gebleken dat zich op de aangetroffen pin van een handgranaat in de [adres1] (SIN-nummer AALB9305NL#01) DNA-materiaal van de [medeverdachte1] (enkelvoudig profiel) bevond. Bij dit laatste spoor is wel de opmerking geplaatst dat er ook enkele pieken zichtbaar zijn waarvan niet duidelijk is of het DNA-kenmerken van minimaal één andere persoon of technische artefacten zijn.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman vraagtekens geplaatst bij het onderzoek aan de resten van de granaat aangetroffen in de [adres2]. De raadsman heeft aangevoerd dat door de onzorgvuldige wijze van veilig stellen van de beugel van deze handgranaat het niet uitgesloten kan worden dat daar sporen van derden op zijn gekomen, of daar juist niet meer op zaten ten tijde van het NFI-onderzoek of dat het spoor van de [medeverdachte1] (later, zo begrijpt het hof) daarop is gekomen.
Het NFI-rapport is dus in zoverre niet belastend, maar kan juist ook passen in het alternatieve scenario van de [medeverdachte1], aldus de raadsman.
Het hof volgt de raadsman niet in dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Blijkens het proces-verbaal van 22 juni 2018 (p. 73 e.v.) van verbalisanten Oostwouder en De Boer hebben zij in de ochtend van 17 mei 2018 in de [adres2] te Delft diverse metalen en mechanische onderdelen van een handgranaat aangetroffen. Zij beschrijven dat zij de beugel van een handgranaat aantroffen en daarbij een bordje met nummer 4 plaatsten. Op de foto 14, gevoegd als bijlage bij dit proces-verbaal, is te zien dat bij een geel bordje met nummer 4 een voorwerp ligt met daarin de inscriptie 8817. Blijkens hetzelfde proces-verbaal hebben de verbalisanten diverse voorwerpen in beslag genomen en voorzien van een zogenaamd Sporen Identificatie Nummer (SIN).
Met de raadsman is het hof van oordeel dat uit dit proces-verbaal strikt genomen niet expliciet blijkt dat deze beugel met inscriptie 8817 is voorzien van een SIN en door de verbalisanten in beslag is genomen.
Evenwel blijkt uit het proces-verbaal van verbalisant Beijk van 22 mei 2018 dat onder andere een beugel van een handgranaat aangetroffen op de [adres2] op 17 mei 2018 naar het NFI is gebracht voor DNA onderzoek. Deze beugel was blijkens het proces-verbaal voorzien van SIN AALK3043NL. Naar het hof begrijpt, is dat de beugel met inscriptie 8817, waarbij van een onzorgvuldige wijze van veiligstellen van deze beugel gelet op de hiervoor beschreven gang van zaken niet is gebleken.
Uit het rapport van het NFI van 18 mei 2018 (p. 134) komt naar voren dat op deze betreffende beugel het DNA van één man is aangetroffen, waarbij het DNA afkomstig kan zijn van [[medeverdachte1]] met een matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard.
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden
is het hof van oordeel dat de resultaten van het NFI meegenomen kunnen worden in de bewijsconstructie. Weliswaar heeft de rechtbank het DNA-spoor op deze beugel buiten beschouwing gelaten, maar daar ziet het hof geen aanleiding toe.
Observatie en aanhouding op 12 juni 2018
Op 12 juni 2018 is er een observatieteam van politie Eenheid Den Haag ingezet om de woon- of verblijfplaats van de [medeverdachte1] te achterhalen. Uit deze observatie bleek dat de [medeverdachte1], een andere man (die later bleek te zijn: de [medeverdachte1] en een vrouw (die later bleek te zijn [een vriendin van [medeverdachte1], de woning aan het [adres] te Rijswijk verlieten en in een Suzuki Alto voorzien van het [kenteken] wegreden. Vastgesteld is dat de [medeverdachte1] de bestuurder was van genoemde auto, dat [vriendin] voorin zat als bijrijder en dat [medeverdachte2] op de achterbank zat. Op enig moment is door het observatieteam waargenomen dat de [medeverdachte1] de woning aan het [adres] te Den Haag is binnengegaan en voornoemde woning korte tijd later met een grijze tas verliet. Vervolgens is gezien dat [vriendin] op een adres in Amsterdam werd afgezet, waarna de [medeverdachte1] en [medeverdachte2]] terugreden via Noordwijk.
