Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van 22 april 2021 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
- een journaalbericht van 22 november 2021 met bijlagen, ingekomen op 23 november 2021;
- een e-mailbericht van 3 februari 2022 met bijlagen;
- een e-mailbericht van 23 november 2021 met bijlagen;
- een e-mailbericht van 25 november 2021 met bijlagen;
- een e-mailbericht van 4 februari 2022 met bijlagen.
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
3.De feiten
- [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ;
- [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
Ingevolge uw verzoek geven wij u onderstaand een overzicht van de opnames welke via uw vennootschappen [naam onderneming 3] BV en [naam onderneming 2] BV hebben plaatsgevonden in de afgelopen twee jaar.
4.De omvang van het geschil
- de man alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans zijn inleidende verzoek alsnog geheel, althans in ieder geval gedeeltelijk, af te wijzen althans een beslissing te nemen welke het hof in goede justitie zal vermenen te behoren;
- de proceskosten tussen partijen te verdelen zodat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
5.De motivering van de beslissing
€ 84.500,- per jaar heeft opgenomen om zijn kosten van levensonderhoud te voldoen. Verder stelt de vrouw dat de man niet heeft aangetoond welke inspanningen hij heeft verricht om een inkomensvermindering te voorkomen. Dat de man ervoor heeft gekozen om na het faillissement van [naam onderneming 1] opnieuw ondernemingen te starten waaruit hij zich niet direct een inkomen kon uitkeren, mag niet ten nadele komen van de kinderen. Een eventuele inkomstenvermindering is het gevolg van eigen gedragingen van de man en hij kan volgens de vrouw redelijkerwijs in staat worden geacht om zijn oorspronkelijke inkomen te verwerven.
€ 657,- in de periode vanaf 9 oktober 2019 tot en met 31 december 2019.
- eigen aandeel van de man: € 657,- / € 1.374,- x € 842 = € 403,-
- eigen aandeel van de vrouw: € 717,- / € 1.374,- x € 842 = € 439,-
- eigen aandeel van de man: € 690,- / € 1.526,- x € 862,- = € 390,-
- eigen aandeel van de vrouw: € 836,- / € 1.526,- x € 862,- = € 472,-
€ 888,- ruimschoots, zodat ook voor deze periode een draagkrachtvergelijking dient te worden gemaakt. De behoefte van de minderjarigen wordt als volgt verdeeld:
- eigen aandeel van de man: € 1.247,- / € 1.997,- x € 888,- = € 554,-
- eigen aandeel van de vrouw: € 750,- / € 1.997,- x € 888,- = € 334,-
- eigen aandeel van de man: € 1.133,- / € 1.776,- x € 906,- = € 578,-
- eigen aandeel van de vrouw: € 643, / € 1.776,- x € 906,- = € 328,-
6.De beslissing
- over de periode van 9 oktober 2019 tot en met 31 december 2019 op € 109,- per maand, zijnde € 54,50,- per kind per maand;
- over de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 op € 88,- per maand, zijnde € 44,- per kind per maand;
- over de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 op € 244,- per maand, zijnde € 122,- per kind per maand;
- met ingang van 1 januari 2022 op € 260,- per maand, zijnde € 130,- per kind per maand, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;