ECLI:NL:GHDHA:2022:465

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
200.297.774/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing onderbewindstelling na positieve ontwikkeling van rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een onderbewindstelling. De rechthebbende, geboren in 1981, was onder bewind gesteld op verzoek van zijn ouders vanwege een tijdelijke turbulente situatie in de familie en zijn geestelijke toestand. De ouders van de rechthebbende, die als verzoekers optraden, hebben in hoger beroep gevraagd om de opheffing van de onderbewindstelling, omdat de rechthebbende inmiddels een positieve ontwikkeling had doorgemaakt in zijn financiële situatie en leefomstandigheden. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende voldoende zelfredzaam is en weer kan terugvallen op zijn naasten voor ondersteuning indien nodig. De ouders gaven aan dat zij zich niet bewust waren van de reikwijdte van hun verzoek tot onderbewindstelling en dat de rechthebbende nooit problemen had met zijn financiën. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat het goed gaat met de rechthebbende, maar heeft verzocht om de onderbewindstelling in stand te houden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de gronden voor de onderbewindstelling niet langer aanwezig zijn en heeft de bestreden beschikking vernietigd. De onderbewindstelling is opgeheven met ingang van 1 april 2022, en de griffier is gelast om deze beslissing in het Centraal curatele- en bewindregister te aantekenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.297.774/01
zaaknummer rechtbank : 8968611 \ EJ VERZ 21-70314
beschikking van de meervoudige kamer van 16 maart 2022
inzake
[appellant 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: rechthebbende,
advocaat mr. N.T. Vogelaar te ’s-Gravenzande
en
[appellant 2]
en
[appellant 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: verzoekers,
advocaat mr. N.T. Vogelaar te ’s-Gravenzande
tegen
[naam bewindvoerderskantoor] B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de bewindvoerder.
Als informant in deze zaak is aangemerkt:
[informant] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 16 april 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Rechthebbende en verzoekers zijn op 14 juli 2021 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Van de zijde van rechthebbende en verzoekers is voorts bij het hof op 24 januari 2022 een brief van 21 januari 2022 met producties ingekomen.
2.3
De zaak is, tezamen met de zaak met zaaknummer 200.297.775/01 ter zake van het mentorschap, op 1 februari 2022 mondeling behandeld. Verschenen zijn:
- rechthebbende en verzoekers, bijgestaan door mr. J. Todorov, kantoorgenoot van mr. Vogelaar;
- de bewindvoerder, vertegenwoordigd door de heer [naam 1] ;
- [informant] .

