Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
BESCHIKKING
[verdachte]
onverwijldna aanhouding van de verdachte is gedaan.
onverwijldheid.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris die op 31 januari 2022 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis voor de duur van twee weken heeft bevolen. De verdachte, geboren in 1965, heeft op 1 februari 2022 hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het Gerechtshof Den Haag heeft het hoger beroep op 17 maart 2022 behandeld in een openbare meervoudige raadkamer. De verdachte was niet aanwezig, maar haar advocaat, mr. F.H. Bruggink, heeft verklaard dat zij afstand doet van haar recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van het appel. De advocaat-generaal, mr. I.J.E.H.C. Degeling, was ook aanwezig tijdens de zitting.
Het hof heeft vastgesteld dat de behandeling van het appel enige tijd op zich heeft laten wachten, mede door twijfels over de bevoegde appel-instantie. Het hof overweegt dat het hof bevoegd is om kennis te nemen van het hoger beroep, zoals bepaald in de artikelen 6:6:20 jo. 6:6:22 en artikel 6:6:17 van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte was op 27 januari 2022 aangehouden wegens overtreding van een gebiedsverbod, en het Openbaar Ministerie heeft op 31 januari 2022 de vordering tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis ingediend.
Het hof concludeert dat er voldoende voortvarend is gehandeld door het Openbaar Ministerie en dat de rechter-commissaris op dezelfde dag nog heeft beslist op de vordering. Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep afgewezen. Deze beschikking is gegeven door de voorzitter en de leden van het hof, en is ondertekend door de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.