Het observatieteam heeft op enig moment gezien dat de Suzuki Alto zonder inzittenden geparkeerd stond op de Rynestein in Noordwijk en dat bij de Suzuki politie in uniform te zien was. In Noordwijk zijn de [medeverdachte1] en [medeverdachte2] in verband met een aldaar geldende noodverordening gecontroleerd. In genoemde auto werden door de verbalisanten diverse goederen gezien die in verband met de noodverordening strafbaar zijn gesteld.
Zo lagen er op de achterbank van de Suzuki kledingstukken in het zicht, waarmee vermommingen mogelijk konden zijn. Ook was te zien dat er tasjes in de auto lagen waarin meerdere voorwerpen aanwezig zouden kunnen zijn voor het verstoren van de openbare orde. Zowel [medeverdachte1] als [medeverdachte2] konden zich niet legitimeren met een geldig identiteitsbewijs. Ook hadden zij geen geldige reden om in het gebied te zijn waar de noodverordening van kracht was. Hierop zijn de [medeverdachte1] en [medeverdachte2] aangehouden op verdenking van het overtreden van de bepalingen als bedoeld in de noodverordening.
De [medeverdachte1] heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij wist dat de op 12 juni 2018 te Noordwijk in de Suzuki Alto aangetroffen twee wapens, waaronder een ingekort vuurwapen (hagelgeweer), en een handgranaat in die auto lagen.
Genoemd hagelgeweer en de handgranaat lagen in een grijze tas in de achterbak van de auto. Op het inbeslaggenomen gewijzigde (ingekorte) vuurwapen (hagelgeweer) is na onderzoek een handpalmafdruk (SIN-nummer AALB2937NL) aangetroffen. Uit onderzoek bleek dat voornoemd dactyloscopisch spoor een hit opleverde op de [medeverdachte1]. Daarnaast is uit DNA-onderzoek gebleken dat op de bemonstering van voornoemd hagelgeweer (SIN-nummer AAIR5331NL#01) DNA-materiaal van de [medeverdachte1] is aangetroffen. Ook op (het lichaam van) de handgranaat (SIN-nummer AAKP5434NL#01) is DNA van de [medeverdachte1] aangetroffen, alsmede DNA van minimaal één onbekende persoon.
Ook het masker (SIN-nummer AAKG1474NL) dat werd aangetroffen in dezelfde grijze tas, is door het NFI onderzocht. Gebleken is dat zich aan de binnenkant van het masker DNA-materiaal van de [medeverdachte1] bevond
(DNA-hoofdprofiel) en DNA-materiaal van minimaal een ander persoon (mengprofiel).
Op de camerabeelden van 17 mei 2018 van [horecagelegenheid] in Delft zijn bij de eerdergenoemde twee personen op de scooter diverse goederen te zien, waaronder een tas en een zwart langwerpig voorwerp.
Op 12 juni 2018 zijn soortgelijke goederen in de auto van de [medeverdachte1] in Noordwijk aangetroffen en in beslag genomen. Verwezen wordt naar de voorgaande bewijsoverweging op dit punt.
Op 5 november 2018 is een schouw uitgevoerd om inzicht te krijgen in hoeverre de aangetroffen grijze sporttas en het donkerkleurige jachtgeweer met de eerder genoemde goederen overeenkomen die te zien zijn op de beveiligingsbeelden van 17 mei 2018 van [horecagelegenheid].
