In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure op basis van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Het beklag was ingediend door een klager die zich gediscrimineerd voelde door uitlatingen van een predikant van de Oud Gereformeerde Mieraskerk te Krimpen aan den IJssel. De klager had aangifte gedaan van groepsbelediging en het aanzetten tot haat en discriminatie, maar de officier van justitie had besloten om de predikant niet te vervolgen. Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de context van de uitlatingen van de beklaagde en geconcludeerd dat deze uitlatingen niet als onnodig grievend kunnen worden aangemerkt. Het hof oordeelde dat de uitlatingen van de beklaagde vooral een weergave waren van zijn geloofsopvattingen en dat er geen sprake was van strafbare groepsbelediging of aanzetten tot haat. Het hof heeft het beklag van de klager afgewezen, waarbij het ook de ontvankelijkheid van de klager in het beklag bevestigde. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en de context waarin de uitlatingen zijn gedaan.