ECLI:NL:GHDHA:2022:366
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling na eerdere verlenging van de looptijd
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Rotterdam had eerder op 13 januari 2022 de schuldsaneringsregeling beëindigd, omdat de appellante niet voldeed aan haar verplichtingen. De appellante had nieuwe schulden gemaakt en een boedelachterstand laten ontstaan, wat leidde tot de beëindiging van de regeling. De appellante stelde in hoger beroep dat zij niet verwijtbaar tekortgeschoten was en dat de nieuwe schulden voortvloeiden uit bestaande rechtsverhoudingen, waar zij geen invloed op had. Het hof oordeelde echter dat de appellante haar verplichtingen niet naar behoren was nagekomen, ondanks herhaalde waarschuwingen van de bewindvoerder en de rechtbank. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en gaf aan dat de appellante met behulp van haar zoon een akkoord kan aanbieden aan de schuldeisers, maar dat er onvoldoende aanleiding was voor voortzetting van de schuldsaneringsregeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor schuldenaren om actief samen te werken met hun bewindvoerders en de gevolgen van het niet nakomen van verplichtingen in het kader van de schuldsanering.