De schouw vond plaats op exact dezelfde locatie als het incident op 17 mei 2018. De volledige scène werd enkele keren 'nagespeeld' door de stand-ins. Daarnaast werden
bepaalde stilstaande beelden (hierna: stills) uit de scène nagebootst. Dit hield in dat aan de hand van de stills uit de beveiligingsbeelden van 17 mei 2018 de stand-ins en de goederen zo werden gepositioneerd dat de nagebootste stills van 5 november 2018 overeenkomstig
waren met de stills van 17 mei 2018 om zo de tas en het donker langwerpige voorwerp met de in de auto aangetroffen tas en het jachtgeweer te kunnen vergelijken.
Hieronder worden de resultaten van de schouw vergeleken.
Het jachtgeweer met verkorte/afgezaagde loop heeft twee opvallende kenmerken: een gewijzigde loop en een gewijzigde kolf.
De grijze sporttas vertoont naast de grootte en de vorm de volgende overeenkomende details (bij infrarode belichting): de oplichtende reflectiestreep (1), de zwarte/donkere vlakken, niet waarneembaar (2), de zwarte hengsels, wel waarneembaar (3), het “Nike”-logo, niet waarneembaar (4) en het lusje aan de zijkant van de tas (5).
Op grond van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden staat naar het oordeel van het hof vast dat de op 12 juni 2018 in de auto aangetroffen grijze sporttas, waarin zich onder andere een vuurwapen, een handgranaat en een masker bevonden, op basis van specifieke overeenkomende details gelijkenissen vertoont met de tas die op de camerabeelden van 17 mei 2018 te zien is.
De [medeverdachte1] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 10 oktober 2019 verklaard dat de op 12 juni 2018 aangetroffen sporttas van hemzelf was.
Ook is vast komen te staan dat de gewijzigde loop
en kolf van het aangetroffen jachtgeweer met een afgekorte loop opvallende overeenkomsten vertonen met het zwarte langwerpige voorwerp dat op de camerabeelden van
17 mei 2018 te zien is. Daarnaast is op het jachtgeweer zowel een handpalmafdruk als DNA-materiaal van de [medeverdachte1] aangetroffen.
Het hof heeft voorts op grond van de beschrijving van de camerabeelden van 17 mei 2018 geconstateerd dat de persoon op die camerabeelden een masker/monddoek draagt met daarop een afbeelding van een skeletkaak, waarbij tanden zichtbaar zijn.
In de grijze sporttas werd, als hiervoor reeds benoemd, een masker met daarop eveneens een afbeelding van een skeletkaak met tanden aangetroffen.
Aan de binnenkant van dit masker is DNA-materiaal van de [medeverdachte1] aangetroffen.
De verdediging heeft aangevoerd dat het aantreffen van het DNA van [[medeverdachte1]] op de (onderdelen van) de op 17 mei 2018 gebruikte handgranaten, alsmede op het jachtgeweer en het masker onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van een daderspoor. De objecten waarop het DNA is aangetroffen, betreffen immers verplaatsbare objecten en daarnaast bevond zich ook DNA van anderen op voornoemde objecten. Daar komt bij dat de [medeverdachte1] een verklaring heeft afgelegd over hoe het kan dat zijn DNA op bedoelde handgranaten, het jachtgeweer en het masker terecht is gekomen. Zo heeft hij verklaard dat hij in opdracht van anderen, van wie hij de namen niet wil noemen, meerdere malen een tas met wapens heeft bewaard en vervoerd, zo ook op 12 juni 2018. Hij kreeg die wapens vaak in een tas geleverd, waarna hij vervolgens de wapens in een andere tas moest stoppen. Als tegenprestatie kreeg hij per keer een vergoeding van een paar honderd euro.
De [medeverdachte1] heeft ter zitting in eerste aanleg over het aantreffen van zijn DNA in het masker verklaard dat hij tijdens seks weleens een masker draagt.
