In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 2000 en ten tijde van de behandeling gedetineerd in de penitentiaire inrichting Lelystad, was beschuldigd van het voorbereiden van de invoer van verdovende middelen, specifiek cocaïne en heroïne, op de Maasvlakte in Rotterdam. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De verdachte had verklaard dat hij op de Maasvlakte was om andere goederen uit containers te halen en niet om drugs te bemachtigen. Het hof concludeerde dat er geen concrete aanknopingspunten waren die de verdachte konden verbinden met het opzettelijk voorbereiden van de invoer van drugs. De enkele aanwezigheid op een containerterminal, waar vaak verdovende middelen worden gesmokkeld, was niet voldoende voor een bewezenverklaring. Het hof sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen en gelastte de bewaring van in beslag genomen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbenden. De voorlopige hechtenis van de verdachte was eerder opgeheven op 18 maart 2022.