ECLI:NL:GHDHA:2022:438
Gerechtshof Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking en verschoning in civiele procedure tegen Deloitte Holding B.V.
In deze zaak heeft [verzoeker] een verzoek tot verschoning en wraking ingediend tegen het Gerechtshof Den Haag, in het kader van een civiele procedure tegen Deloitte Holding B.V. Het verzoek tot verschoning werd ingediend door mr. M.A.M. Lem, advocaat van [verzoeker], op 13 februari 2022. De president van het hof heeft echter aangegeven dat een verschoningsverzoek alleen door de rechter zelf kan worden ingediend, conform artikel 40 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Hierop heeft mr. Lem op 14 februari 2022 een verzoek tot wraking ingediend, gericht tegen mrs. C.J. Frikkee en M.D. Ruizeveld, op dezelfde gronden als het verschoningsverzoek. De wrakingskamer heeft de ontvangst van het verzoek bevestigd en een mondelinge behandeling gepland op 16 maart 2022.
Tijdens de zitting op 16 maart 2022 was [verzoeker] niet aanwezig, maar zijn advocaat heeft het wrakingsverzoek toegelicht. [Verzoeker] stelde dat er een schijn van partijdigheid bestond, omdat mr. M.V. Ulrici, een raadsheer-plaatsvervanger, een zus heeft die partner is bij een advocatenkantoor dat Deloitte vertegenwoordigt. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat er geen zwaarwegende aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van mrs. Frikkee en Ruizeveld. De kamer heeft vastgesteld dat de banden tussen mr. Ulrici en haar zus te ver verwijderd zijn om een schijn van partijdigheid te wekken.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer de verzoeken tot verschoning en wraking afgewezen, en [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot verschoning van het hof en het verzoek tot wraking van het gehele hof. Het verzoek tot wraking van mrs. Frikkee en Ruizeveld werd eveneens afgewezen. De beslissing werd op 24 maart 2022 openbaar uitgesproken.