Uitspraak
(schorsingsverzoek/voorlopige voorziening)
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- op 12 oktober 2021 een brief van 11 oktober 2021 met bijlagen van de zijde van de rechthebbende met bijlagen;
- op 15 november 2021 van de zijde van de rechthebbende een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen;
- op 15 november 2021 van de zijde van de bewindvoerder een e-mail met bijlagen;
- op 22 november 2021 van de zijde van de bewindvoerder een e-mail met bijlagen.
- de advocaat van rechthebbende;
- de bewindvoerder, bijgestaan door zijn advocaat;
- [belanghebbende] ;
- de zoon van [belanghebbende] .
3.De feiten
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Redenen voor dit levenstestament
Aanwijzingen als een bewind wordt ingesteld
4.De omvang van het geschil
- er wordt wel degelijk voldaan aan de gronden voor onderbewindstelling. Al op 7 februari 2019 zijn ernstige cognitieve stoornissen bij de rechthebbende vastgesteld. De internist heeft de diagnose dementie vastgesteld. De medische verklaring waar de rechthebbende naar verwijst is ten behoeve van een testament opgesteld;
- de bewindvoerder was niet op de hoogte van het levenstestament;
- de voorkeur van de rechthebbende in het levenstestament moet niet worden gevolgd want er zijn gegronde redenen die zich tegen de benoeming verzetten. [belanghebbende] heeft misbruik van de haar verleende volmacht gemaakt; de financiële uitgaven die [belanghebbende] heeft verricht vanuit de bankrekening van de rechthebbende kunnen naar aard en omvang niet gerekend worden tot het normale uitgavenpatroon van de rechthebbende;
- [belanghebbende] is nimmer de levensgezel van de rechthebbende geweest en is dus niet belanghebbende in deze procedure;
- de advocaat van de rechthebbende kan niet rechtmatig optreden namens de rechthebbende, aangezien hij zijn wil niet kan bepalen. [belanghebbende] is niet bevoegd namens de rechthebbende op te treden.
5.De motivering van de beslissing
€ 244.392,99 is gestort op de bankrekening van de rechthebbende vanwege dit transport zijn er zeer kort daarna diverse schenkingen gedaan:
- op 25 december 2020 een bedrag van € 400,- aan mevrouw [belanghebbende] met kenmerk “zoals afgesproken”;
- op 26 december 2020 een bedrag van € 2.000,- aan [naam 1] , met kenmerk “Schenking, liefs [namen] ”;
- op 26 december 2020 een bedrag van € 2.000,- aan mevrouw [belanghebbende] , met kenmerk “Goede kerst liefs [naam 2] ”;
- op 27 december 2020 een bedrag van € 1.000,- aan [naam 3] , met kenmerk “schenking [naam 2] ”;
- op 28 december 2020 een bedrag van € 1.000,- aan [naam 4] , met kenmerk “Schenking, liefs [namen] ”;
- op 28 december 2020 een bedrag van € 2.200,- aan [de zoon van belanghebbende] , met kenmerk “Schenking [naam 5] ”;
- op 28 december 2020 een bedrag van € 2.200,- aan [de zoon van belanghebbende] , met kenmerk “Schenking [naam 6] ”;
- op 28 december 2020 een bedrag van € 2.000,- aan [naam 7] , met kenmerk “Liefs [naam 8] ”;
- op 28 december 2020 een bedrag van € 2.200,- aan [naam 9] , met kenmerk “Schenking”;
- op 28 december 2020 een bedrag van € 2.200,- aan [naam 10] , met kenmerk “Schenking”;
- op 28 december 2021 een bedrag van € 5.000,- aan [naam 11] , met kenmerk “Schenking”:
- op 28 december 2020 een bedrag van € 5.000,- aan [naam 12] , met kenmerk “Schenking”;
- op 28 december 2020 een bedrag van € 5.000,- aan [de zoon van belanghebbende] , met kenmerk “Schenking”;
- op 29 december 2020 een bedrag van € 500,- aan [naam 13] , met kenmerk “Kadootje opa [naam 2] ”;
- op 29 december 2020 een bedrag van € 1.000,- aan [naam 14] , met kenmerk “Schenking, Liefs [namen] ”;
- op 29 december 2020 een bedrag van € 45.000,- aan mevrouw [belanghebbende] , met kenmerk “Schenking 2020”;
- op 4 januari 2021 een bedrag van € 2.800,- aan [de zoon van belanghebbende] , met kenmerk “schenking [naam 6] 2021”;
- op 4 januari 2021 een bedrag van € 2.800,- aan [de zoon van belanghebbende] , met kenmerk “schenking 2021 [naam 5] ”;
- op 4 januari 2021 een bedrag van € 2.800,- aan [naam 10] , met kenmerk “schenking 2021”;
- op 4 januari 2021 een bedrag van € 5.000,- aan [naam 12] , met kenmerk “schenking 2021”;
- op 4 januari 2021 een bedrag van € 1.700,- aan [naam 1] , met kenmerk “schenking”;
- op 4 januari 2021 een bedrag van € 2.800,- aan [naam 9] , met kenmerk “schenking 2021”;
- op 4 januari 2021 een bedrag van € 3.300,- aan [de zoon van belanghebbende] , met kenmerk “schenking 2021”;
- op 4 januari 2021 een bedrag van € 5.000,- aan [naam 11] , met kenmerk “schenking 2021”;
- op 13 januari 2021 een bedrag van € 32.288,- aan mevrouw [belanghebbende] , met kenmerk “Schenking 2021”.
€ 10.200,- vanwege ‘de kosten van de verhuizing’. Onweersproken heeft de bewindvoerder gesteld dat er inmiddels een bedrag van € 165.912,84 is onttrokken aan het vermogen van de rechthebbende. De bewindvoerder heeft verklaard dat van het vermogen nog ongeveer € 70.000,- resteert; dit betekent dat het overgrote deel van het vermogen na de levering van de woning is uitgegeven. Het hof is van oordeel dat [belanghebbende] aldus in strijd met de belangen van de rechthebbende heeft gehandeld.