ECLI:NL:GHDHA:2022:386

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
200.298.641/01-02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mentorschap en belangenbehartiging in het kader van een levenstestament

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de instelling van een mentorschap voor betrokkene, die als gevolg van zijn geestelijke en lichamelijke toestand niet in staat is zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. Betrokkene had eerder een levenstestament opgesteld waarin hij mevrouw [belanghebbende] als gevolmachtigde had aangewezen. Echter, door de strijd tussen betrokkene en de mentor, die zijn zoon is, en de onvoldoende belangenbehartiging door de gevolmachtigde, oordeelde het hof dat een onafhankelijke mentor noodzakelijk was. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter vernietigd voor zover het betreft de benoeming van de mentor en benoemde een professionele mentor. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is genomen in het belang van betrokkene, die lijdt onder de conflicten binnen de familie en behoefte heeft aan een zorgvuldige belangenbehartiging.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.298.641/01 (hoofdzaak) + 200.298.641/02
(schorsingsverzoek/voorlopige voorziening)
zaak-/ rekestnummer rechtbank : 9272637 \ EJ VERZ 21-78925
beschikking van de meervoudige kamer van 2 maart 2022
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat aanvankelijk mr. K. Aantjes, thans mr. C.J.M. Stubenrouch te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de mentor,
advocaat mr. J.W.G. van der Wallen te Voorburg.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [belanghebbende] .
Als informant is aangemerkt:
[informant] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de zoon van [belanghebbende] .

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 16 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Betrokkene is op 29 juli 2021 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Op 30 september 2021 hebben betrokkene en [belanghebbende] een verzoekschrift ingediend bij het hof strekkende tot schorsing van de werking van de bestreden beslissing/ tot het treffen van een voorlopige voorziening, waarin is verzocht om [belanghebbende] te benoemen tot mentor, met veroordeling van de mentor in de kosten van die procedure.
2.3
De mentor heeft op 29 oktober 2021 een verweerschrift ingediend.
2.4
Verder zijn bij het hof ingekomen:
  • op 12 oktober 2021 een brief van 11 oktober 2021 met bijlagen van de zijde van betrokkene met bijlagen;
  • op 15 november 2021 van de zijde van betrokkene een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen;
  • op 15 november 2021 van de zijde van de bewindvoerder een e-mail met bijlagen;
  • op 22 november 2021 van de zijde van de mentor een e-mail met bijlagen.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 25 november 2021 plaatsgevonden. Gelijktijdig is het hoger beroep betreffende de onderbewindstelling van betrokkene (zaaknummer 200.298.644/01) tevens houdende een verzoek tot schorsing en het treffen van voorlopige voorzieningen (zaaknummer: 200.298.644/02) behandeld. Verschenen zijn:
  • de advocaat van betrokkene;
  • de mentor, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [belanghebbende] ;
  • de zoon van [belanghebbende] .
Ter zitting waren eveneens aanwezig: de echtgenote van de mentor. Partijen hebben beiden pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten en hetgeen in hoger beroep is vast komen te staan. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Betrokkene is de vader van de mentor. Het huwelijk van betrokkene en de moeder van de mentor is door het overlijden van de moeder op [datum] 2007 ontbonden.
3.3
Enige tijd na het overlijden van moeder is tussen betrokkene en [belanghebbende] een vriendschap dan wel een relatie ontstaan. Zij hebben geen gemeenschappelijke huishouding gevoerd. Betrokkene is in 2011 verhuisd vanuit [plaats 1] naar een door hem aangekochte woning in [plaats 2] .
3.4
Betrokkene heeft op [datum] 2015 een algemene volmacht/levenstestament notarieel laten opstellen. Voor zover van belang is daarin bepaald:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
1.
Redenen voor dit levenstestament
Met dit levenstestament wil ik duidelijk vastleggen wie tijdens mijn levens namens mij kan handelen als ik dat zelf niet (meer) kan en onder welke voorwaarden. In het hiernavolgende geef ik aan wat mijn wensen zijn.
De in dit levenstestament opgenomen volmachten eindigen uitdrukkelijk niet als ik vanwege mijn slechte fysieke of geestelijke gezondheid niet langer in staat ben mijn wil te bepalen. Ik geef deze volmachten juist om mede in deze situaties de gevolmachtigde in staat te stellen mijn belangen te behartigen.
Het is mijn bedoeling dat de in dit levenstestament opgenomen bepalingen nauwkeurig worden nageleefd, ook als inmiddels enige tijd is verstreken sinds ik dit levenstestament heb opgemaakt. Als mijn opvattingen wijzigen of als gewijzigde omstandigheden daar aanleiding toe geven, zal ik dit levenstestament wijzigen of herroepen.
Dit levenstestament is van belang voor alle personen die beslissingen voor of over mij moeten nemen tijdens mijn leven.
