ECLI:NL:GHDHA:2022:437
Gerechtshof Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking en verschoning van rechters in civiele procedures
In deze zaak heeft [verzoeker] een verzoek tot verschoning en wraking ingediend tegen de rechters van het Gerechtshof Den Haag in twee civiele procedures tegen Nationale Nederlanden Personeel B.V. Tijdens een mondelinge behandeling op 11 februari 2022, waarbij de meervoudige kamer van het hof aanwezig was, heeft [verzoeker] zijn bezwaren geuit tegen mr. M.V. Ulrici, die als raadsheer-plaatsvervanger deel uitmaakte van de zittingscombinatie. Het verzoek tot verschoning werd ingediend op 13 februari 2022, maar de president van het hof heeft aangegeven dat een verschoningsverzoek alleen door de rechter zelf kan worden ingediend. Hierop heeft [verzoeker] op 14 februari 2022 een wrakingsverzoek ingediend, gericht tegen mr. Ulrici, vanwege vermeende partijdigheid en een schijn van belangenverstrengeling door haar familieband met een advocaat van een groot cliënt van Nationale Nederlanden.
De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld. Het hof oordeelde dat [verzoeker] niet ontvankelijk was in zijn verzoek tot verschoning, omdat alleen rechters een dergelijk verzoek kunnen indienen. Wat betreft het wrakingsverzoek, oordeelde de wrakingskamer dat de enkele omstandigheid dat mr. Ulrici een zus heeft die advocaat is bij een kantoor dat een cliënt van Nationale Nederlanden vertegenwoordigt, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van vooringenomenheid. Ook de bejegening van [verzoeker] door mr. Ulrici tijdens de zitting werd niet als onterecht beoordeeld. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot verschoning en in het verzoek tot wraking tegen het gehele hof.