3.De feiten

3.1
Rechthebbende is geboren op [geboortedatum] 1981 te ’ [geboorteplaats] . Hij is de zoon van verzoekers.
3.2
Bij beschikking van 9 oktober 2020 heeft de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, op verzoek van verzoekers, over de goederen die rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand met benoeming van [naam bewindvoerderskantoor] tot bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van verzoekers tot opheffing van het bewind afgewezen.
4.2
Rechthebbende en verzoekers kunnen zich niet vinden in deze beslissing. Zij verzoeken het hof om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
de bestreden beschikking te vernietigen, en
primair
te bepalen dat het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende wordt opgeheven;
subsidiair
te bepalen dat met ingang van de datum van de te wijzen beschikking aan de bewindvoerder voornoemd, ontslag wordt verleend als bewindvoerder over de goederen van rechthebbende en met ingang van dezelfde datum verzoekers tot bewindvoerders worden benoemd;
meer subsidiair
te bepalen dat met ingang van de datum van de te wijzen beschikking aan de bewindvoerder ontslag wordt verleend als bewindvoerder over de goederen van rechthebbende en met ingang van dezelfde datum mevrouw [informant] tot bewindvoerder wordt benoemd.
4.3
De bewindvoerder heeft (mondeling) verweer gevoerd en verzoekt het hof om de onderbewindstelling in stand te laten.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Het bewind kan op grond van het derde lid van voornoemd artikel eveneens worden ingesteld indien te verwachten is dat rechthebbende binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.
Op grond van artikel 1:449 lid 2 van het BW kan de rechter het bewind opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is de onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 lid 1 en 2 BW, dan wel ambtshalve.
5.2
Verzoekers stellen dat 2020 een zwaar jaar voor het gezin is geweest. Zij verloren in kort tijdbestek twee dierbare familieleden en ook corona heeft een grote impact gehad. Rechthebbende is door het wegvallen van de scouting en zijn baan bij een verhuisbedrijf in een sociaal isolement terecht gekomen. Rechthebbende kon op dat moment onvoldoende met zijn problemen bij zijn ouders terecht en er is toen hulp gezocht bij MEE Zuid-Holland. Het overlijden van hun familieleden heeft verzoekers zich doen realiseren dat zij hun nalatenschap goed wilden regelen voor rechthebbende. Daarover zijn zij in gesprek gegaan en zij hebben het advies van mevrouw [naam 2] , werkzaam bij MEE Zuid-Holland, opgevolgd en [naam bewindvoerderskantoor] ingeschakeld en verzoeken tot onderbewindstelling en mentorschap bij de kantonrechter ingediend. Deze verzoeken zijn zonder een mondelinge behandeling daarvan toegewezen. Dat deze maatregelen onmiddellijk van kracht zouden worden en welke gevolgen die maatregelen voor rechthebbende zouden hebben, hebben verzoekers geheel niet overzien. Rechthebbende heeft nooit problemen gehad met zijn financiën, maar heeft nu nauwelijks geld te besteden. Het inschakelen van de heer [naam 1] , de persoon achter [naam bewindvoerderskantoor] , is een grote fout geweest. Rechthebbende wordt enorm beperkt in zijn zelfstandigheid en vrijheid, terwijl hij al jaren in staat is geweest om zijn geld en goederen te beheren al dan niet met behulp van zijn omgeving. Ook is hij in staat beslissingen te nemen over persoonlijke zaken. Hij heeft recent een nieuwe baan gevonden, en kan zelfstandig zijn financiële zaken regelen. Rechthebbende is erg tevreden over de begeleiding die hij krijgt van zijn huidige begeleider, mevrouw [naam 3] , van Middin. Zij ziet de noodzaak van de onderbewindstelling en het mentorschap niet in. Bovendien kan rechthebbende bij vragen nu ook weer bij zijn ouders terecht. Rechthebbende en verzoekers verzoeken het hof dan ook om de bestreden beschikking te vernietigen.
5.3
De bewindvoerder heeft ter zitting het volgende verklaard. De laatste tijd gaat het goed met rechthebbende. Het mentorschap heeft niet veel voeten in aarde gehad. Rechthebbende informeert de bewindvoerder ook niet. Zo was onbekend dat rechthebbende een nieuwe arbeidsovereenkomst is aangegaan. De bewindvoerder stelt voor dat het mentorschap wordt opgeheven en de onderbewindstelling wordt gehandhaafd. Hoewel rechthebbende bij aanvang van de onderbewindstelling geen schulden had, is de bewindvoerder van mening dat het bewind niet voor niets is ingesteld. Wat betreft de persoon van de bewindvoerder refereert de bewindvoerder zich aan het oordeel van het hof.
5.4
Rechthebbende heeft ter zitting verklaard dat het heel goed gaat met hem. Zijn nieuwe baan bevalt goed en hij regelt alles zelfstandig. Dit heeft hij in het verleden ook altijd gedaan en hij ziet niet in waarom dit nu anders moet. Mocht hulp nodig zijn dan weet hij precies bij wie hij terecht kan.
5.5
Mevrouw [informant] heeft het volgende ter zitting verklaard. Zij kent rechthebbende vanaf zijn geboorte en zij acht hem zeer wel in staat om zijn financiën zelfstandig te (blijven) regelen. Hij was van jongs af aan al bewust bezig met geld en is daar zuinig op. Zij verbleef in 2020 zelf voor langere tijd in de Verenigde Staten en gedurende die periode hebben verzoekers getekend voor de onderbewindstelling en mentorschap. Volgens mevrouw [informant] hebben verzoekers geheel niet begrepen waar zij voor tekenden.
5.6
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting dat de gronden voor een onderbewindstelling voor rechthebbende niet aanwezig zijn. Uit de clientrapportage van MEE Zuid-Holland blijkt dat rechthebbende een erfelijke aandoening heeft (een micro delete op chromosoom 16) en op enig moment is vastgelopen en niet goed voor zichzelf heeft gezorgd. Hij had overgewicht en dronk teveel en in mei 2020 volgde ontslag bij het bedrijf waar hij jarenlang voor had gewerkt. Door de familieomstandigheden en corona hebben verzoekers toen een onderbewindstelling en mentorschap verzocht, zonder zich bewust te zijn van de vergaande consequenties van deze beschermingsmaatregelen. Zij beoogden uitsluitend hun vermogen voor rechthebbende bij hun overlijden goed geregeld achter te laten. Inmiddels is het hun duidelijk dat zij dit via de notaris hadden moeten regelen, in plaats van de kantonrechter te verzoeken een onderbewindstelling en mentorschap in te stellen. De beslissing van de kantonrechter kwam zonder mondelinge behandeling van het verzoek, zodat verzoekers hun verzoek niet hebben kunnen toelichten en verduidelijken. Het hof is van oordeel dat rechthebbende in staat is om zijn eigen zaken, zowel de persoonlijke als de financiële, te behartigen, zoals hij dit in het verleden steeds heeft gedaan. Ter zitting is gebleken dat het goed gaat met rechthebbende, terwijl de bemoeienis van de bewindvoerder in de afgelopen periode zeer gering is geweest. Hij heeft in augustus 2021 een certificaat behaald “Veilig werken met de Heftruck” en een nieuwe fulltime baan gevonden die hem goed bevalt. Ook is hij 40 kilo afgevallen. Hij heeft zicht op en regie over zijn eigen financiële zaken. Het contact met verzoekers en mevrouw [informant] is goed en hij weet tot wie hij zich kan wenden in het geval hij advies nodig heeft. Rechthebbende kan eveneens terugvallen op mevrouw [naam 3] , maar dit blijkt steeds minder nodig nu de doelen van de hulpverlening zijn behaald.
5.7
Gezien voormelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat van een noodzaak tot onderbewindstelling niet langer is gebleken en het hof zal de bestreden beschikking dan ook vernietigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
wijst het inleidend verzoek tot opheffing van de onderbewindstelling alsnog toe en heft het bewind op met ingang van 1 april 2022;
gelast de griffier op de voet van 1:391 BW gevolg te geven aan de aantekening van deze beslissing in het Centraal curatele- en bewindregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Mink, P.M.A.J. Bollen en E.C.C. Punselie, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier en is op 16 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.