(…)
HOOFDSTUK 2. PERSOONLIJKE WENSEN
1. Giften
Ik wens niet dat anderen namens mij giften doen, ook niet aan algemeen nut beogende instellingen. Als ik zelf opdrachten heb gegeven tot doorlopende periodieke overboekingen vanaf mijn bankrekening, mogen deze voortgezet worden.
(…)
HOOFDSTUK 3. VOLMACHT
1. Volmachtverlening
Ik verleen volmacht aan:
mevrouw [belanghebbende] (…)
hierna ook te noemen: ‘de gevolmachtigde’;
om mijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen.
Ik verzoek de gevolmachtigde zo veel mogelijk rekening te houden met de hiervoor opgenomen persoonlijke wensen.
Omvang volmacht
Deze volmacht is een algemene volmacht in de zin van artikel 3:62 lid 1 Burgerlijk Wetboek en strekt zich uit tot vertegenwoordiging in alle handelingen op het gebied van het personenrecht, het verbintenissenrecht, het familierecht, het zakenrecht, het fiscaal recht, het procesrecht en elk ander rechtsgebied,
waaronder uitdrukkelijk begrepen daden van beschikking met inbegrip van het verrichten van schenkingen.
(…)
4. Einde volmacht
Deze volmacht eindigt:
a. door mijn dood, ondercuratelestelling of mijn faillissement of het ten aanzien van mij van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen;
(…)
c. als mijn vermogen geheel onder bewind wordt gesteld in de zin van artikel 1:409 of 1:431 Burgerlijk Wetboek. (…)
HOOFDSTUK 6. MENTORSCHAP
Als ik als gevolg van mijn lichamelijke of geestelijke toestand niet of moeilijk in staat ben mijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, verzoek ik de kantonrechter daarbij de volgende wensen van mij in acht te nemen:
1. Benoeming mentor
Ik wens dat mevrouw [belanghebbende] , voornoemd, wordt benoemd tot mentor.
(…)”
3.5
Sinds november 2020 heeft betrokkene in het verzorgingshuis ‘ [naam verzorgingshuis] ’ te [plaats 3] verbleven. Sedert 17 november 2021 verblijft betrokkene in woonzorgcentrum ‘ [naam woonzorgcentrum] ’ te [plaats 4] in een gesloten setting.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene met benoeming van de mentor tot mentor.
4.2
Betrokkene verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het inleidend verzoek van de mentor tot instelling van het mentorschap over hem af te wijzen, althans [belanghebbende] tot mentor te benoemen, met veroordeling van de mentor in de kosten van het hoger beroep.
Betrokkene voert het volgende aan. De gronden voor mentorschap doen zich niet voor. Betrokkene is in staat zijn belangen naar behoren te behartigen. Hij verwijst daarvoor naar de medische verklaring van 27 oktober 2020. Subsidiair voert betrokkene aan dat, als er al aanleiding is voor mentorschap, zijn levensgezel [belanghebbende] voornoemd moet worden benoemd tot mentor. Zij heeft de uitdrukkelijke voorkeur van betrokkene. Hij wijst daarbij op hetgeen hij heeft verklaard in het levenstestament. De mentor wist van het bestaan van dit levenstestament af maar heeft de kantonrechter daarover ten onrechte voorgelogen. Er bestaat al enkele jaren geen contact meer tussen betrokkene en de mentor. Daarnaast heeft de mentor beslag gelegd op de bankrekeningen van betrokkene met betrekking tot het aan de mentor toekomende erfdeel uit de nalatenschap van zijn moeder, terwijl partijen ook zonder meer buiten rechte een regeling hadden kunnen treffen. Mede om die reden is sprake van gegronde bezwaren tegen de benoeming van de mentor.
4.3
De mentor verzoekt betrokkene en [belanghebbende] niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoeken en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van betrokkene en [belanghebbende] in de proceskosten.
De mentor verweert zich – kort samengevat – als volgt:
  • er wordt wel degelijk voldaan aan de gronden voor mentorschap. Al vanaf 7 februari 2019 is sprake van ernstige cognitieve stoornissen bij betrokkene. De internist heeft de diagnose dementie vastgesteld. De medische verklaring waar betrokkene naar verwijst stemt niet overeen met de diagnose van de internist. Ten onrechte wordt in die verklaring opgemerkt dat er geen contact is met de mentor. Daarnaast is deze verklaring opgesteld ten behoeve van een testament;
  • de mentor heeft altijd contact met zijn vader behouden; het is [belanghebbende] die zorgt voor veel spanningen in de familie;
  • de mentor was niet op de hoogte van het levenstestament;
  • de voorkeur van betrokkene in het levenstestament moet niet worden gevolgd want er zijn gegronde redenen die zich tegen de benoeming verzetten. [belanghebbende] heeft misbruik gemaakt van omstandigheden. De financiële handelingen die [belanghebbende] heeft gedaan kunnen naar aard en omvang niet gerekend worden tot het normale uitgavenpatroon van betrokkene;
  • [belanghebbende] is nimmer de levensgezel van betrokkene geweest en is dan ook niet belanghebbende;
  • de advocaat van betrokkene kan niet rechtmatig optreden namens betrokkene, aangezien hij zijn wil niet kan bepalen. [belanghebbende] is niet bevoegd namens betrokkene op te treden.