Overigens bevonden zich meerdere spullen van hem in de bedoelde sporttas (zoals een handdoek), wat de aanwezigheid van zijn – kennelijk zo overgedragen - DNA op andere objecten in die tas ook kan verklaren, aldus de [medeverdachte1].
Evenals de rechtbank acht het hof het door de [medeverdachte1] opgeworpen alternatieve scenario, in het licht van voorgaande vastgestelde feiten en omstandigheden, niet aannemelijk. Het hof is van oordeel dat de verklaring dat de [medeverdachte1] vaker tassen met wapens in bewaring had, onvoldoende bepaald is, daar waar het om kennelijke bewaring en daarbij behorende handelingen ging vóór of op 17 mei 2018. Daarover is door de [medeverdachte1] immers niet concreet verklaard. Voorts biedt het alternatieve scenario ook geen aannemelijke verklaring voor het feit dat zich DNA van de [medeverdachte1] op onder meer de pin van één van de op 17 mei 2018 aangetroffen (restanten van) handgranaten bevond; juist de pin van een handgranaat wordt beroerd bij het tot ontploffing te brengen van die handgranaat. Daarbij gaat het hof er op grond van de opeenvolgende camerabeelden vanuit dat de bijrijder die de twee handgranaten tot ontploffing heeft gebracht, steeds één en dezelfde persoon is geweest.
Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de [medeverdachte1] degene is geweest die samen met een ander op 17 mei 2018 tweemaal een handgranaat tot ontploffing heeft gebracht te Delft. De combinatie van de aangetroffen DNA sporen van de [medeverdachte1] op de onderdelen van de ontplofte handgranaten samen met de specifieke combinatie van goederen die op 12 juni 2018 onder de [medeverdachte1] zijn aangetroffen, zijn hiervoor, kort gezegd, redengevend, met verwijzing naar de feiten en omstandigheden zoals die hiervoor zijn vastgesteld.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep -op gronden als vermeld in de pleitnotities- op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de anonieme getuige niet voor het bewijs gebruikt mogen worden.
Dit verweer behoeft geen bespreking, nu de verklaring van de anonieme getuige door het hof niet voor het bewijs wordt gebezigd.
Is sprake van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten
geweest?
Het hof acht naast het gemeen gevaar voor goederen ook het tenlastegelegde levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander bewezen.
Uit het proces-verbaal van de politie, team forensische opsporing, wapens, munitie en explosieven d.d. 14 juni 2018, blijkt dat er vermoedelijk gebruik is gemaakt van een Joegoslavische M75 handgranaat.
Het NFI komt in het rapport van 7 augustus 2018 tot de conclusie dat er door het gebruik van een (door het NFI onderzochte soortgelijke) scherfhandgranaat van het type M75, naast materiële schade, gevaar voor dodelijk letsel ontstaat voor personen tot op een afstand in de orde van grootte van enkele meters en gevaar voor ernstig lichamelijk letsel tot zeer ernstig lichamelijk letsel tot op een afstand in de orde van grootte van tientallen meters. De scherfwerking van met name de circa 2500 metalen kogeltjes vormt op een afstand vanaf enkele meters het grootste gevaar op letsel en schade.
In het onderhavige geval is bovendien ook een voetganger daadwerkelijk gewond geraakt in zijn gezicht doordat een uit de handgranaat afkomstig kogeltje in zijn gezicht is geschoten. Dat de ontploffingen in dit concrete geval niet tot erger letsel hebben geleid, doet aan de gevaarzetting niet af.
Gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden komt het hof tot de conclusie dat de [medeverdachte1] op 17 mei 2018 samen met een ander tot tweemaal toe een handgranaat heeft laten ontploffen, één bij [coffeeshop1] en de ander bij [coffeeshop2], terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde levert op:
1: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd;
2: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II, meermalen gepleegd;
3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
4: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III