5.De motivering van de beslissing

Belanghebbende
5.1
Op grond van artikel 798 lid 1 eerst volzin Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt onder belanghebbende verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. Lid 2 bepaalt, voor zover van belang, dat in zaken van mentorschap onder belanghebbenden bovendien worden verstaan de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel en de kinderen of, bij gebreke van dezen, de ouders, broers en zusters van degene wiens goederen het betreft.
5.2
Naar het oordeel van het hof is [belanghebbende] belanghebbende als “andere levensgezel” in de zin van artikel 798 lid 2 Rv, nu zij al jarenlang veel samen is met betrokkene, zij veel met elkaar zijn opgetrokken en [belanghebbende] voor betrokkene zorgt, althans zorg voor hem heeft gedragen.
Bevoegdheid advocaat betrokkene
5.3
Het hof merkt op dat, alhoewel de wilsbekwaamheid van betrokkene kan worden betwijfeld, de mogelijkheid moet openstaan om een hem eventueel niet welgevallige beslissing aan de rechter voor te leggen. Niet is komen vast te staan dat betrokkene, die zelf niet om een mentorschap heeft verzocht, de procedure in hoger beroep niet heeft gewenst en dat deze uitsluitend aanhangig is gemaakt op verzoek van [belanghebbende] . De advocaat heeft bovendien ervoor in te staan, dat hij betrokkene kan vertegenwoordigen. Het hof gaat dan ook voorbij aan de stelling van de mentor dat de advocaat van betrokkene niet bevoegd is en het hoger beroep uitsluitend is ingegeven door [belanghebbende] .
Schorsingsverzoek
5.4
Betrokkene en [belanghebbende] verzoeken schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking.
5.5
Nu het verzoek tot schorsing gelijktijdig met de hoofdzaak is behandeld en het hof daarop heden zal beslissen, is er, zoals ter zitting is voorgehouden, geen belang bij een beslissing op de verzochte schorsing van de werking van de bestreden beschikking. Betrokkene en mevrouw [belanghebbende] zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit verzoek.
Treffen voorlopige voorzieningen
5.6
Nu het hof uitspraak doet in de hoofdzaak, hebben betrokkene en [belanghebbende] , geen belang meer hebben bij hun verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen. Het hof zal betrokkene en [belanghebbende] dan ook niet-ontvankelijk verklaren in dit verzoek.
Mentorschap
5.7
Op grond van artikel 1:450 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kantonrechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
Het mentorschap kan op grond van het derde lid van voornoemd artikel eveneens worden ingesteld, indien te verwachten is dat een meerderjarige binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.
5.8
Het hof is van oordeel dat betrokkene begeleiding nodig heeft bij zaken van niet-vermogensrechtelijke aard. Uit de overgelegde stukken is gebleken dat in september 2019 door de internist ouderengeneeskunde is vastgesteld dat bij betrokkene sprake is van klachten die passend zijn bij een dementie met een vasculaire component. Neuropsychologisch onderzoek op 2 september 2019 heeft uitgewezen dat sprake is van matige tot ernstige cognitieve stoornissen. Betrokkene is toen aangemeld voor een casemanager dementie. Deze klachten zijn al eerder opgetreden, in elk geval vanaf begin februari 2019, toen betrokkene is beoordeeld op de poli ouderengeneeskunde. Niet ter discussie staat dat betrokkene, die woonachtig is in Woonzorgcentrum [naam woonzorgcentrum] te [plaats 4] , ondersteuning nodig heeft bij zelfzorg. Aan de medische verklaring van 27 oktober 2020 door de arts [naam arts] , opgesteld op verzoek van [naam notaris] , notaris, gaat het hof voorbij. Weliswaar wordt daarin verklaard dat betrokkene gelet op zijn lichamelijke en geestelijke toestand goed in staat wordt geacht zijn belangen naar behoren te kunnen behartigen, maar daarin wordt in het geheel geen melding gemaakt van voormelde bevindingen van de internist-ouderengeneeskunde. In de verklaring is vermeld dat de medische beoordeling heeft plaatsgevonden wegens het wijzigen van een testament, terwijl tijdens de zitting namens [belanghebbende] is aangegeven dat deze verklaring is opgesteld vanwege de schenkingen die betrokkene voornemens was om te doen na de verkoop van zijn woning. Deze verklaring roept dan ook meerdere vragen op.
In het licht van de hiervoor geschetste omstandigheden is het hof van oordeel dat wordt voldaan aan de door de wet gestelde criteria voor het mentorschap, aangezien betrokkene ten gevolge van dementie niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
5.9
Een minder ingrijpende maatregel, zoals neergelegd in het levenstestament waarbij [belanghebbende] als gevolmachtigde van betrokkene zal optreden, biedt op dit moment onvoldoende bescherming aan zijn belangen en wel om de volgende redenen.
5.1
Het hof is van oordeel dat [belanghebbende] als gevolmachtigde niet transparant heeft geopereerd en heeft twijfel of zij de belangen van betrokkene goed heeft behartigd. Als vertegenwoordiger van betrokkene is zij onzorgvuldig met het vermogen van betrokkene omgesprongen zoals blijkt uit de beschikking betreffende de onderbewindstelling waarin gelijktijdig door dit hof uitspraak zal worden gedaan. Het hof acht dit in geheel niet in het belang van betrokkene, want als er zorg moet worden ingekocht, is het van belang dat er vermogen is.
5.11
Naast deze contra-indicaties, is sprake van een ernstige verstoorde verhouding tussen [belanghebbende] aan de ene kant en de mentor aan de andere kant. Het wantrouwen over en weer en de strijd tussen [belanghebbende] en de mentor zijn niet in het belang van betrokkene. Dit blijkt onder andere uit de brieven van 14 juni 2021 en 16 augustus 2021 van Stichting [naam stichting] , de stichting waar betrokkene tot 17 november 2021 verbleef. Daarin is aangegeven dat de gevolgen van het familieconflict ingrijpend zijn en dat betrokkene daar ernstig onder lijdt. Zo zijn er conflicten geweest over de vraag wie betrokkene in het verzorgingshuis kon bezoeken. De Stichting [naam stichting] heeft vanwege de ernst van de situatie een melding gedaan bij de Inspectie Volksgezondheid, omdat betrokkene ernstig lijdt onder de situatie en de zorginstelling daar geen invloed op heeft maar wel wordt geconfronteerd met onbegrepen gedrag van betrokkene.
5.12
Het hof is dan ook van oordeel dat de noodzaak voor het mentorschap, ondanks het bestaan van het levenstestament, aanwezig is. Of betrokkene op het moment van het opstellen van het levenstestament, dat inmiddels bijna zeven jaar geleden is opgesteld, in staat was zijn wil te bepalen, speelt daarbij in deze zaak naar het oordeel van het hof geen rol.
Te benoemen mentor
5.13
Aan de orde is de vraag wie tot mentor moet worden benoemd.
5.14
Op grond van artikel 1:452 lid 1 BW benoemt de rechter bij het instellen van het mentorschap of zo spoedig mogelijk daarna een mentor en vergewist hij zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Op grond van artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. In de gevallen waarin geen sprake is van een uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene voor een mentor of wanneer die niet wordt gevolgd door de rechter, gaat de voorkeur ingevolge 1:452 lid 4 BW uit naar benoeming van de echtgenoot, geregistreerde partner dan wel andere levensgezel. Indien die niet aanwezig zijn of deze wettelijke voorkeur niet wordt gevolgd dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd.
5.15
Uit het levenstestament van betrokkene blijkt dat, indien ondanks het levenstestament mentorschap wordt uitgesproken, het zijn uitdrukkelijke voorkeur heeft dat [belanghebbende] wordt benoemd tot mentor. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, verzetten gegronde redenen zich naar het oordeel van het hof tegen deze benoeming. Gezien de huidige verhoudingen tussen [belanghebbende] en de mentor ziet het hof aanleiding een professionele mentor te benoemen. Het hof zal dan ook met ingang van heden de mentor ontslaan en een professionele mentor benoemen.
5.16
Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen voor zover het betreft de persoon van de mentor.
Proceskosten
5.17
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren. Het hof ziet geen aanleiding om een van de belanghebbenden in de kosten van de procedures te veroordelen. De verzoeken hiertoe over en weer zullen worden afgewezen.
5.18
Het hof beslist als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
verklaart betrokkene en [belanghebbende] niet-ontvankelijk in hun verzoeken tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking en tot het treffen van voorlopige voorzieningen;
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 16 juli 2021 voor zover het betreft de benoeming van de mentor als zodanig met ingang van heden, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verleent met ingang van heden ontslag aan de mentor als mentor van betrokkene;
benoemt tot mentor:
OpRecht Leiden
Rijnsburgersingel 61
2316 XX Leiden
T. 085 – 401 97 17
E.
oprecht@oprechtleiden.nl;
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Mink, D.H. Steenmetser-Bakker en G.G.B. Boelens, bijgestaan door mr. M.J. de Klerk als griffier en is op 2 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.